Europees Verdrag betreffende de gelijkstelling van diploma's voor toelating tot universiteiten, Parijs, 11-12-1953

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 27-08-1956 t/m heden

Europees Verdrag betreffende de gelijkstelling van diploma's voor toelating tot universiteiten

Authentiek : EN

EUROPEAN CONVENTION ON THE EQUIVALENCE OF DIPLOMAS LEADING TO ADMISSION TO UNIVERSITIES

The Governments signatory hereto, being Members of the Council of Europe,

Considering that one of the objects of the Council of Europe is to pursue a policy of common action in cultural and scientific matters;

Considering that this object would be furthered by making the intellectual resources of Members freely available to European youth;

Considering that the university constitutes one of the principal sources of the intellectual activity of a country;

Considering that students who have successfully completed their secondary school education in the territory of one Member should be afforded all possible facilities to enter a university of their choice in the territory of other Members;

Considering that such facilities, which are also desirable in the interests of freedom of movement from country to country, require the equivalence of diplomas leading to admission to universities,

Have agreed as follows:

Article 1

  • 1 Each Contracting Party shall recognise for the purpose of admission to the universities situated in its territory, admission to which is subject to State control, the equivalence of those diplomas awarded in the territory of each other Contracting Party which constitute a requisite qualification for admission to similar institutions in the country in which these diplomas were awarded.

  • 2 Admission to any university shall be subject to the availability of places.

  • 3 Each Contracting Party reserves the right not to apply the provisions of paragraph 1 to its own nationals.

  • 4 Where admission to universities situated in the territory of a Contracting Party is outside the control of the State, that Contracting Party shall transmit the text of this Convention to the universities concerned and use its best endeavours to obtain the acceptance by the latter of the principles stated in the preceding paragraphs.

Article 2

Each Contracting Party shall, within a year of the coming into force of this Convention, provide the Secretary-General of the Council of Europe with a written statement of the measures taken to implement the previous Article.

Article 3

The Secretary-General of the Council of Europe shall communicate to the other Contracting Parties the information received from each of them in accordance with Article 2 above and shall keep the Committee of Ministers informed of the progress made in the implementation of this Convention.

Article 4

For the purpose of this Convention:

  • (a) the term “diploma” shall mean any diploma, certificate or other qualification, in whatever form it may be awarded or recorded, which entitles the holder or the person concerned to apply for admission to a university;

  • (b) the term “universities” shall mean:

    • (i) universities;

    • (ii) institutions regarded as being similar in character to universities by the Contracting Party in whose territory they are situated.

Article 5

  • 1 This Convention shall be open to the signature of the Members of the Council of Europe. It shall be ratified. The instruments of ratification shall be deposited with the Secretary-General of the Council of Europe.

  • 2 The Convention shall come into force as soon as three instruments of ratification have been deposited.

  • 3 As regards any signatory ratifying subsequently, the Convention shall come into force at the date of the deposit of its instrument of ratification.

  • 4 The Secretary-General of the Council of Europe shall notify all the Members of the Council of Europe of the entry into force of the Convention, the names of the Contracting Parties which have ratified it, and the deposit of all instruments of ratification which may be effected subsequently.

Article 6

The Committee of Ministers of the Council of Europe may invite any State which is not a Member of the Council to accede to this Convention. Any State so invited may accede by depositing its instrument of accession with the Secretary-General of the Council, who shall notify all the Contracting Parties thereof. As regards any acceding State, this Convention shall come into force on the date of the deposit of its instrument of accession.

In witness whereof the undersigned, being duly authorised thereto, have signed the present Convention.

Done at Paris, this 11th day of December, 1953, in English and French, both texts being equally authoritative, in a single copy which shall remain deposited in the archives of the Council of Europe. The Secretary-General shall transmit certified copies to each of the Signatories.

