Wanneer zich een geschil voordoet dat voorzien is in artikel 4, wordt dit verwezen
naar een terzake bevoegde Vaste Verzoeningscommissie, indien de betrokken partijen
van te voren een dergelijke Commissie hebben ingesteld. Indien de partijen overeenkomen
niet van de diensten van deze Commissie gebruik te maken of indien zulk een Commissie
er niet is, wordt het geschil verwezen naar een Bijzondere Verzoeningscommissie welke
door de partijen binnen een termijn van drie maanden na de datum waarop door een der
partijen aan de andere een desbetreffend verzoek is gedaan, dient te worden ingesteld.
Tenzij de betrokken partijen anderszins overeenkomen, wordt de Bijzondere Verzoeningscommissie
als volgt samengesteld:
De Commissie bestaat uit vijf leden. De partijen benoemen elk een commissaris die
uit hun onderscheidene onderdanen gekozen kan worden. De drie andere commissarissen,
met inbegrip van de Voorzitter, worden in gemeen overleg gekozen uit de onderdanen
van derde Staten. Deze drie commissarissen dienen van verschillende nationaliteit
te zijn en mogen niet hun gewoon verblijf op het grondgebied der partijen hebben,
noch in dienst der partijen zijn.
Indien de benoeming der commissarissen die gezamenlijk moeten worden aangewezen niet
binnen de in artikel 5 voorziene termijn is geschied, wordt de taak de nodige benoemingen
te verrichten aan de Regering van een derde Staat opgedragen, welke in gemeen overleg
der partijen wordt gekozen, of, indien deze binnen drie maanden terzake niet tot overeenstemming
hebben kunnen komen, aan de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof. Indien
laatstgenoemde onderdaan van een der partijen bij het geschil mocht zijn, wordt deze
taak aan de Vice-Voorzitter van het Hof opgedragen of aan de in dienstjaren oudste
rechter van het Hof die geen onderdaan van een der partijen is.
Vacatures welke zijn ontstaan als gevolg van overlijden, aftreding, ontslag of enigerlei
andere oorzaak dienen binnen de kortst mogelijke tijd op de voor de benoemingen vastgestelde
wijze te worden vervuld.
-
1 De geschillen worden voor de Bijzondere Verzoeningscommissie gebracht doof middel
van een aan de Voorzitter door beide partijen in gemeen overleg gericht rekest of,
bij gebreke daarvan, door een der beide partijen.
-
2 Dit rekest dient, behalve een korte uiteenzetting van de aard van het geschil, een
uitnodiging aan de Commissie te bevatten alle nodige maatregelen te nemen welke dienstig
zijn om tot een verzoening te geraken.
De werkzaamheden van de Bijzondere Verzoeningscommissie vinden slechts in het openbaar
plaats, indien de Commissie met instemming der partijen zulks bepaalt.
-
1 Tenzij de betrokken partijen anderszins overeenkomen, stelt de Bijzondere Verzoeningscommissie
zelf haar procedure vast, welke er in elk geval in moet voorzien dat beide partijen
worden gehoord. Met betrekking tot enquêtes handelt de Commissie, met inachtneming
van de bepalingen van dit Verdrag, volgens de bepalingen van Titel III van het Haagse Verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale
geschillen van 18 oktober 1907, tenzij zij eenstemmig anderszins beslist.
-
3 De Commissie heeft het recht mondelinge toelichtingen te vragen aan de agenten, alsmede
aan de raadslieden en deskundigen van beide partijen, alsook aan alle personen met
betrekking tot wie zij het wenselijk acht dat zij met toestemming van hun Regeringen
worden opgeroepen.
Tenzij de betrokken partijen anderszins overeenkomen, worden de beslissingen van de
Bijzondere Verzoeningscommissie genomen met meerderheid van stemmen. Met uitzondering
van procedure-kwesties, zijn de beslissingen van de Commissie slechts geldig indien
alle leden aanwezig zijn.
De partijen dienen de werkzaamheden van de Bijzondere Verzoeningscommissie te bevorderen
en dienen haar in het bijzonder zoveel mogelijk te voorzien van alle terzake dienende
documenten en gegevens. Zij dienen de hun ter beschikking staande middelen aan te
wenden teneinde het de Commissie mogelijk te maken op hun grondgebied en overeenkomstig
hun wetgeving over te gaan tot het oproepen en horen van getuigen of deskundigen,
alsmede tot het onderzoek ter plaatse.
