Buenos Aires, 15 Januari 1949.
Mijnheer de Minister,
Ik heb de eer aan Uwe Excellentie de ontvangst te bevestigen van Haar nota D.E.S.
no. 65, van heden, welke luidt als volgt:
„Mijnheer de Tijdelijk Zaakgelastigde,
Ik heb de eer mij tot Uwe Excellentie te wenden uit naam van de Argentijnse Regering,
die bezield is van de wens om de dubbele heffing te voorkomen van belastingen op opbrengsten,
voortkomende uit de uitoefening van zeevaart en luchtvaart en om het handelsverkeer
met het Koninkrijk der Nederlanden te bevorderen, teneinde het volgende te Harer kennis
te brengen:
-
1. De Argentijnse Regering verbindt zich om krachtens de haar bij art. 10 van Wet no.
11.682, tekst van 1947, verleende bevoegdheid, zulks onder voorbehoud van wederkerigheid,
van de heffing van de inkomstenbelasting en van elke andere belasting op winsten vrij
te stellen die inkomsten, welke voortvloeien uit de uitoefening van zeevaart en luchtvaart
tussen de Republiek Argentinië en enig ander land en welke verworven zijn door ondernemingen,
gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden.
-
2. De uitdrukking „uitoefening van de zeevaart en luchtvaart” betekent de uitoefening
als bedrijf van het vervoer van personen en goederen, verricht door eigenaren of bevrachters
van schepen of vliegtuigen.
-
3. Onder „ondernemingen, gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden”, wordt verstaan
natuurlijke personen, woonachtig binnen het territoir van het Rijk in Europa, Indonesië,
Suriname en de Nederlandse Antillen, die geen domicilie bezitten in de Republiek Argentinië,
en die als bedrijf uitoefenen het vervoer ter zee of door de lucht alsmede de stichtingen
en verdere rechtspersonen, opgericht overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk
der Nederlanden en die binnen het territoir van dat land de zetel van hun bestuur
en van hun centrale administratie hebben.
Eveneens valt hieronder de uitoefening van het vervoer ter zee of door de lucht door
de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden of door rechtspersonen, waaraan deze
deelneemt.
-
4. De vrijstelling, bedoeld in punt 1) zal alle inkomsten omvatten, welke na 1 januari
1946 zijn verkregen en de Argentijnse Regering zal haar te allen tijde met een opzeggingstermijn
van 6 maanden buiten werking kunnen stellen.
Terwijl ik ter kennis van Uwe Excellentie breng dat een gunstig antwoord beschouwd
zal worden als een overeenkomst tussen de beide Hoge Partijen, heb ik de eer U te
groeten met de uitdrukking van mijn zeer bijzondere hoogachting.
J. ATILIO BRAMUGLIA.”
Terwijl ik aan Uwe Excellentie de instemming van de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden met de inhoud van bovenstaande nota mededeel, breng ik het volgende te
Harer kennis:
-
1. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden verbindt zich om krachtens de haar
bij de wetgeving van het Rijk in Europa, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen
toegekende bevoegdheid van de heffing van een belasting naar het inkomen en van elke
andere winstbelasting vrij te stellen die inkomsten, welke voortvloeien uit de uitoefening
van zeevaart en luchtvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en enig ander land,
en welke verworven zijn door ondernemingen gevestigd in de Republiek Argentinië.
-
2. Onder „ondernemingen, gevestigd in de Republiek Argentinië” wordt verstaan: natuurlijke
personen, woonachtig binnen het territoir van dat land die geen domicilie bezitten
in het Koninkrijk der Nederlanden, die als bedrijf uitoefenen het vervoer ter zee
of door de lucht alsmede de stichtingen en verdere rechtspersonen, opgericht overeenkomstig
de wetgeving van de Argentijnse Republiek en die binnen het territoir van dat land
de zetel van hun bestuur en van hun centrale administratie hebben. Eveneens valt hieronder
de uitoefening van het vervoer ter zee of door de lucht door de Argentijnse Staat
of door rechtspersonen, waaraan deze deelneemt.
-
3. De vrijstelling, bedoeld in punt 1) zal alle inkomsten omvatten, welke ná 1 Januari
1946 zijn verkregen en de Nederlandse Regering zal haar te allen tijde met een opzeggingstermijn
van 6 maanden buiten werking kunnen stellen.
Ik grijp deze aangelegenheid aan om Uwe Excellentie de verzekering te geven van mijn
zeer bijzondere hoogachting.
J. A. G. DE VOS VAN STEENWIJK.
Aan Zijne Excellentie de Minister
van Buitenlandse Zaken en Eredienst
van de Argentijnse Republiek.