-
1 Dit Verdrag regelt de vergoeding van schade die, ten gevolge van een aanvaring tussen
binnenschepen in de wateren van een der Verdragsluitende Partijen, hetzij aan de vaartuigen,
hetzij aan de zich aan boord daarvan bevindende personen of zaken, wordt toegebracht.
-
2 Dit Verdrag regelt eveneens de vergoeding van elke schade die door een binnenschip
is toegebracht aan andere binnenschepen of aan de personen of zaken die zich aan boord
van zodanige schepen bevinden, hetzij ten gevolge van het uitvoeren of nalaten van
een manoeuvre, hetzij door het niet naleven der voorschriften, in de wateren van een
der Verdragsluitende Partijen, ook wanneer zich daarbij geen aanvaring heeft voorgedaan.
-
2 Indien de schade is veroorzaakt door een toeval, door overmacht, of indien de oorzaak
niet kan worden vastgesteld, wordt zij gedragen door degenen die haar hebben geleden.
Indien de schade is veroorzaakt door de schuld van één schip rust de verplichting
tot schadevergoeding op dit schip.
-
1 Indien twee of meer schepen gezamenlijk, door hun schuld, schade hebben veroorzaakt,
zijn zij daarvoor aansprakelijk, en wel hoofdelijk wat betreft de schade aan personen,
alsmede aan schepen die geen schuld dragen en aan zaken die zich aan boord van die
schepen bevinden, doch zonder hoofdelijkheid wat betreft de schade aan de andere schepen
en aan zaken die zich aan boord daarvan bevinden.
-
2 Indien er geen hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat, is de aansprakelijkheid van
de schepen die gezamenlijk, door hun schuld, schade hebben veroorzaakt, tegenover
de gelaedeerden evenredig aan de omvang van hun schuld; indien echter die verhouding
niet uit de omstandigheden kan worden afgeleid, of indien de mate van schuld even
groot lijkt, bestaat er aansprakelijkheid voor gelijke delen.
-
3 Indien er hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat, dient elk der aansprakelijke schepen
een overeenkomstig lid 2 vastgesteld deel van de betaling aan de schuldeiser voor
zijn rekening te nemen. Hij die meer dan zijn aandeel betaalt, heeft voor dat meerdere
deel verhaal op zijn medeschuldenaren die minder dan hun aandeel hebben betaald. Een
tekort, veroorzaakt doordat één der medeschuldenaren geen verhaal biedt, wordt over
de andere medeschuldenaren verdeeld in de in lid 2 van dit artikel voorgeschreven
verhouding.
De in de voorgaande artikelen geregelde aansprakelijkheid bestaat eveneens ingeval
de schade is veroorzaakt door de schuld van een loods, ook al is het verplicht een
loods te nemen.
Het instellen van een rechtsvordering tot schadevergoeding is niet onderworpen aan
enige voorafgaande bijzondere formaliteit.
-
2 Rechtsvorderingen tot verhaal op medeschuldenaren verjaren door verloop van een jaar.
Deze verjaring loopt hetzij vanaf de dag waarop de rechterlijke beslissing waarbij
het bedrag der hoofdelijke aansprakelijkheid is vastgesteld onherroepelijk is geworden,
hetzij - bij gebreke van zulk een beslissing - vanaf de dag van de betaling die tot
het verhaal aanleiding heeft gegeven. Met betrekking tot rechtsvorderingen inzake
de verdeling van het aandeel van een insolvente medeschuldenaar, loopt de verjaring
echter pas vanaf het ogenblik waarop de rechthebbende kennis heeft gekregen van de
insolventie van zijn medeschuldenaar.
-
1 De bepalingen van dit Verdrag laten onverlet de beperkingen van algemene aard van
de aansprakelijkheid van reders, scheepseigenaren en vervoerders ingevolge internationale
overeenkomsten of nationale wetten, zoals de beperkingen gebaseerd op de tonnenmaat,
het vermogen van de machines of de waarde van het schip of die welke uit de bevoegdheid
tot abandon voortvloeien. Zij laten eveneens onverlet de verbintenissen uit de vervoersovereenkomst
of uit andere overeenkomsten.
-
2 De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op vergoeding van schade die
is veroorzaakt door of het gevolg is van de radioactieve eigenschappen, een combinatie
van radioactieve eigenschappen met giftige, explosieve of andere gevaarlijke eigenschappen,
van splijtstoffen of van radioactieve produkten of afvalstoffen.
Elke Verdragsluitende Partij kan, op het tijdstip waarop zij dit Verdrag ondertekent
of bekrachtigt of ertoe toetreedt, verklaren:
-
a) dat zij zich het recht voorbehoudt in haar nationale wetgeving of in internationale
overeenkomsten te bepalen dat de bepalingen van dit Verdrag niet van toepassing zijn
op schepen die uitsluitend bestemd zijn voor de uitoefening van het openbaar gezag;
-
b) dat zij zich het recht voorbehoudt in haar nationale wetgeving te bepalen dat de bepalingen
van dit Verdrag niet van toepassing zijn op wateren die bij uitsluiting aan de nationale
scheepvaart zijn voorbehouden.
