Notawisseling tussen de Nederlandse en de Belgische Regering houdende een overeenkomst inzake de verwijdering van ongewenste personen, Brussel, 04-02-1958

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-03-1959 t/m heden

Notawisseling tussen de Nederlandse en de Belgische Regering houdende een overeenkomst inzake de verwijdering van ongewenste personen

Authentiek : NL

Nr. I

AMBASSADE DER NEDERLANDEN

N° 413.132 - 24989.

Brussel, 14 januari 1958

Mijnheer de Minister,

Ik heb de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen dat de Nederlandse Regering bereid is met de Belgische Regering de volgende overeenkomst te sluiten betreffende de verwijdering van ongewenste personen uit België naar Nederland en uit Nederland naar België.

Afdeling A. Verwijdering (uitwijzing, terugwijzing of terugdrijving) van personen uit België naar Nederland

Artikel 1

  • 1 De Nederlandse Regering zal, zonder dat daartoe enige formaliteit is vereist, de Nederlandse onderdanen, die de Belgische Regering voornemens is van haar grondgebied te verwijderen, terugnemen, zelfs indien deze personen geen houder zijn van één van de in lid 2 van dit artikel genoemde documenten, doch alleen in geval er alle aanleiding is te veronderstellen dat deze personen de Nederlandse nationaliteit bezitten.

  • 2 De hierbovenbedoelde documenten zijn, hetzij een geldig Nederlands nationaal paspoort, zelfs indien het verlopen is, hetzij een Bewijs van Nederlanderschap.

  • 3 Deze personen zullen ter beschikking worden gesteld van één van de doorlaatposten, bedoeld in artikel 9, onder aanbieding, zo aanwezig, van één van de ingehouden documenten bedoeld in het vorige lid of van enig ander document met betrekking tot de nationaliteit van deze personen en onder afgifte van een verklaring van terbeschikkingstelling.

  • 4 De Belgische Regering zal de personen terugnemen ten aanzien van wie na onderzoek door de Nederlandse autoriteiten werd vastgesteld dat zij niet de Nederlandse nationaliteit bezaten op het ogenblik van hun verwijdering van het Belgische grondgebied, indien er, ingevolge de bepalingen van de artikelen 2 en 3, geen verplichting voor de Nederlandse Regering tot terugneming van die personen bestaat en indien het verzoek om terugneming van de betreffende personen binnen zes maanden, nadat zij ter beschikking van de Nederlandse autoriteiten werden gesteld, aanhangig wordt gemaakt.

Artikel 2

De personen die op onregelmatige wijze, via de Nederlands-Belgische grens, in België zijn binnengekomen en die aldaar binnen twee weken na die grensoverschrijding worden aangehouden, terwijl hun verblijf aldaar nog niet werd aanvaard, zullen ter beschikking kunnen worden gesteld van de Nederlandse grensautoriteiten, in artikel 9 bedoeld, en zullen door laatstbedoelde autoriteiten, zonder dat daartoe overigens enige formaliteit is vereist, worden teruggenomen indien de Belgische grensautoriteiten de aanwijzingen verstrekken op grond waarvan het de Nederlandse autoriteiten mogelijk is vast te stellen dat deze personen de grens op onregelmatige wijze hebben overschreden.

Artikel 3

  • 1 Onverminderd de bepalingen van de artikelen 1 en 2, zal de Nederlandse Regering, op verzoek van het Belgische Ministerie van Justitie (Bestuur van de Openbare Veiligheid) de personen terugnemen die rechtstreeks uit Nederland zijn gekomen en die:

    • a) op onregelmatige wijze in België zijn binnengekomen of

    • b) op regelmatige wijze in België zijn binnengekomen, indien zij tenminste één maand, onmiddellijk voorafgaande aan hun binnenkomst in België, op regelmatige wijze in Nederland verbleven hebben en

    die de Belgische Regering voornemens is van haar grondgebied te verwijderen. Het verzoek om terugneming zal binnen een termijn van 4 maanden, te rekenen vanaf de dag van vertrek van die personen uit Nederland, aanhangig dienen te worden gemaakt.

