Ondernemers die hun zetel hebben in een der beide Verdragsstaten en die bevoegd zijn
tot het vervoeren van goederen, behoeven voor het grensoverschrijdend vervoer van
goederen over de weg tussen de eigen Staat en de andere Verdragsstaat, alsmede voor
het transitovervoer door de andere Verdragsstaat, in plaats van een in andere gevallen
eventueel voorgeschreven vergunning van die Staat, een legitimatiebewijs van hun eigen
Staat.
Een legitimatiebewijs is niet vereist voor:
-
a. lijkenvervoer en verhuizingen,
-
b. vervoer van goederen bestemd voor jaarbeurzen of tentoonstellingen,
-
c. vervoer ten behoeve van bepaalde sportgebeurtenissen,
-
d. vervoer van toneeldecors en -requisieten alsmede van muziekinstrumenten welke bestemd
zijn voor culturele manifestaties,
-
e. vervoer van apparatuur voor radio, televisie en filmopnamen.
De onder b tot e opgesomde uitzonderingen gelden echter alleen indien de betreffende goederen ook
weer worden teruggebracht.
De in de voorgaande artikelen bedoelde vergunningsbewijzen c.q. ontheffingsbewijzen
(Berechtigungsurkunden) of afschriften daarvan, gewaarmerkt door de autoriteiten die
tot uitgifte bevoegd zijn, moeten tijdens iedere rit naar de andere Staat worden meegevoerd
en op verlangen van de bevoegde controlerende ambtenaren aan hen worden getoond.
De vervoerondernemers zijn verplicht de in de Verdragsstaat overigens van kracht zijnde
bedrijfsrechtelijke voorschriften, alsmede de verkeersrechtelijke en vervoersrechtelijke
bepalingen in acht te nemen.
Het verrichten van vervoer in een bepaalde plaats of tussen twee bepaalde plaatsen
in de andere Verdragsstaat is niet geoorloofd; voor uitzonderingen is de toestemming
van die Staat vereist.
-
b Lege binnenkomst op het grondgebied van de Republiek Oostenrijk is slechts dan toegestaan,
wanneer de Nederlandse ondernemer bij binnenkomst in het gebied van de Republiek Oostenrijk
schriftelijk bewijst, dat de rit is ondernomen om bepaalde en van tevoren overeengekomen
transporten uit te voeren. Dit bewijs kan worden geleverd door een verklaring van
de importeur of de exporteur of door een verklaring van een van hun onderscheidene
expediteurs. In deze verklaring moeten worden vermeld de plaats waar de goederen worden
afgehaald, de verzender, de ontvanger, de aard en de hoeveelheid van de goederen.
De bijzonderheden over de afgifte van de legitimatiebewijzen worden van jaar tot jaar
in onderlinge overeenstemming vastgesteld.
-
a De legitimatiebewijzen worden in tot Koninkrijk der Nederlanden afgegeven door het
Ministerie van Verkeer en Waterstaat of door de door dit Ministerie daartoe gemachtigde
instanties, en in de Republiek Oostenrijk door het Bundesministerium für Handel und
Wiederaufbau. Het legitimatiebewijs wordt in beide Staten zo mogelijk in gelijke bewoordingen
opgesteld.
-
b De Verdragsstaten zullen elkaar op gezette tijden een opgave doen van de in hun land
afgegeven legitimatiebewijzen.
Deze opgaven moeten bevatten:
het nummer en de geldigheidsduur van de legitimatiebewijzen, de naam en het adres
van de houder alsmede de kentekens van de voertuigen.
Onverminderd de in de Verdragsstaten geldende wettelijke bepalingen kan het legitimatiebewijs,
in geval van misbruik, door de bevoegde autoriteiten van de eigen Staat tijdelijk
of definitief worden ingetrokken.