Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regeringen [...] van het Britse Gemenebest op Nederlands grondgebied, 's-Gravenhage, 10-07-1957

Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 10-07-1951 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regeringen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, de Unie van Zuid-Afrika, India en Pakistan nopens de graven van leden van de Strijdkrachten van het Britse Gemenebest op Nederlands grondgebied

Authentiek : NL

OVEREENKOMST tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regeringen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, de Unie van Zuid-Afrika, India en Pakistan nopens de graven van leden van de Strijdkrachten van het Britse Gemenebest op Nederlands grondgebied

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden enerzijds en

De Regeringen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, de Unie van Zuid-Afrika, India en Pakistan (in deze Overeenkomst aangeduid met „de Landen van het Gemenebest”) anderzijds,

Bezield door de gemeenschappelijke wens, de nagedachtenis te eren van die leden van de Strijdkrachten van de Landen van het Gemenebest, die gedurende de oorlogen van 1914-1918 en van 1939-1945 zijn gevallen op het slagveld of overleden en op Nederlands grondgebied begraven,

Wensende voorzieningen te treffen ten aanzien van de begraafplaatsen, graven en gedenktekenen voor deze leden van de Strijdkrachten van de Landen van het Gemenebest,

Zijn het navolgende overeengekomen:

Artikel 1

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • (1) Onder „Begraafplaatsen, graven en gedenktekenen van het Gemenebest” worden verstaan de begraafplaatsen en graven op Nederlands grondgebied, waarin begraven zijn de stoffelijke overschotten van leden van de Strijdkrachten van de Landen van het Gemenebest, die gevallen zijn of overleden in de oorlogen van 1914-1918 en van 1939-1945 en de gedenktekenen, welke te hunner ere zijn of nog zullen worden opgericht;

  • (2) Onder „de Commissie” wordt verstaan de Imperial War Graves Commission, ingesteld bij Royal Charter, verleend door Zijne Majesteit de Koning van Groot-Britannië, Ierland en de Britse overzeese Dominions;

  • (3) Onder de uitdrukking „Nederlands grondgebied” wordt in deze Overeenkomst verstaan het grondgebied van Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen.

Artikel 2

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

De Commissie wordt door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden erkend als de enige autoriteit, die vanwege de Landen van het Gemenebest is belast met de blijvende zorg voor de begraafplaatsen, graven en gedenktekenen van het Gemenebest op Nederlands grondgebied.

Artikel 3

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • (1) De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden zal de eigendom verwerven van de voor de begraafplaatsen, graven en gedenktekenen van het Gemenebest benodigde grond en zal het gebruik ervan kosteloos aan de Commissie toestaan voor de duur van 50 jaren, welke termijn telkenmale verlengd zal worden zo lang de grond wordt gebruikt voor het in deze Overeenkomst omschreven doel.

  • (2) Telkens wanneer de Commissie het nodig oordeelt nieuwe kerkhoven aan te leggen met het oog op het bijeenbrengen van graven van het Gemenebest, stelt zij haar voorstellen op schrift en doet deze toekomen aan de Nederlandse Minister van Oorlog, die zal nagaan of de mogelijkheid bestaat de benodigde grond te verwerven, teneinde deze tot het bovengenoemde doel aan de Commissie ter beschikking te stellen gedurende een periode en onder voorwaarden als omschreven in lid (1) van dit artikel.

Artikel 4

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

Zonder toestemming der Commissie mogen de stoffelijke resten van leden van de Strijdkrachten van de Landen van het Gemenebest niet worden opgegraven teneinde deze te verwijderen van de begraafplaatsen van het Gemenebest of uit de graven, waarin zij rusten. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden neemt op zich de plaatselijke autoriteiten uit te nodigen om alle aanvragen voor toestemming tot het opgraven en het overbrengen van deze stoffelijke resten te weigeren, tenzij deze ingediend zijn door tussenkomst van de Commissie.

Artikel 5

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • (1) De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden erkent het recht van de Commissie om op Nederlands grondgebied op te treden als een rechtspersoonlijkheid bezittend zedelijk lichaam, teneinde het onderhoud van de begraafplaatsen, graven en gedenktekenen van het Gemenebest te verzekeren.

  • (2) De Commissie is dientengevolge gemachtigd de begraafplaatsen van het Gemenebest te omheinen, ze aan te leggen overeenkomstig een door haarzelf goedgekeurd ontwerp, daarin grafmonumenten of andere passende bouwwerken op te richten en beplantingen aan te brengen, voorschriften vast te stellen nopens bezoek en personen te kiezen, die ook Brits onderdaan mogen zijn, om de zorg ervoor en het onderhoud ervan op zich te nemen.

  • (3) De Commissie is verder bevoegd te voorzien in de aanleg en het onderhoud van de graven van het Gemenebest op algemene en bijzondere begraafplaatsen, in overeenstemming met de bevoegde autoriteiten.

  • (4) Indien graven van het Gemenebest gelegen zijn te midden van graven van Nederlandse of geallieerde militairen en de Commissie het wenselijk acht, dat een gemeenschappelijk systeem van aanleg wordt aanvaard, dan legt zij haar voorstellen ter goedkeuring voor aan de Nederlandse Minister van Oorlog.