-
1 De taak van de Bijzondere Verzoeningscommissie zal erin bestaan de kwesties waar het
geschil over gaat toe te lichten, met dat doel voor ogen alle nodige inlichtingen
in te winnen door middel van enquêtes of op andere wijze, en te trachten de partijen
tot overeenstemming te brengen. Zij kan, na bestudering van het geschil, de partijen
mededeling doen van de voorwaarden tot regeling van het geschil welke haar gepast
voorkomen en de termijn vaststellen binnen welke zij zich zullen moeten uitspreken.
-
2 Bij beëindiging van haar werkzaamheden stelt de Commissie een proces-verbaal op, waarin
zij, al naar gelang de omstandigheden, òf verklaart dat de partijen tot overeenstemming
zijn gekomen en waarin zij, indien zich de noodzaak hiertoe voordoet, de voorwaarden
waarop overeenstemming werd bereikt uiteenzet, òf verklaart dat het niet mogelijk
is gebleken tot een regeling te komen. In het proces-verbaal wordt niet medegedeeld
of de beslissingen door de Commissie eenstemmig of met meerderheid van stemmen werden
genomen.
-
3 De Commissie dient, tenzij de partijen anderszins zijn overeengekomen, haar werkzaamheden
binnen zes maanden na de datum waarop de Commissie van het geschil in kennis werd
gesteld, te beëindigen.
Het proces-verbaal van de Commissie wordt onverwijld ter kennis van de partijen gebracht.
Het mag slechts met hun toestemming worden gepubliceerd.
-
1 Gedurende de tijd dat de Commissie haar werkzaamheden verricht, ontvangt elk der commissarissen
een vergoeding, waarvan het bedrag in gemeen overleg door de partijen wordt vastgesteld.
Elk der partijen draagt daartoe een gelijk aandeel bij.
In geval van een gemengd geschil, waarmede zowel aangelegenheden waarvoor verzoening
de gepaste procedure is, als andere aangelegenheden waarvoor rechterlijke regeling
de gepaste procedure is, zijn gemoeid, heeft iedere partij bij het geschil het recht
er op aan te dringen dat de rechterlijke regeling der juridische aangelegenheden aan
de verzoeningsprocedure zal voorafgaan.
HOOFDSTUK III. Scheidsrechterlijke regeling
De Verdragsluitende Partijen onderwerpen alle eventueel tussen hen rijzende geschillen,
behalve die als bedoeld in artikel 1, welke niet door een verzoeningsprocedure geregeld
zijn, omdat de partijen òf overeengekomen zijn niet eerst hiertoe over te gaan, òf
omdat de verzoening mislukt is, aan scheidsrechterlijke regeling.
-
1 De partij welke het verzoek om scheidsrechterlijke regeling doet, stelt de andere
partij in kennis van de aard van de klacht welke zij voornemens is aan scheidsrechterlijke
regeling te onderwerpen, van de gronden waarop zulk een klacht is gebaseerd, alsmede
van de naam van de door haar aangewezen scheidsrechter.
-
2 Tenzij de betrokken partijen anderszins overeenkomen, wordt het Scheidsgerecht als
volgt samengesteld:
Het Scheidsgerecht bestaat uit vijf leden. De partijen benoemen elk een lid, dat uit
hun onderscheidene onderdanen gekozen kan worden. De drie andere leden, met inbegrip
van de Voorzitter, worden in gemeen overleg gekozen uit de onderdanen van derde Staten.
Deze drie leden dienen van verschillende nationaliteit te zijn en mogen niet hun gewoon
verblijf op het grondgebied der partijen hebben, noch in dienst der partijen zijn.
Indien de benoeming van de leden van het Scheidsgerecht niet is geschied binnen een
termijn van drie maanden vanaf de datum waarop een der partijen aan de andere partij
het verzoek deed een Scheidsgerecht samen te stellen, wordt de taak de nodige benoemingen
te verrichten aan de Regering van een derde Staat opgedragen, welke in gemeen overleg
der partijen wordt gekozen, of, indien deze binnen drie maanden terzake niet tot overeenstemming
hebben kunnen komen, aan de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof. Indien
laatstgenoemde onderdaan van een der partijen bij het geschil mocht zijn, wordt deze
taak aan de Vice-Voorzitter van het Hof opgedragen of aan de in dienstjaren oudste
rechter van het Hof die geen onderdaan van een der partijen is.
