Bijzonder Protocol inzake de aanvullende uitkering ingevolge de Franse wet van 30 [...] houdende instelling van een “Fonds National de Solidarité”, Parijs, 11-01-1958

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-12-1958 t/m heden

Bijzonder Protocol inzake de aanvullende uitkering ingevolge de Franse wet van 30 juni 1956 houdende instelling van een “Fonds National de Solidarité”

Authentiek : FR

Protocole spécial relatif à l'allocation supplémentaire de la loi française du 30 juin 1956 portant institution d'un Fonds National de Solidarité

Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas et le Gouvernement de la République Française,

Considérant d'une part, que l'allocation supplémentaire instituée en France par la loi du 30 juin 1956 portant institution d'un Fonds National de Solidarité est une prestation nouvelle, financée par le Budget de l'Etat en dehors de toute cotisation des intéressés, accordée aux personnes âgées sans ressources suffisantes et que cette prestation est allouée suivant des modalités qui lui sont propres;

Considérant d'autre part:

  • - qu'il existe aux Pays-Bas, dans le cadre de la législation sur l'assurance vieillesse générale, des avantages non subordonnés à des périodes de cotisations;

  • - que les ressortissants français, travailleurs salariés ou assimilés, bénéficient de cette législation depuis son entrée en vigueur dans les mêmes conditions que les ressortissants néerlandais;

Ayant résolu de compléter le protocole spécial annexé à la Convention générale entre la France et les Pays-Bas sur la sécurité sociale, signée à La Haye le 7 janvier 1950;

Sont convenus des dispositions suivantes:

  • 1. Les ressortissants néerlandais titulaires d'un avantage de vieillesse d'un régime français dans le cadre des législations visées à l'article 2, paragraphe 1er, 1°, de la Convention générale du 7 janvier 1950 ou de la législation sur l'allocation aux vieux travailleurs salariés visée au paragraphe a ) du Protocole spécial signé à la même date, ont droit, à partir du 1er janvier 1957, à l'allocation supplémentaire dans les conditions prévues pour les ressortissants français par la loi française du 30 juin 1956 et compte tenu des dispositions ci-après.

  • 2. Pour l'application des clauses de ressources prévues par la loi française du 30 juin 1956, les services compétents néerlandais prêtent leur concours aux organismes et services français débiteurs de l'allocation supplémentaire en vue de:

    • a) rechercher les ressources dont les requérants peuvent bénéficier aux Pays-Bas, notamment les avantages viagers servis en vertu du régime néerlandais de sécurité sociale:

    • b) évaluer les biens qu'ils y possèdent;

    • c) intervenir, le cas échéant, auprès des personnes résidant aux Pays-Bas qui sont tenues à l'obligation alimentaire envers les requérants dont il s'agit.

    Les demandes présentées à cet effet par les organismes et services débiteurs français sont adressées à un organisme centralisateur désigné par le Gouvernement néerlandais.

  • 3. Les avantages néerlandais et français, visés au présent protocole, cessent d'être servis respectivement aux bénéficiaires français qui quittent le territoire néerlandais et aux bénéficiaires néerlandais qui quittent le territoire français métropolitain.

  • 4. En ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas, le présent Protocole n'est valable que pour le territoire en Europe.

  • 5. Le présent Protocole entrera en vigueur après que l'approbation constitutionnellement requise aux Pays-Bas aura été obtenue, à savoir le premier jour du mois qui suivra la date de la réception par le Gouvernement de la République Française de la notification y relative du Gouvernement du Royaume des Pays-Bas.

En foi de quoi, les représentants soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé le présent Protocole.

Fait à Paris, le 11 janvier 1958 en deux exemplaires en langue française.

Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas

(s.) J. A. DE VOS VAN STEENWIJK

Pour le Gouvernement de la République Française

(s.) PHILIPPE MONOD

Vertaling : NL

Bijzonder Protocol inzake de aanvullende uitkering ingevolge de Franse wet van 30 juni 1956 houdende instelling van een „Fonds National de Solidarité”

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek,

Overwegende enerzijds, dat de aanvullende uitkering welke in Frankrijk is geregeld bij de wet van 30 juni 1956 houdende instelling van een „Fonds National de Solidarité”, een nieuwe uitkering is, welke gefinancierd wordt uit de staatskas zonder enige premiebetaling door de belanghebbenden en welke wordt toegekend aan bejaarden zonder voldoende middelen van bestaan, en dat die uitkering op de daartoe geëigende wijze wordt verleend;

Overwegende anderzijds:

  • - dat er in Nederland, in het kader van de wetgeving inzake de algemene ouderdomsverzekering, voordelen bestaan welke niet steunen op tijdvakken van premiebetaling;

  • - dat de Franse onderdanen die loonarbeiders of daarmede gelijkgestelden zijn, de voordelen krachtens deze wetgeving sinds haar inwerkingtreding onder dezelfde voorwaarden genieten als de Nederlandse onderdanen;

Besloten hebbende het Bijzondere Protocol behorende bij het op 7 januari 1950 te 's-Gravenhage ondertekende Algemene Verdrag tussen Frankrijk en Nederland inzake de sociale zekerheid aan te vullen;

Zijn over de volgende bepalingen tot overeenstemming gekomen:

  • 1. De Nederlandse onderdanen die een ouderdomsuitkering genieten krachtens een Frans stelsel in het kader van de wettelijke regelingen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder 1°, van het Algemene Verdrag van 7 januari 1950 of van de wettelijke regeling inzake de ouderdomsuitkering voor oude loonarbeiders bedoeld in lid a van het op dezelfde datum ondertekende Bijzondere Protocol, hebben, te rekenen van 1 januari 1957, recht op de aanvullende uitkering onder de voor de Franse onderdanen in de Franse wet van 30 juni 1956 gestelde voorwaarden en met inachtneming van de volgende bepalingen.

  • 2. Voor de toepassing van de bepalingen inzake de bronnen van inkomsten, neergelegd in de Franse wet van 30 juni 1956, verlenen de bevoegde Nederlandse instellingen aan de Franse organen en instellingen die de aanvullende uitkering verschuldigd zijn, hun medewerking bij:

    • a. het nagaan van de inkomsten welke de aanvragers in Nederland kunnen genieten, in het bijzonder van de levenslange voordelen welke uitgekeerd worden krachtens het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid;

    • b. het schatten van het vermogen dat zij aldaar bezitten;

    • c. het in voorkomende gevallen verlenen van tussenkomst bij de in Nederland verblijvende personen die onderhoudsplichtig zijn jegens de betrokken aanvragers.

    De daartoe door de betrokken Franse organen en instellingen ingediende aanvragen worden gericht tot een door de Nederlandse Regering aangewezen centraal orgaan.

  • 3. De Nederlandse en Franse voordelen bedoeld in dit Protocol worden niet meer uitgekeerd aan onderscheidenlijk de Franse gerechtigden die het Nederlandse grondgebied verlaten, en aan de Nederlandse gerechtigden die het grondgebied van het Franse moederland verlaten.

  • 4. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt dit Protocol slechts voor het grondgebied in Europa.

  • 5. Dit Protocol zal in werking treden nadat de in Nederland grondwettelijk vereiste goedkeuring is verkregen, te weten op de eerste dag van de maand volgende op de datum van ontvangst door de Regering van de Franse Republiek van de desbetreffende mededeling van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Parijs, de 11de januari 1958, in tweevoud in de Franse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. A. DE VOS VAN STEENWIJK

Voor de Regering van de Franse Republiek

(w.g.) PHILIPPE MONOD

Naar boven