  • (5) Met betrekking tot de machtiging, verleend in artikel 5 (2) van deze Overeenkomst, houdt de Commissie zich aan de op Nederlands grondgebied geldende wetten en voorschriften ten aanzien van begraafplaatsen, graven, gedenktekenen en andere bouwwerken.

  • (6) De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden beschouwt de Commissie met betrekking tot de in haar dienst door Nederlandse burgerwerklieden verrichte werkzaamheden, van het tijdstip van de aanvang dier werkzaamheden af, als werkgever in de zin der Sociale Verzekeringswetgeving.

Artikel 6

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • (1) Alle verzoeken om toestemming tot het oprichten buiten een begraafplaats van het Gemenebest van een gedenkteken, bedoeld als herinnering aan een wapenfeit van een onderdeel of formatie der Strijdkrachten van de Landen van het Gemenebest, worden door de Commissie aan de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden ter goedkeuring voorgelegd.

  • (2) Mocht een verzoek van deze aard door een andere persoon of instantie dan de Commissie tot de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden worden gericht, dan legt deze Regering het voor aan de Commissie alvorens een beslissing te nemen en zal in overeenstemming met de Commissie overwegen, welke stappen te dien aanzien zullen worden genomen.

Artikel 7

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • (1) De Commissie benoemt een gemengd Comité met leden van het Gemenebest en van Nederland om de Commissie op Nederlands grondgebied te vertegenwoordigen in haar betrekkingen tot de Nederlandse autoriteiten, zowel militaire als burgerlijke en in het bijzonder om namens de Commissie geheel of ten dele de rechten uit te oefenen, welke haar toegekend worden bij deze Overeenkomst.

  • (2) Dit Comité is bevoegd om namens de Commissie en binnen de grenzen van de bevoegdheid, door laatstgenoemde gedelegeerd, alle burgerrechtelijke handelingen te verrichten, welke nodig zijn om het in staat te stellen zijn doelstellingen te verwezenlijken.

Artikel 8

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • (1) Het in het voorafgaande artikel genoemde Comité bestaat uit niet meer dan 20 leden, en wel uit niet meer dan 8 ereleden, waarvan vier Nederlandse onderdanen zijn en de anderen onderdanen van de Landen van het Gemenebest en uit niet meer dan 12 ambtelijke leden, waarvan er 6 Nederlandse onderdanen zijn en de anderen onderdanen van de Landen van het Gemenebest.

  • (2) Alle leden worden door de Commissie benoemd. Evenwel vindt, voor zover het de Nederlandse leden betreft, de benoeming plaats op aanbeveling van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, welke aanbeveling langs diplomatieke weg wordt verzocht en overgebracht.

  • (3) De Nederlandse ereleden worden gekozen uit personen, die zich hebben onderscheiden bij het leger, de vloot, de luchtmacht, in de letterkunde, de wetenschap of de kunst.

  • (4) De Nederlandse ambtelijke leden worden gekozen als vertegenwoordigers van die Departementen van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden of die erkende Nederlandse Organisaties, waaromtrent overeenstemming zal zijn verkregen tussen deze Regering en de Commissie, en zij houden op deel uit te maken van het Comité vanaf de dag, waarop zij hun functie bij het onderhavige Departement of de Organisatie neerleggen. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden verbindt zich de Commissie te verwittigen omtrent alle wijzigingen, welke zich ten aanzien van de Nederlandse ambtelijke leden mochten voordoen.

  • (5) De Commissie benoemt de Secretaris-Generaal van het Gemengde Comité.

Artikel 9

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • (1) De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden neemt op zich de Commissie vrij te stellen van alle tegenwoordige of toekomstige belastingen, retributies en andere door het Rijk, de Provincie of gemeente opgelegde lasten of heffingen van welke aard ook, welke anders aan de Commissie zouden kunnen worden opgelegd in verband met de uitoefening van haar officiële werkzaamheden overeenkomstig deze Overeenkomst. De wijze, waarop aan vorenbedoelde vrijstellingen uitvoering wordt gegeven zal door de Commissie rechtstreeks met de er bij betrokken autoriteiten worden geregeld.

  • (2) De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden stemt er in toe, dat in elk afzonderlijk geval, bedoeld in dit artikel, de er bij betrokken autoriteiten een namens de Commissie ondertekende verklaring, behelzende dat vrijstelling wordt verzocht in verband met de uitoefening van de officiële werkzaamheden van de Commissie, als voldoende bewijs terzake aanvaarden. De Secretaris-Generaal van het gemengde Comité deelt van tijd tot tijd aan de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden mede, welke functionarissen der Commissie bevoegd zijn zodanige verklaringen te ondertekenen.

Artikel 10

[Toekomstige wijziging(en) op 10-07-1957. Zie het overzicht van wijzigingen]

Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag van ondertekening.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te 's-Gravenhage, de tiende Juli 1951 in de Nederlandse en Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, hetwelk nedergelegd zal worden in het archief van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en waarvan gewaarmerkte afschriften zullen worden verstrekt aan de andere Regeringen, welke partij zijn bij de onderhavige Overeenkomst.

Naar boven