No. 1277
Luxemburg, 17 Augustus 1950.
Na een gedachtenwisseling tussen de bevoegde Nederlandse en Luxemburgse instanties
zijn de Nederlandse Regering en de Luxemburgse Regering de navolgende bepalingen overeengekomen
inzake de plaatsing van Nederlandse landarbeiders in Luxemburg:
-
1. In de eerste plaats komen in aanmerking om in Luxemburg geplaatst te worden ongehuwde
landarbeiders, afkomstig uit de provincies Noord-Brabant en Limburg, die de Katholieke
godsdienst belijden.
Indien in bijzondere gevallen een huis of een behoorlijk gedeelte van een huis beschikbaar
is, is er geen bezwaar tegen ook gehuwde arbeiders te plaatsen.
Opgemerkt moet worden, dat het Groot-Hertogdom geen vooruitzichten kan bieden aan
boerenzoons, die zich zelfstandig wensen te vestigen. Deze categorie is dan ook niet
begrepen in de hierbedoelde plaatsing.
-
2. In beginsel komt het gehele grondgebied van het Groot-Hertogdom in aanmerking voor
duurzame of tijdelijke vestiging van Nederlandse landarbeiders.
De Luxemburgse autoriteiten zullen de Nederlandse landarbeiders alle inlichtingen
verschaffen welke voor hen van nut kunnen zijn.
-
3. De beide Regeringen hebben het voornemen plaatsing van Nederlandse landarbeiders in
Luxemburg zoveel mogelijk te bevorderen. Zij komen overeen, dat de voorschriften van
de onderhavige notawisseling van toepassing zijn op alle Nederlandse arbeiders, die
werkzaam zijn in de Luxemburgse landbouw.
-
4. Het recruteringswerk in Nederland zal slechts door of met goedvinden van de Nederlandse
autoriteiten plaats vinden.
-
5. Plaatsing van een arbeider enerzijds en zijn indienstneming anderzijds kunnen rechtstreeks
tussen de betrokken partijen tot stand komen met inachtneming van de wettelijke of
reglementaire voorschriften van beide landen.
-
6. Overeenkomstig de voorschriften van Artikel 11 van het vestigings- en arbeidsverdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groot-Hertogdom Luxemburg, gesloten op
1 April 1933, zal de Nederlandse Regering aan de voormelde landarbeiders, die zich
in Luxemburg wensen te vestigen, benevens aan de gezinsleden, die hen vergezellen
of zullen volgen, alle administratieve faciliteiten verlenen, welke zij nodig hebben.
In het bijzonder zal zij hen voorzien van de nodige identiteitspapieren en paspoorten.
Indien deze landarbeiders of hun familieleden zouden willen terugkeren naar hun land,
dan zullen de beide Regeringen hun alle nodige administratieve faciliteiten verlenen.
-
7. De Nederlandse landarbeiders en hun gezinsleden zullen in Luxemburg, bij gelijk werk
en gelijke prestaties, een loon ontvangen gelijk aan dat, wat in Luxemburg doorgaans
wordt betaald aan arbeiders van een zelfde categorie in een zelfde streek.
De Regering van het Groot-Hertogdom Luxemburg zal zorg dragen, dat deze gelijkheid
van loon in acht wordt genomen.
-
8. De Nederlandse landarbeiders en hun gezinsleden zullen in Luxemburg gelijke behandeling
genieten als de Luxemburgse onderdanen voor zoveel betreft de toepassing van wetten
en reglementen welke betrekking hebben op de bestaans- en huisvestingsvoorwaarden
en die inzake sociale verzekeringen. Deze gelijkheid van behandeling zal zich ook
uitstrekken tot alle bepalingen welke in Luxemburg in de toekomst zouden kunnen worden
uitgevaardigd zowel te dien aanzien als inzake arbeids-, gezondheids- en veiligheidsvoorwaarden.
-
9. De Nederlandse landarbeiders en hun gezinsleden zullen maandelijks het overschot van
hun salaris en hun spaargelden kunnen overmaken.
-
10. Voor het geval de Nederlandse landarbeiders of hun gezinsleden werkloos worden, zal
het bevoegde Luxemburgse overheidsorgaan voor arbeidsbemiddeling hun behoorlijk werk
trachten te verschaffen, op de wijze als zou geschieden voor de eigen onderdanen met
een zelfde beroepsopleiding.
-
11. Voorzover de kwesties van sociale zekerheid niet zijn geregeld onder punt 8, zullen
zij het onderwerp uitmaken van een te sluiten bilaterale overeenkomst.
-
12. Voor wat betreft de onderhavige regeling, wordt onder „landbouw” mede verstaan: tuinbouw,
bosbouw, veeteelt en pluimveeteelt.
-
13. De bevoegde Nederlandse en Luxemburgse instanties zullen in gemeen overleg de bijkomstige
administratieve regelingen treffen, welke nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van
de bepalingen van de onderhavige notawisseling welke de samenwerking van hun diensten
vereist. Zij zullen bevoegd zijn rechtstreeks schriftelijk met elkander in verbinding
te treden.