  • 2 De bepalingen van lid 1 van dit artikel zijn niet van toepassing:

    • a) op onderdanen van een ander land dat een gemeenschappelijke grens met België heeft;

    • b) op personen, die in België een bewijs van regelmatig verblijf hebben verkregen (bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister of in de bevolkingsregisters).

  • 3 De verwijdering zal alleen kunnen geschieden via één van de doorlaatposten, bedoeld in artikel 9. Twee weken tevoren zal door het Belgische Ministerie van Justitie (Bestuur van de Openbare Veiligheid) ter zake kennis worden gegeven aan het Nederlandse Ministerie van Justitie (Afdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking), welke kennisgeving, behalve aanwijzing van de doorlaatpost, alle gegevens dient te bevatten, welke noodzakelijk zijn om vast te stellen dat het personen betreft op wie de bepalingen van het eerste lid van dit artikel van toepassing zijn. Een afschrift van de kennisgeving zal gelijktijdig aan de betrokken doorlaatpost worden gezonden.

  • 4 De terbeschikkingstelling van deze personen zal geschieden onder afgifte van een verklaring van het Belgische Bestuur van de Openbare Veiligheid, waaruit blijkt dat het verzoek om terugneming werd aanvaard. Indien niet binnen de termijn van twee weken, bedoeld in het vorige lid, aan de Belgische autoriteiten werd geantwoord, zal de terbeschikkingstelling niettemin kunnen geschieden onder enkele overlegging van een verklaring, afgegeven door dat Bestuur, waaruit blijkt dat het verzoek om terugneming meer dan twee weken tevoren aanhangig werd gemaakt.

  • 5 De Belgische Regering zal de personen, ten aanzien van wie na onderzoek door de Nederlandse autoriteiten werd vastgesteld dat de in lid 1 van dit artikel opgenomen bepalingen op hen niet van toepassing zijn, terugnemen. Deze terugneming zal geschieden, mits daarvan twee weken tevoren door de Nederlandse autoriteiten aan het Belgische Ministerie van Justitie (Bestuur van de Openbare Veiligheid) kennis wordt gegeven. Een afschrift van vorengenoemde kennisgeving zal gelijktijdig aan de betrokken doorlaatpost worden gezonden.

Afdeling B. Verwijdering van personen uit Nederland naar België

Artikel 4

  • 1 De Belgische Regering zal, zonder dat daartoe enige formaliteit is vereist, de Belgische onderdanen, die de Nederlandse Regering voornemens is van haar grondgebied te verwijderen, terugnemen, zelfs indien deze personen geen houder zijn van één van de in lid 2 van dit artikel genoemde documenten, doch alleen in geval er alle aanleiding is te veronderstellen dat deze personen de Belgische nationaliteit bezitten

  • 2 De hierbovenbedoelde documenten zijn: een geldig Belgisch nationaal paspoort, zelfs indien het verlopen is, een eenzelvigheidskaart, bewijs of kaart van inschrijving afgegeven door een Belgisch consulaat, bewijs van nationaliteit, afschrift van akten van de burgerlijke stand welke de verwerving van de Belgische nationaliteit aantonen.

  • 3 Deze personen zullen ter beschikking worden gesteld van één van de doorlaatposten, bedoeld in artikel 9, onder aanbieding, zo aanwezig, van één van de ingehouden documenten bedoeld in het vorige lid of van enig ander document met betrekking tot de nationaliteit van deze personen en onder afgifte van een verklaring van terbeschikkingstelling.

  • 4 De Nederlandse Regering zal de personen terugnemen ten aanzien van wie na onderzoek door de Belgische autoriteiten werd vastgesteld dat zij niet de Belgische nationaliteit bezaten op het ogenblik van hun verwijdering van het Nederlandse grondgebied, indien er, ingevolge de bepalingen van de artikelen 5 en 6, geen verplichting voor de Belgische Regering tot terugneming van die personen bestaat en indien het verzoek om terugneming van de betreffende personen binnen zes maanden, nadat zij ter beschikking van de Belgische autoriteiten werden gesteld, aanhangig wordt gemaakt.

