Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek betreffende stagiaires, 's-Gravenhage, 30-06-1958

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 30-06-1958 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek betreffende stagiaires

Authentiek : NL

OVEREENKOMST tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland betreffende stagiaires

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,

Geleid door de wens, de samenwerking tussen beide landen op sociaal gebied uit te breiden, en

Uitgaande van de overweging, dat het van belang is, de uitwisseling van stagiaires tussen de beide landen te bevorderen,

Hebben voor de regeling van deze uitwisseling omtrent de volgende bepalingen overeenstemming bereikt:

Artikel 1

  • (1) Deze Overeenkomst is van toepassing op Duitsers en op Nederlanders die voor een bepaalde periode in het andere land een arbeidsovereenkomst als stagiaire aangaan, teneinde zich in vak- en talenkennis verder te bekwamen. Duitsers in de zin van deze Overeenkomst zijn alle personen die in het bezit zijn van een paspoort van de Bondsrepubliek Duitsland.

  • (2) Wat Duitsland betreft geldt deze Overeenkomst ook voor het Land Berlijn, indien de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland niet binnen drie maanden na het in werking treden van deze Overeenkomst aan de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden een tegengestelde verklaring doet toekomen.

  • (3) Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft geldt deze Overeenkomst niet voor de overzeese delen van het Koninkrijk.

  • (4) Als stagiaire kunnen manlijke of vrouwelijke personen voor het verrichten van hand- en hoofdarbeid tewerkgesteld worden. In beginsel dienen zij een afgesloten beroepsopleiding te hebben genoten; in de regel moeten zij de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en niet ouder zijn dan 30 jaar.

Artikel 2

  • (1) Ten laste van het in het eerste lid van artikel 5 overeengekomen contingent wordt door de bevoegde instantie aan stagiaires toestemming verleend voor het aanvaarden van een betrekking, ongeacht de toestand van de werkgelegenheid in het algemeen en in het bewuste beroep in het bijzonder.

  • (2) De in beide landen geldende wetten en bepalingen betreffende het binnenkomen, het verblijf en het vertrek van vreemdelingen blijven onveranderd van kracht; de voorschriften betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten vinden toepassing zoals in het eerste lid aangegeven.

Artikel 3

  • (1) De duur van de tewerkstelling als stagiaire mag in beginsel niet langer dan één jaar zijn; dit tijdvak kan bij wijze van uitzondering met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • (2) De stagiaire mag na de beëindiging van zijn stage in het land waar hij als stagiaire tewerkgesteld was, noch zijn arbeidsovereenkomst voortzetten, noch een nieuwe arbeidsovereenkomst aangaan.

Artikel 4

  • (1) De stagiaires mogen slechts toegelaten worden wanneer de werkgevers zich verplichten hen onder dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden te werk te stellen, als die welke gelden voor soortgelijke binnenlandse werknemers in dienst van het bedrijf waarin de stagiaires zullen worden tewerkgesteld.

    Indien de arbeidsprestatie van de stagiaire minder is dan die van een normale werknemer die soortgelijk werk verricht, kan de werkgever aan de stagiaire een lager loon betalen dat in overeenstemming is met zijn arbeidsprestatie. In dat geval evenwel wordt de stagiaire slechts dan toegelaten, wanneer hij voor de duur van zijn tewerkstelling over voldoende middelen beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien.

  • (2) De stagiaires genieten ten aanzien van de arbeidersbescherming en de rechtsbescherming op het gebied van het arbeidsrecht dezelfde behandeling als de onderdanen van het land waar zij gaan werken.

  • (3) Op de stagiaires zijn alle voorschriften van de sociale verzekering en van de werkloosheidsverzekering in het ontvangende land, evenals eventuele bijzondere overeenkomsten op dit gebied tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden, van toepassing.

Artikel 5

  • (1) Het aantal stagiaires dat in elk van de beide landen kan worden toegelaten, mag per kalenderjaar niet meer dan driehonderd bedragen; van Duitse zijde is hierbij inbegrepen het Land Berlijn. De boven het contingent uitgaande aanvragen kunnen onder de in de artikelen 1 tot en met 4 opgenomen voorwaarden in overweging worden genomen, voorzover de toestand van de werkgelegenheid dit toelaat.