Vertaling : NL

EUROPEES VERDRAG BETREFFENDE DE GELIJKSTELLING VAN DIPLOMA'S VOOR TOELATING TOT UNIVERSITEITEN

De Regeringen welke dit Verdrag hebben ondertekend, Leden van de Raad van Europa;

Overwegende dat een van de doelstellingen van de Raad van Europa is het volgen van een gemeenschappelijke gedragslijn op cultureel en wetenschappelijk gebied;

Overwegende dat het bereiken van deze doelstelling zou worden bevorderd door de bronnen der wetenschap in de Leden-Staten vrijelijk toegankelijk te maken voor de Europese jeugd;

Overwegende dat de universiteit een van de voornaamste bronnen van intellectuele activiteit van een land vormt;

Overwegende dat aan hen, die hun voorbereidend hogere of middelbare opleiding binnen het grondgebied van het ene Lid met succes hebben voltooid, alle mogelijke faciliteiten verleend dienen te worden om binnen het grondgebied van andere Leden een universiteit van hun keuze te bezoeken;

Overwegende dat het voor het verlenen van dergelijke faciliteiten, welke eveneens wenselijk zijn in het belang van een vrij verkeer van het ene land naar het andere, noodzakelijk is dat de diploma's voor toelating tot universiteiten worden gelijkgesteld;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

  • 1 Iedere Verdragsluitende Partij erkent, met het oog op de toelating tot binnen haar grondgebied gelegen universiteiten waarvan de toelating aan staatstoezicht is onderworpen, de gelijkwaardigheid van die binnen het grondgebied van iedere andere Verdragsluitende Partij uitgereikte diploma's, welke in het land waarin zij werden verleend een noodzakelijke vereiste zijn voor de toelating tot soortgelijke instellingen.

  • 2 De toelating tot een universiteit is afhankelijk van het aantal beschikbare plaatsen.

  • 3 Iedere Verdragsluitende Partij behoudt zich het recht voor, de bepalingen van lid 1 niet op haar eigen onderdanen toe te passen.

  • 4 In gevallen waarin de toelating tot universiteiten, gelegen binnen het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, niet onderworpen is aan staatstoezicht, doet die Verdragsluitende Partij de tekst van dit Verdrag toekomen aan de betrokken universiteiten en stelt alle pogingen in het werk om de aanvaarding van de in de voorgaande leden neergelegde beginselen door die universiteiten te verkrijgen.

Artikel 2

Binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag doet iedere Verdragsluitende Partij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa schriftelijk mededeling van de maatregelen welke zijn genomen ter uitvoering van het voorgaande artikel.

Artikel 3

De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de andere Verdragsluitende Partijen in kennis van de inlichtingen welke hij van elk van hen in overeenstemming met artikel 2 heeft ontvangen en houdt het Comité van Ministers op de hoogte van de voortgang welke is gemaakt ten aanzien van de uitvoering van dit Verdrag,

Artikel 4

In dit Verdrag betekent:

  • (a) de uitdrukking „diploma”: ieder diploma, getuigschrift of ander bewijsstuk, in welke vorm ook verleend of vastgelegd, dat de houder of de betrokken persoon het recht geeft een aanvraag in te dienen om te worden toegelaten tot een universiteit;

  • (b) de uitdrukking „universiteit”:

    • (1) universiteiten,

    • (2) instellingen welke door de Verdragsluitende Partij, binnen welker grondgebied zij gelegen zijn, beschouwd worden van gelijke aard te zijn als een universiteit.

Artikel 5

  • 1 Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de Leden van de Raad van Europa. Het dient te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

  • 2 Het Verdrag treedt in werking zodra drie akten van bekrachtiging zijn nedergelegd.

  • 3 Ten aanzien van iedere Staat, welke het Verdrag op een later tijdstip bekrachtigt, treedt het Verdrag in werking op de datum waarop die Staat zijn akte van bekrachtiging nederlegt.

  • 4 De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt alle Leden van de Raad van Europa in kennis van de inwerkingtreding van het Verdrag, van de namen van de Verdragsluitende Partijen welke het hebben bekrachtigd, en van de nederlegging van alle akten van bekrachtiging welke daarna heeft plaats gevonden.

Artikel 6

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa kan iedere Staat, welke geen Lid is van de Raad, uitnodigen tot dit Verdrag toe te treden. Iedere Staat, welke daartoe wordt uitgenodigd, kan tot het Verdrag toetreden door nederlegging van zijn akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad, die daarvan mededeling doet aan alle Verdragsluitende Partijen. Ten aanzien van iedere toetredende Staat treedt dit Verdrag in werking op de datum waarop die Staat zijn akte van toetreding nederlegt.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Parijs, de 11e December 1953, in de Engelse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar dat zal worden bewaard in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal doet gewaarmerkte afschriften ervan toekomen aan alle Partijen welke dit Verdrag hebben ondertekend.

Naar boven