Notawisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake surplus guldens en civil affairs goederen, Ottawa, 09-05-1949

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 09-05-1949 t/m heden

Notawisseling tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake surplus guldens en civil affairs goederen

Authentiek : EN

DEPARTMENT OF EXTERNAL AFFAIRS

CANADA

No. 41.

Ottawa, May 3, 1949.

Sir:

  • 1. In pursuance of the discussions between representatives of our two governments concerning settlement for the remaining claims of the Government of Canada against the Government of the Royal Kingdom of The Netherlands, arising out of the war, I have the honour to propose full settement of these claims in the manner and terms set forth in the following paragraphs.

  • 2. The Government of Canada agrees to accept an amount of $ 8,105,203.89 partially in guilders and partially in deferred dollar payments, as further specified in paragraph 6 below, in full settlement of the claims described in paragraphs 3 and 4, and in connection with this settlement agrees to take the action described in paragraph 5.

  • 3. The settlement described in paragraph 2 shall cover the claim of the Government of Canada to payment of $ 13,839,170.60 for reimbursement in respect of Canada's share of the value of supplies distributed to the civilian population of The Netherlands by the combined military authority under the Supreme Allied Command. In arriving at this settlement the Government of Canada has taken note of the exceptional hardships suffered by The Netherlands' population in the last months of prolonged enemy occupation and the particularly valuable services rendered by these civilians in support of military operations at this time, as well as the serious long-term effects of the war upon The Netherlands economy.

  • 4. The settlement described in paragraph 2 shall also cover the claim of the Government of Canada to the release for expenditure for general purposes of the agreed amount of 6,290,892.27 guilders, as of October 16, 1948 (equivalent to $2,371,237.19 Canadian at current rates of exchange), acquired after the monetary reforme of September, 1945, in The Netherlands, and held by Canadian Army authorities in bank accounts from which payments have, by arrangement, been permitted only for the purpose of meeting the very limited requirements of the Canadian Army in The Netherlands.

  • 5. In consideration of the settlement of the claims described above and in view of the fact that in September, 1945, the Government of the Royal Kingdom of The Netherlands found it necessary to carry through a general measure of demonetization of its currency then outstanding as an essential part of a program of monetary and fiscal reform, and also in view of the circumstances under which before this reform guilders were accumulated by Canadian Army authorities beyond the amounts advanced and later repaid in accordance with pre-arranged plans, the Government of Canada will relinquish its claim in respect of an amount of 40,707,251.74 guilders held by the Canadian Army authorities in the form of guilder notes and bank accounts at the time of the demonetization of such guilder notes and the stoppage of payment of such guilder bank accounts by The Netherlands Government as a result of the aforesaid.

  • 6. The Government of Canada agrees to accept the amount of $ 8,105,203.89 specified in paragraph 2 above to the extent of $ 2,371,237.19 in the form of the release, as from October 16, 1948, of the amount of 6,290,892.27 guilders held in the account described in paragraph 3 above, for expenditures in The Netherlands by the Canadian Government for general governmental purposes or for expenditure in The Netherlands by Canadians for cultural or educational purposes. The Government of Canada will accept payment of the remainder of the amount of settlement agreed upon, being an amount of $ 5,733,966.70, in the form of 10 equal, annual payments of $ 573,396.67. The first of these instalments will be payable on December 31, 1952, and the remaining instalments on December 31 in each of the 9 succeeding years. Such payments are to be made in Canadian dollars obtained from sources from which Canadian dollars may be obtained for the purpose of payments under the financial agreement dated February 5, 1946, and supplementary agreements dated January 29, 1947, and May 20, 1947, between the Government of Canada and the Government of the Royal Kingdom of The Netherlands.

  • 7. If the Government of the Royal Kingdom of The Netherlands accepts these proposals, it is suggested that this Note and your reply should be regarded as constituting an agreement between the two governments.