Artikel 5

De personen die op onregelmatige wijze, via de Belgisch-Nederlandse grens, in Nederland zijn binnengekomen en die aldaar binnen twee weken na die grensoverschrijding worden aangehouden, terwijl hun verblijf aldaar nog niet werd aanvaard, zullen ter beschikking kunnen worden gesteld van de Belgische grensautoriteiten, in artikel 9 bedoeld, en zullen door laatstbedoelde autoriteiten, zonder dat daartoe overigens enige formaliteit is vereist, worden teruggenomen indien de Nederlandse grensautoriteiten de aanwijzingen verstrekken op grond waarvan het de Belgische autoriteiten mogelijk is vast te stellen dat deze personen de grens op onregelmatige wijze hebben overschreden.

Artikel 6

  • 1 Onverminderd de bepalingen van de artikelen 4 en 5, zal de Belgische Regering, op verzoek van het Nederlandse Ministerie van Justitie (Afdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking), de personen terugnemen die rechtstreeks uit België zijn gekomen en die:

    • a) op onregelmatige wijze in Nederland zijn binnengekomen, of

    • b) op regelmatige wijze in Nederland zijn binnengekomen, indien zij tenminste één maand, onmiddellijk voorafgaande aan hun binnenkomst in Nederland, op regelmatige wijze in België verbleven hebben en die de Nederlandse Regering voornemens is van haar grondgebied te verwijderen. Het verzoek om terugneming zal binnen een termijn van 4 maanden, te rekenen vanaf de dag van vertrek van die personen uit België, aanhangig dienen te worden gemaakt.

  • 2 De bepalingen van lid 1 van dit artikel zijn niet van toepassing:

    • a) op onderdanen van een ander land dat een gemeenschappelijke grens met Nederland heeft;

    • b) op personen, die in Nederland een verblijfsvergunning hebben verkregen.

  • 3 De verwijdering zal alleen kunnen geschieden via één van de doorlaatposten, bedoeld in artikel 9. Twee weken tevoren zal door het Nederlandse Ministerie van Justitie (Afdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking) ter zake kennis worden gegeven aan het Belgische Ministerie van Justitie (Bestuur van de Openbare Veiligheid), welke kennisgeving, behalve aanwijzing van de doorlaatpost, alle gegevens dient te bevatten, welke noodzakelijk zijn om vast te stellen dat het personen betreft op wie de bepalingen van het eerste lid van dit artikel van toepassing zijn. Een afschrift van de kennisgeving zal gelijktijdig aan de betrokken doorlaatpost worden gezonden.

  • 4 De terbeschikkingstelling van deze personen zal geschieden onder afgifte van een verklaring van de „Afdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking” van het Ministerie van Justitie, waaruit blijkt dat het verzoek om terugneming werd aanvaard. Indien niet binnen de termijn van twee weken, bedoeld in het vorige lid, aan de Nederlandse autoriteiten werd geantwoord, zal de terbeschikkingstelling niettemin kunnen geschieden onder enkele overlegging van een verklaring, afgegeven door die Afdeling, waaruit blijkt dat het verzoek om terugneming meer dan twee weken tevoren aanhangig werd gemaakt.

  • 5 De Nederlandse Regering zal de personen, ten aanzien van wie na onderzoek door de Belgische autoriteiten werd vastgesteld dat de in lid 1 van dit artikel opgenomen bepalingen op hen niet van toepassing zijn, terugnemen. Deze terugneming zal geschieden, mits daarvan twee weken tevoren door de Belgische autoriteiten aan het Nederlandse Ministerie van Justitie (Afdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking) kennis wordt gegeven. Een afschrift van vorengenoemde kennisgeving zal gelijktijdig aan de betrokken doorlaatpost worden gezonden.

Afdeling C. Algemene bepalingen

Artikel 7

De onderhavige overeenkomst maakt geen inbreuk op het bepaalde in de Belgisch-Nederlandse overeenkomst van 16 februari 1955 betreffende de afschaffing van visa voor houders van Belgische en Nederlandse vluchtelingenpaspoorten.

