Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de President van de Franse Republiek,
besloten hebbende de geschilpunten in verband met de zeevaart, welke wederzijds zijn
naar voren gebracht en welke zijn voortgekomen uit de oorlogshandelingen van de oorlog
1939—1945, te regelen, hebben besloten te dien einde een overeenkomst te sluiten en
hebben bijgevolg tot hun gevolmachtigden benoemd:
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden: Z.E. W. Baron van BOETZELAER, Buitengewoon
en Gevolmachtigd Ambassadeur; en de President van de Franse Republiek: de Heer Pierre
CHARPENTIER, Gevolmachtigd Minister,
Die, na elkaar mededeling te hebben gedaan van hun volmachten, het volgende zijn overeengekomen:
De Nederlandse Regering en de Franse Regering, na de vorderingen in verband met de
zeevaart te hebben onderzocht, welke wederzijds zijn ingediend en welke zijn voortgekomen
uit de oorlogshandelingen van de oorlog 1939 - 1945, hebben na compensatie van de
wederzijdse schuldvorderingen opgesomd in artikel 2, het bedrag van de schadeloosstelling
welke door de Nederlandse Regering aan de Franse Regering zal worden betaald, vastgesteld
op 8000 Engelse ponden.
Deze betaling wordt gedaan in guldens, één maand na de uitwisseling van de akten van
bekrachtiging van deze Overeenkomst, ten behoeve van de Franse schatkist, op basis
van de officiële koers van dat betaalmiddel ten opzichte van het pond sterling op
de dag van overmaking.
Deze storting vormt een volledige en definitieve afdoening van alle door de Franse
Regering ingestelde vorderingen met betrekking tot de schepen „Dupleix”, „Baltic”,
„Midas” en alle door de Nederlandse Regering of door de Nederlandse Scheepvaart- en
Handelscommissie ingestelde vorderingen met betrekking tot de schepen „Rhea”, „Pluto”,
„Export”, „Salomé”, „Simone-Marie” en de vissersvaartuigen BRU 87 en YE 94, alsmede
met betrekking tot alle in Frankrijk of in de Franse Unie tijdens de vijandelijkheden
geloste Nederlandse ladingen.
De Nederlandse Regering en de Franse Regering doen afstand van elke verdere vordering
betreffende de in artikel 2 van deze Overeenkomst vermelde schepen en ladingen en
zij verbinden zich om zich te belasten met elke door hun onderdanen terzake ingediende
vordering.
Bovendien doen beide Regeringen afstand van elke andere vordering van Regeringswege
of van dezelfde aard als die welke in artikel 1, lid 1 zijn omschreven en verbinden
zich om op generlei wijze de vorderingen te ondersteunen, door hun onderdanen bij
de andere Regering ingediend.
Deze Overeenkomst maakt het proces dat met betrekking tot de „Dupleix” aanhangig gemaakt
is bij het Prijzengerecht te Batavia, overbodig. Ook kan, ingevolge deze Overeenkomst,
elke eventuele uitspraak van dit Prijzengerecht betreffende deze aangelegenheid niet
aan de Franse Regering worden tegengeworpen.
Deze Overeenkomst treedt in werking zodra de akten van bekrachtiging zijn uitgewisseld.