I have the honour to be,

Sir,

Your obedient servant,

A. D. P. HEENEY

Secretary of State

for External Affairs.

The Charge d'Affaires, a.i.,

The Netherlands Embassy,

Ottawa.

May 9th, 1949.

No. 1735.

Sir,

I have the honour to acknowledge receipt of your Note No. 41, dated May 3rd, 1949, proposing a settlement of the remaining claims of the Government of Canada against the Government of the Kingdom of the Netherlands, and I am pleased to inform you that the Netherlands Government fully agrees to the manner and to the terms of settlement set forth therein.

Acting under instructions from my Government, I herewith accept the proposals of the Government of Canada for the settlement of these claims. I also agree that your Note No. 41 of May 3rd and my reply of today's date shall be regarded as constituting an agreement between the Governments of Canada and of the Netherlands.

On this occasion I wish to express the appreciation and gratefulness of my Government for the settlement which has now been reached, and for the understanding shown by the Canadian Government for the serious problems of financial and economic rehabilitation in the Netherlands as a result of the hardships and devastation suffered during the war.

I have the honour to be,

Sir,

Your obedient servant,

H. F. ESCHAUZIER.

The Secretary of State for External Affairs,

East Block,

Ottawa.

Vertaling : NL

DEPARTEMENT VAN BUITENLANDSE ZAKEN

CANADA

No. 41.

Ottawa, 3 Mei 1949.

Mijnheer,

  • 1. Overeenkomstig de besprekingen tussen vertegenwoordigers van onze twee Regeringen, nopens een regeling voor de resterende vorderingen van de Canadese Regering op de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, voortvloeiende uit de oorlog, heb ik de eer volledige vereffening van deze vorderingen voor te stellen op de wijze en voorwaarden uiteengezet in de volgende paragrafen.

  • 2. De Canadese Regering stemt er in toe een bedrag van $ 8 105 203,89 te aanvaarden, ten dele in guldens en ten dele in uitgestelde dollarbetalingen, zoals verder gespecificeerd in paragraaf 6, ter volledige afwikkeling van de vorderingen beschreven in paragraaf 3 en 4 en in verband met deze regeling stemt zij er in toe te handelen zoals omschreven in paragraaf 5.

  • 3. De regeling beschreven in paragraaf 2 zal de vordering van de Canadese Regering dekken voor betaling van $ 13 839 170,60 voor schadeloosstelling met betrekking tot Canada's aandeel in de waarde van de onder de burgerbevolking van Nederland door de gecombineerde militaire autoriteiten onder de „Supreme Allied Command” verdeelde voorraden.

    Om tot deze regeling te komen, heeft de Canadese Regering nota genomen van de uitzonderlijke ontberingen, welke door de Nederlandse bevolking werden geleden gedurende de laatste maanden van voortgezette vijandelijke bezetting en de bijzonder waardevolle diensten, welke door deze burgers werden verleend ter ondersteuning van de militaire operaties gedurende dat tijdperk, zomede van de ernstige oorlogsgevolgen op lange termijn op de Nederlandse economie.

  • 4. De regeling beschreven in paragraaf 2 omvat ook de eis van de Canadese Regering tot de vrijgave voor uitgaven voor algemene doeleinden van het per 16 October 1948 overeengekomen bedrag van f 6 290 892,27 (gelijkwaardig aan 2 371 237,19 Canadese dollars tegen lopende wisselkoersen) verkregen na de monetaire geldzuivering in Nederland van September 1945 en door Canadese legerautoriteiten op bankrekening gehouden van welk bedrag bij overeenkomst betalingen slechts werden toegestaan met het doel de zeer kleine behoeften van het Canadese leger in Nederland te dekken.