Vacatures welke zijn ontstaan als gevolg van overlijden, aftreding, ontslag of enigerlei
andere oorzaak dienen binnen de kortst mogelijke tijd op de voor de benoemingen vastgestelde
wijze te worden vervuld.
De partijen stellen een compromis op, dat het onderwerp van het geschil en de te volgen
procedure zal omschrijven.
Indien een compromis niet wordt gesloten binnen een termijn van drie maanden vanaf
de datum waarop het Scheidsgerecht werd samengesteld, kan het geschil bij rekest door
een der partijen voor het Scheidsgerecht worden gebracht.
Indien er in het compromis niets is vastgelegd of indien het compromis niet tot stand
is gekomen, oordeelt het Scheidsgerecht ex aequo et bono, daarbij rekening houdend met de algemene volkenrechtelijke beginselen, alsmede met
de contractuele verplichtingen en de definitieve uitspraken van internationale scheidsgerechten
welke voor de partijen bindend zijn.
HOOFDSTUK IV. Algemene bepalingen
De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op:
-
(a) geschillen met betrekking tot feiten of toestanden welke bestonden voor dit Verdrag
ten aanzien van de partijen bij het geschil in werking trad;
-
(b) geschillen betreffende aangelegenheden welke krachtens het volkenrecht uitsluitend
binnen de jurisdictie der Staten zelf vallen.
-
1 De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op geschillen met betrekking
tot welke de partijen zijn overeengekomen of eventueel kunnen overeenkomen dat zij
aan een andere procedure van vreedzame regeling zullen worden onderworpen. Met betrekking
tot de in artikel 1 voorziene geschillen, zullen de Verdragsluitende Partijen zich
er evenwel van onthouden onderling een beroep te doen op overeenkomsten welke niet
voorzien in een procedure welke tot bindende uitspraken leidt.
-
1 In geval van een geschil waarvan het onderwerp volgens de nationale wetgeving van
een der partijen valt binnen de bevoegdheid van haar rechterlijke of administratieve
autoriteiten, kan de betrokken partij bezwaar maken tegen regeling van het geschil
door middel van de in dit Verdrag voorziene procedures, totdat de bevoegde autoriteit
binnen redelijke tijd terzake een definitieve beslissing heeft gegeven.
Indien de tenuitvoerlegging van een rechterlijk vonnis of van een scheidsrechterlijke
uitspraak in strijd zou zijn met een door een gerechtshof of andere autoriteit van
een der partijen bij het geschil genomen beslissing of gelaste maatregel en indien
volgens de nationale wetgeving van die partij de gevolgen van die beslissing of maatregel
niet of slechts ten dele teniet kunnen worden gedaan, verleent het Hof of het Scheidsgerecht
een billijke genoegdoening aan de benadeelde partij.
-
1 In alle gevallen waarin een geschil het onderwerp uitmaakt van een scheidsrechterlijke
of rechterlijke procedure en in het bijzonder indien de aangelegenheid waarover de
partijen het oneens zijn het gevolg is van reeds verrichte handelingen of van handelingen
die op het punt staan te worden verricht, geeft het Internationale Gerechtshof, beslissende
overeenkomstig artikel 41 van het Statuut van dit Hof, binnen de kortst mogelijke tijd de te nemen voorlopige maatregelen aan. De partijen
bij het geschil zijn gehouden deze maatregelen te aanvaarden.
-
3 Partijen dienen zich van het nemen van alle maatregelen welke de tenuitvoerlegging
van de rechterlijke of scheidsrechterlijke beslissing of de door de Verzoeningscommissie
voorgestelde regelingen in ongunstige zin zouden kunnen beïnvloeden, te onthouden,
alsmede in het algemeen van handelingen van welke aard dan ook welke het geschil zouden
kunnen doen verergeren of zich doen uitbreiden.
-
1 Dit Verdrag blijft tussen de Partijen van toepassing, ook indien een derde Staat,
ongeacht of deze Partij bij het Verdrag is of niet, belang heeft bij het geschil.
