betreffende de ouderdomsuitkeringen ter uitvoering van het Bijzonder Protocol, dat
deel uitmaakt van het Algemeen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Italiaanse Republiek inzake sociale verzekering
Italiaanse onderdanen die in Nederland wonen, ontvangen de ouderdomsuitkering, bedoeld
in de Nederlandse wet van 24 mei 1947, onder dezelfde voorwaarden en tot eenzelfde
bedrag als Nederlandse onderdanen.
Voor Nederlandse en Italiaanse onderdanen die in Nederland wonen, geldt de voorwaarde,
dat zij gedurende zes jaren onafgebroken hun woonplaats in Nederland moeten hebben
gehad, als vervuld, indien:
-
a) zij een ouderdoms-, invaliditeits- of weduwenrente krachtens de Nederlandse Invaliditeitswet
of een daarmede naar Nederlands recht overeenkomende uitkering genieten en
-
b) zij gedurende de laatste zes jaren hetzij onafgebroken, hetzij afwisselend, in Italië
of in Nederland hun woonplaats hebben gehad en
-
c) voor hen over de tijd, liggende vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd tenminste
150 weekpremiën voor de onder a) bedoelde uitkeringen in rekening gebracht zijn; hierbij gelden vier dagpremiën voor
één weekpremie.
Nederlandse en Italiaanse onderdanen die in Italië wonen en die aan de in artikel
2, onder a) tot en met c) genoemde voorwaarden voldoen, ontvangen, wanneer zij de 65-jarige leeftijd hebben
bereikt of op het tijdstip, waarop zij na het bereiken van die leeftijd aan de in
artikel 2, onder a) en b) genoemde voorwaarden voldoen, een ouderdomsuitkering overeenkomstig het bepaalde
in de artikelen 4 tot en met 6.
Iedere onderdaan, bedoeld in het vorige artikel, ontvangt voor elke 45 weekpremiën,
welke voor hem vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd zijn betaald voor de in
artikel 2, onder a), bedoelde uitkeringen, een uitkering van f 51,- per jaar, indien hij krachtens de
Nederlandse wet van 24 mei 1947 wordt beschouwd als een gehuwde man, en van f 34,-
per jaar, indien hij wordt beschouwd als een ongehuwde; hierbij gelden vier dagpremiën
voor één weekpremie.
De krachtens artikel 4 toegekende uitkeringen kunnen niet meer bedragen dan f 765,-
per jaar voor een persoon, die als gehuwd wordt beschouwd en niet meer dan f 510,-
per jaar voor een persoon, die als ongehuwd wordt beschouwd.
Wanneer de uitkeringen krachtens de wet van 24 mei 1947 na ondertekening van deze
Overeenkomst worden verhoogd, worden de bedragen, bedoeld in de artikelen 4 en 5,
in dezelfde mate verhoogd.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag van ondertekening met terugwerkende
kracht te rekenen van 1 januari 1955 af.
Deze Overeenkomst wordt gesloten voor de tijd van een jaar. Zij zal stilzwijgend van
jaar tot jaar worden verlengd behoudens opzegging, welke drie maanden vóór afloop
van de termijn moet plaatsvinden.