  • (2) Een toegelaten stagiaire wordt ten laste van het contingent gebracht onverschillig op welk tijdstip de stagiaire van de toelating gebruik maakt en voor welke duur de vergunning wordt verleend. Stagiaires die bij de aanvang van het jaar reeds in het gebied van het andere land toegelaten waren, worden niet ten laste van het contingent van het lopende kalenderjaar gebracht.

    Een verlenging van de duur van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 3, of een verandering van werkgever, wordt niet als toelating ten laste van het contingent gerekend.

  • (3) Indien het overeengekomen contingent in de loop van een kalenderjaar door de toelating van stagiaires van een van de beide landen niet wordt bereikt, mag het ongebruikte deel van het contingent niet naar het volgende kalenderjaar worden overgeboekt, noch het aantal van de toelatingen van stagiaires van het andere land in dezelfde verhouding worden verminderd.

  • (4) Een wijziging van het contingent kan tot uiterlijk één maand voor het einde van het jaar voor het volgende kalenderjaar door een notawisseling worden vastgesteld.

Artikel 6

  • (1) Personen die als stagiaire wensen te worden toegelaten, moeten daartoe een aanvraag indienen bij de met de uitvoering van de Overeenkomst belaste instantie van hun land. Bij hun aanvraag moeten op het daarvoor voorgeschreven formulier de gegevens worden ingevuld die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag om plaatsing in een betrekking als stagiaire en om toelating.

  • (2) De genoemde instantie dient na te gaan of de aanvraag overeenkomstig de voorwaarden van deze Overeenkomst aan de bevoegde instantie van het andere land kan worden doorgezonden. De bevoegde instantie van het andere land beslist over de toelating ten laste van het jaarlijkse contingent.

  • (3) De voor de uitvoering van deze Overeenkomst bevoegde instanties zijn in de Bondsrepubliek Duitsland de „Bundesanstalt für Arbeitsvermittlung und Arbeitslosenversicherung, Zentralstelle für Arbeitsvermittlung” in Frankfort aan de Main en in het Koninkrijk der Nederlanden het Rijksarbeidsbureau in 's-Gravenhage.

Artikel 7

  • (1) De bevoegde instanties zullen alles doen wat mogelijk is voor een snelle behandeling van de aanvragen van stagiaires om toelating voor het aanvaarden van een betrekking. De bevoegde instantie van het land waar de stagiaires zich voorstellen werk te aanvaarden, zal de beslissing ten aanzien van de aanvragen op zo kort mogelijke termijn aan de bevoegde instantie van het andere land mededelen.

  • (2) De bevoegde instanties van beide landen zullen de sollicitanten bij het zoeken naar een betrekking als stagiaire in hun land door doeltreffende maatregelen en zo nodig met medewerking van de daarmede speciaal belaste instanties en van de daarvoor in aanmerking komende organisaties ondersteunen. Dit geldt eveneens voor gevallen waarin de tewerkstelling bij een werkgever buiten de schuld van de stagiaire niet tot het einde van de voorgenomen periode kan worden voortgezet.

Artikel 8

De bemiddeling en de toelating van sollicitanten tot betrekkingen als stagiaire geschiedt kosteloos.

Artikel 9

  • (1) Deze Overeenkomst treedt in werking de dag van ondertekening en blijft van kracht tot 31 december 1958.

  • (2) De Overeenkomst wordt stilzwijgend verlengd, telkens met een jaar, indien zij niet door een van beide Overeenkomstsluitende Regeringen vóór 1 juli van het lopende jaar wordt opgezegd.

  • (3) In geval van opzegging blijven de op grond van deze Overeenkomst verleende vergunningen voor de periode waarvoor zij werden verleend, geldig.

Artikel 10

Deze Overeenkomst vervangt de op 22 februari 1935 ondertekende en door notawisseling van 31 januari 1952 wederom van kracht verklaarde overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Duitse Rijk betreffende de toelating van werknemers die zich in hun beroep en de taal verder wensen te bekwamen.

TEN BLIJKE WAARVAN de wederzijdse gevolmachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 30ste juni 1958, in tweevoud in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) E. H. van der BEUGEL

Voor de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland:

(w.g.) Dr. Robert DVORAK

Naar boven