-
1 Bij de rechterlijke of scheidsrechterlijke procedure kan een derde Staat, indien deze
van oordeel is dat zijn rechtmatige belangen bij een geschil betrokken zijn, aan het
Internationale Gerechtshof of aan het Scheidsgerecht een verzoek richten als derde
partij te mogen deelnemen.
-
1 De Verdragsluitende Partijen mogen slechts voorbehouden maken welke geschillen betreffende
bijzondere gevallen of duidelijk omschreven speciale aangelegenheden, zoals territoriale
status, of geschillen vallende binnen duidelijk omschreven categorieën, van de toepassing
van dit Verdrag uitsluiten. Indien een der Verdragsluitende Partijen een voorbehoud
heeft gemaakt, kunnen de andere Partijen ten aanzien van die Partij hetzelfde voorbehoud
maken.
-
4 Indien een Verdragsluitende Partij de verplichte jurisdictie van het Internationale
Gerechtshof krachtens artikel 36, lid 2, van het Statuut van voornoemd Hof onder het maken van voorbehouden aanvaardt of indien zij deze voorbehouden wijzigt,
kan deze Verdragsluitende Partij door een desbetreffende verklaring af te leggen dezelfde
voorbehouden ten aanzien van dit Verdrag maken, onverminderd de bepalingen van de
leden 1 en 2 van dit artikel. Deze voorbehouden ontslaan de betrokken Verdragsluitende
Partij evenwel niet van haar verplichtingen krachtens dit Verdrag ten aanzien van
geschillen betrekking hebbende op feiten of toestanden welke bestonden voor de datum
waarop de desbetreffende verklaring werd afgelegd. Deze geschillen dienen echter binnen
een termijn van een jaar na bovengenoemde datum aan de krachtens de bepalingen van
dit Verdrag toepasselijke procedure te worden onderworpen.
Een Partij welke slechts aan een gedeelte van dit Verdrag is gebonden of welke voorbehouden
heeft gemaakt, kan te allen tijde door middel van een desbetreffende verklaring de
omvang van haar verplichtingen uitbreiden of alle of een deel van haar voorbehouden
laten vervallen.
De in artikel 35, lid 4, en in artikel 36 voorziene verklaringen dienen te worden
gericht tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, die hiervan afschriften
aan ieder der andere Verdragsluitende Partijen zal doen toekomen.
-
1 Geschillen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag, met inbegrip
van die welke betrekking hebben op de indeling der geschillen en de draagwijdte der
voorbehouden, worden aan het Internationale Gerechtshof voorgelegd. Een geschilpunt
betreffende de verplichting van een Verdragsluitende Partij, een bepaald geschil al
dan niet aan scheidsrechterlijke regeling te onderwerpen, kan slechts aan het Hof
worden voorgelegd binnen een termijn van drie maanden nadat de ene partij aan de andere
haar voornemen van scheidsrechterlijke regeling gebruik te maken, heeft kenbaar gemaakt.
Na deze termijn van drie maanden behoort zulk een geschilpunt tot de bevoegdheid van
het Scheidsgerecht. De uitspraak van het Hof is bindend voor de instantie welke het
geschil behandelt.
-
2 Indien een der partijen bij een geschil in gebreke blijft haar verplichtingen uit
hoofde van een beslissing van het Internationale Gerechtshof of een uitspraak van
het Scheidsgerecht na te komen, kan de andere partij bij het geschil een beroep doen
op het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Mocht het Comité dit noodzakelijk
achten, dan kan het met twee-derde meerderheid der vertegenwoordigers die gerechtigd
zijn zitting te hebben in het Comité, aanbevelingen doen die er op gericht zijn te
bewerkstelligen dat bovenbedoelde beslissing of uitspraak wordt nagekomen.
-
3 Met inachtneming van dezelfde voorwaarden houdt elke Verdragsluitende Partij welke
ophoudt Lid te zijn van de Raad van Europa, op partij te zijn bij dit Verdrag, binnen
een termijn van een jaar te rekenen van bovengenoemde datum af.
-
4 De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt alle Leden van de Raad van Europa
in kennis van de inwerkingtreding van het Verdrag, alsmede van de namen der Verdragsluitende
Partijen welke het hebben bekrachtigd, alsook van de nederlegging van elke akte van
bekrachtiging welke nadien plaats heeft.