  • 5. De vereffening van de hierboven omschreven vorderingen in aanmerking nemend en met het oog op het feit dat in September 1945 de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden het noodzakelijk achtte een algemene maatregel van ontwaarding van zijn toen uitstaand papiergeld door te voeren, als een essentieel deel van een programma van monetaire en fiscale hervorming en ook met het oog op de omstandigheden, waarmede vóór deze hervorming guldens waren geaccumuleerd door Canadese legerautoriteiten boven de voorgeschoten en later terugbetaalde bedragen, zulks overeenkomstig tevoren beraamde plannen, zal de Regering van Canada haar vordering laten vallen met betrekking tot een bedrag van f 40 707 251,74, in het bezit van de Canadese legerautoriteiten in de vorm van guldenbankbiljetten en banktegoeden ten tijde van de ontwaarding van deze guldenbiljetten en het stoppen van betaling van deze guldenbanktegoeden door de Nederlandsche Bank als een gevolg van het bovengestelde.

  • 6. De Canadese Regering stemt er in toe, het bedrag van $ 8 105 203,89, zoals aangeduid in paragraaf 2 te aanvaarden tot een waarde van $ 2 371 237,19 in de vorm van de vrijgave per 16 October 1948 van het bedrag van f 6 290 892,27, gehouden in rekening, zoals beschreven in paragraaf 3, voor uitgaven in Nederland door de Canadese Regering voor algemene regeringsdoeleinden of voor uitgaven in Nederland door Canadezen voor culturele of opvoedkundige doeleinden. De Canadese Regering zal betaling van de rest van het overeengekomen bedrag van vereffening aanvaarden, zijnde een bedrag van $ 5 733 966,70 in de vorm van 10 gelijke, jaarlijkse betalingen van $ 573 396,67. De eerste van deze termijnen zal betaalbaar zijn op 31 December 1952 en de resterende termijnen op 31 December van elk der 9 opvolgende jaren. Deze betalingen moeten geschieden in Canadese dollars, verkregen van bronnen waaruit Canadese dollars verkregen mogen worden voor betalingen genoemd in de financiële overeenkomst, gedateerd 5 Februari 1946 en aanvullende overeenkomsten gedateerd 29 Januari 1947 en 20 Mei 1947 tussen de Canadese Regering en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 7. Indien de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden deze voorstellen aanvaardt, wordt voorgesteld deze nota en Uw antwoord te beschouwen als vormende een overeenkomst tussen de twee Regeringen.

Ik heb de eer te zijn,

Mijnheer,

Uw gehoorzame dienaar,

A. D. P. HEENEY

voor de Minister

van Buitenlandse Zaken.

Chargé d'Affaires a.i., Nederlandse

Ambassade, Ottawa.

No. 1735.

9 Mei 1949.

Mijnheer,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uw nota No. 41, d.d. 3 Mei 1949, houdende een voorstel voor de regeling van de resterende vorderingen van de Canadese Regering op de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, en ik heb het genoegen U mede te delen, dat de Nederlandse Regering geheel instemt met de wijze en de voorwaarden van afdoening zoals daarin werd uiteengezet.

Handelende in opdracht van mijn Regering aanvaard ik hiermede de voorstellen van de Canadese Regering voor de vereffening van deze vorderingen. Ik stem er eveneens mede in, dat Uw nota Nr. 41 van 3 Mei j.l. en mijn antwoord d.d. heden zullen worden beschouwd een overeenkomst te vormen tussen de Regeringen van Canada en van het Koninkrijk der Nederlanden.

Bij deze gelegenheid wens ik uiting te geven aan de waardering en de dankbaarheid van mijn Regering voor de regeling welke nu is bereikt en voor het begrip door de Canadese Regering getoond voor de ernstige problemen van financieel en economisch herstel in Nederland als een gevolg van de ontberingen en de verwoestingen waarvan het land gedurende de oorlog te lijden heeft gehad.

Ik heb de eer te zijn,

Mijnheer,

Uw geh. dienaar,

Mr. H. F. ESCHAUZIER.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

East Block,

Ottawa.

Naar boven