Artikel 8

De kosten van het vervoer van de te verwijderen personen zullen door de overheid die de verwijdering aanhangig heeft gemaakt, slechts worden gedragen tot aan de plaats van de terbeschikkingstelling aan de grens.

Artikel 9

De doorlaatposten, waar de terbeschikkingstelling plaats heeft van personen ten aanzien van wie een maatregel tot verwijdering is genomen, zullen bij notawisseling tussen de beide regeringen worden aangewezen.

Artikel 10

De bevoegde autoriteiten van beide landen zullen elkaar zoveel mogelijk medewerking verlenen bij de verwijdering van ongewenste personen naar derde landen.

Afdeling D. Slotbepalingen

Artikel 11

De onderhavige overeenkomst is te allen tijde langs diplomatieke weg opzegbaar, met een opzegtermijn van drie maanden.

Artikel 12

Elk der beide Regeringen zal de toepassing van de onderhavige overeenkomst om dringende redenen van openbare orde of veiligheid kunnen opschorten.

De opschorting zal de andere Partij onmiddellijk, langs diplomatieke weg, worden medegedeeld.

De in artikel 9 der overeenkomst bedoelde doorlaatposten zijn de volgende:

Kapellebrug-Kemzeke

Sluis-Westkapelle (Schapenbrug)

Sas van Gent-Zelzate

Putte-Putte (Stabroek)

Nispen-Essen

Roosendaal-station

Wernhout-Wuustwezel

Baarle-Nassau-Baarle-Hertog

Goirle-Poppel

Reusel-Arendonk

Lommel-Bergeijk

Roosteren-Maaseik

Bilserbaan-Veldwezelt

Eijsden-Withuis-Moelingen

Visé-station

Maastricht-station.

Deze overeenkomst treedt in werking op de twintigste dag na ontvangst van een nota waarbij de Nederlandse Regering aan de Belgische Regering mededeelt, dat de overeenkomst de in Nederland grondwettelijk vereiste goedkeuring heeft verkregen.

Indien de Belgische Regering bereid is bovenstaande bepalingen te aanvaarden, heb ik de eer voor te stellen dat deze nota en Uwer Excellentie's daartoe strekkend antwoord beschouwd zullen worden een overeenkomst te vormen tussen onze beide Regeringen.

Gelieve, Mijnheer de Minister, de hernieuwde verzekering mijner meeste hoogachting te willen aanvaarden.

(w.g.) E. TEIXEIRA DE MATTOS

Zijner Excellentie

de Heer V. Larock,

Minister van Buitenlandse Zaken

te Brussel.

Nr. II

MINISTERIE VAN

BUITENLANDSE ZAKEN EN

BUITENLANDSE HANDEL

Algemene Directie C

3de Bureel

nr. 3816/P.B./5

Brussel, 4-2-1958

Mijnheer de Ambassadeur,

Met verwijzing naar Uwer Excellentie's schrijven van 14 januari 1958, nr. 413.132 - 24989, heb ik de eer Haar ter kennis te brengen dat de Belgische Regering bereid is met de Nederlandse Regering de volgende overeenkomst te sluiten betreffende de verwijdering van ongewenste personen uit België naar Nederland en uit Nederland naar België.

[Red: (Volgt hetzelfde als hetgeen is opgenomen in nr. I, van „Afdeling A” af tot en met de woorden „dat de overeenkomst de in Nederland grondwettelijk vereiste goedkeuring heeft verkregen”.)]

Uwer Excellentie's hogerbedoeld schrijven en onderhavig antwoord worden beschouwd een overeenkomst te vormen tussen onze beide Regeringen.

Gelieve, Mijnheer de Ambassadeur, de hernieuwde verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

(w.g.) V. LAROCK

Aan Zijne Excellentie

Jonkheer E. Teixeira de Mattos,

Ambassadeur der Nederlanden,

te Brussel.

Naar boven