-
2 Landen, die overeenkomstig paragraaf 11 van het mandaat van deze Commissie aan bepaalde
werkzaamheden van de Economische Commissie voor Europa kunnen deelnemen, kunnen door
toetreding na de inwerkingtreding van dit Verdrag daarbij partij worden.
Indien na de inwerkingtreding van dit Verdrag het aantal Verdragsluitende Partijen
tengevolge van opzegging is gedaald tot minder dan vijf, houdt de werking van dit
Verdrag op vanaf de datum waarop de laatste opzegging van kracht is geworden.
Ieder geschil tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen, de uitlegging of de toepassing
van dit Verdrag betreffende, dat de Partijen niet door middel van onderhandelingen
of op andere wijze hebben kunnen regelen, kan op verzoek van een der betrokken Verdragsluitende
Partijen worden voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof.
-
1 Ieder land kan op het tijdstip waarop het dit Verdrag ondertekent of zijn akte van
bekrachtiging of van toetreding nederlegt, verklaren dat het zich niet gebonden acht
door artikel 14 van het Verdrag, ten aanzien van de verwijzing van geschillen naar
het Internationale Gerechtshof. De andere Verdragsluitende Partijen zijn niet door
artikel 14 gebonden tegenover een Verdragsluitende Partij die zulk een voorbehoud
heeft gemaakt.
Behalve de voorbehouden genoemd in artikel 9, onder a) en b), en in artikel 15 van dit Verdrag, is geen enkel voorbehoud ten aanzien van dit Verdrag
toegestaan.
-
1 Nadat dit Verdrag drie jaar van kracht is geweest kan iedere Verdragsluitende Partij
door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte kennisgeving
verzoeken een conferentie bijeen te roepen tot herziening van dit Verdrag. De Secretaris-Generaal
brengt dit verzoek ter kennis aan alle Verdragsluitende Partijen en roept een conferentie
tot herziening bijeen, indien binnen een termijn van vier maanden na de door hem gedane
kennisgeving ten minste één vierde van de Verdragsluitende Partijen hem heeft bericht
met dit verzoek in te stemmen.
-
2 Indien een conferentie wordt bijeengeroepen overeenkomstig het vorige lid, stelt de
Secretaris-Generaal alle Verdragsluitende Partijen daarvan in kennis en nodigt hij
hen uit binnen een termijn van drie maanden de voorstellen in te dienen die zij aan
de conferentie in overweging wensen te geven. De Secretaris-Generaal doet de voorlopige
agenda van de conferentie, alsmede de tekst van voornoemde voorstellen ten minste
drie maanden voor de openingsdatum van de conferentie toekomen aan alle Verdragsluitende
Partijen.
-
3 De Secretaris-Generaal nodigt alle in het eerste lid van artikel 10 bedoelde landen,
alsmede de landen die partij bij het Verdrag zijn geworden krachtens artikel 10, lid
2, uit aan iedere overeenkomstig dit artikel bijeengeroepen conferentie deel te nemen.
Behalve van de mededelingen ingevolge artikel 17 stelt de Secretaris-Generaal van
de Verenigde Naties de in het eerste lid van artikel 10 bedoelde landen, alsmede de
landen die partij bij het Verdrag zijn geworden krachtens artikel 10, lid 2, in kennis
van:
-
a) de overeenkomstig artikel 9, onder a) en b), gedane verklaringen;
-
b) de bekrachtigingen en toetredingen krachtens artikel 10;
-
c) de data waarop dit Verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel 11;
-
d) de opzeggingen krachtens artikel 12;
-
e) het overeenkomstig artikel 13 buiten werking treden van dit Verdrag;
-
f) de overeenkomstig het eerste en tweede lid van artikel 15 ontvangen verklaringen en
kennisgevingen.
Dit Verdrag wordt opgesteld in een enkel exemplaar in de Franse en de Russische taal.
Er worden teksten in de Engelse en Duitse taal aan toegevoegd. Ieder land kan op het
tijdstip waarop het dit Verdrag ondertekent of zijn akte van bekrachtiging of toetreding
nederlegt, verklaren dat het zich gebonden acht aan de Franse, de Russische, de Engelse
of de Duitse tekst; in dat geval geldt deze tekst eveneens in de betrekkingen tussen
de Verdragsluitende Partijen die van hetzelfde recht gebruik hebben gemaakt en dezelfde
tekst hebben aangenomen. In alle andere gevallen zijn de Franse en de Russische tekst
gezaghebbend.
Na 15 juni 1960 worden het origineel van dit Verdrag en de daaraan toegevoegde teksten
in de Engelse en de Duitse taal nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties, die aan elk van de in artikel 10, lid 1 en 2, bedoelde landen voor eensluidend
gewaarmerkte afschriften van dat origineel en van de teksten in de Engelse en de Duitse
taal doet toekomen.