Overeenkomst betreffende de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de [...] belang zijn en waarvoor octrooiaanvragen zijn ingediend, Parijs, 21-09-1960

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 08-10-1971 t/m heden

Overeenkomst betreffende de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en waarvoor octrooiaanvragen zijn ingediend

Authentiek : EN

Agreement for the mutual safeguarding of secrecy of inventions relating to defence and for which applications for patents have been made

The Governments of Belgium, Canada, Denmark, France, The Federal Republic of Germany, Greece, Italy, Luxembourg, The Netherlands, Norway, Portugal, Turkey, The United Kingdom and The United States of America,

Parties to the North Atlantic Treaty signed in Washington on 4th April, 1949;

desirous of encouraging economic collaboration between any or all of their Governments, as agreed in Article 2 of the Treaty;

mindful of the undertaking they have entered into under the terms of Article 3, to maintain and develop, by means of continuous and effective self-help, their individual and collective capacity to resist armed attack;

considering that the imposition of secrecy on an invention relating to defence in one of the North Atlantic Treaty Organization countries has generally as its corollary, when a patent has been applied for, or granted, the prohibition to apply for a patent for the same invention in other countries, including North Atlantic Treaty Organization countries;

considering that the territorial limitation resulting from this prohibition may cause prejudice to the applicants for patents and consequently adversely affect economic collaboration between North Atlantic Treaty Organization countries;

considering that mutual assistance makes desirable reciprocal communication of inventions relating to defence and that in some cases such communication may be obstructed by this prohibition;

considering that if the Government originating the prohibition is prepared to authorise the filing of an application for a patent in one or more of the other North Atlantic Treaty Organization countries, provided that the Governments of these countries also impose secrecy on the invention, the latter should not be free to refuse to impose secrecy;

considering that provision has been made between the Governments of the Parties to the North Atlantic Treaty for the mutual protection and safeguarding of the classified information they may interchange;

Have agreed as follows:

Article I

The Governments Parties to this Agreement shall safeguard and cause to be safeguarded the secrecy of inventions for which applications for patents have been received under agreed procedures whenever the secrecy has been imposed on such inventions in the interests of national defence by the Government, hereinafter referred to as the “originating Government”, which was the first to receive an application for a patent covering these inventions.

Provided that this provision shall not prejudice the right of the originating Government to prohibit the filing of an application for a patent for the invention with one or more of the other Governments Parties to this Agreement.

The Governments Parties to this Agreement agree to develop such operational procedures as may be required to effectuate this Article.

Article II

The provisions of Article I shall be applied at the request either of the originating Government, or of the applicant for the patent, provided that the latter produces evidence that secrecy has been imposed by the originating Government and that he has received authorisation from that Government to file his application for a secret patent in the country in question.

Article III

The Government called upon to safeguard the secrecy of an invention under the terms of Article I shall be entitled to demand from the applicant for the patent a waiver of any claim to compensation for loss or damage due solely to the imposition of secrecy on the invention as a condition prerequisite to the application of such safeguard.

Article IV

The secrecy measures imposed under Article I shall be removed only on the request of the originating Government. This Government shall give the other Governments concerned six weeks' notice of its intention to remove its own measures.

The originating Government shall take into account as far as possible, having due regard to the security of the North Atlantic Treaty Organization, the representations made by other Governments within the said six weeks' period.

Article V

This Agreement shall not prevent the signatory Governments from entering into bilateral agreements for the same purpose. Existing bilateral agreements shall remain unaffected.

Article VI

The instruments of ratification or approval of this Agreement shall be deposited as soon as possible with the Government of the United States of America which will inform each signatory Government of the date of deposit of each instrument.

This Agreement shall enter into force 30 days after deposit by two signatory Parties of their instruments of ratification or approval. It shall enter into force for each of the other signatory Parties 30 days after the deposit of its instrument of ratification or approval.

Article VII

This Agreement may be denounced by any contracting Party by written notice of denunciation given to the Government of the United States of America which will inform all the other signatory Parties of such notice. Denunciation shall take effect one year after receipt of notification by the Government of the United States of America but shall not affect obligations already contracted and the rights or prerogatives previously acquired by the signatory Parties under the provisions of this Agreement.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned Representatives duly authorised thereto, have signed this Agreement.

DONE in Paris this 21st day of September 1960 in the English and French languages, both texts being equally authentic, in a single copy which shall be deposited in the archives of the Government of the United States of America which will transmit a duly certified copy to the Governments of the other signatory Parties.

Vertaling : NL

Overeenkomst betreffende de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en waarvoor octrooiaanvragen zijn ingediend

De Regeringen van België, Canada, Denemarken, Frankrijk, de Bondsrepubliek Duitsland, Griekenland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika,

Partij bij het op 4 april 1949 te Washington gesloten Noordatlantische Verdrag;

Verlangende de economische samenwerking tussen enige of alle Partijen te bevorderen, zoals overeengekomen in artikel 2 van het verdrag;

Gelet op de wederzijdse verplichting die zij ingevolge het bepaalde in artikel 3 van het verdrag op zich hebben genomen, hun individueel en collectief1 vermogen om een gewapende aanval te weerstaan, door zichzelf voortdurend en op doelmatige wijze te versterken en elkander hulp te verlenen2, te handhaven en te ontwikkelen;

Overwegende dat de omstandigheid dat een uitvinding die van belang is voor de verdediging en het onderwerp van een octrooiaanvrage of verleend octrooi uitmaakt, aan geheimhouding wordt onderworpen, gewoonlijk het verbod meebrengt om voor dezelfde uitvinding een octrooiaanvrage in te dienen in andere landen, de landen van de NAVO daaronder begrepen;

Overwegende dat de uit dit verbod voortvloeiende beperking van het grondgebied waarbinnen uitvindingen beschermd worden, de aanvragers om octrooi kan schaden en dientengevolge aan de economische samenwerking van de landen van de NAVO afbreuk kan doen;

Overwegende dat de wederzijdse bijstand de mededeling van de uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn, over en weer wenselijk maakt en dat een dergelijke mededeling in sommige gevallen door een verbod als bovenbedoeld belemmerd kan worden;

Overwegende dat, indien de regering van wie het verbod is uitgegaan, bereid is het indienen van een octrooiaanvrage in een of meer andere landen van de NAVO toe te staan, mits de regeringen van die landen eveneens de uitvinding aan geheimhouding onderwerpen, deze regeringen de geheimhouding niet moeten kunnen weigeren;

Overwegende dat tussen de regeringen van de partijen bij het Noordatlantische Verdrag een voorziening is getroffen ten aanzien van de wederzijdse bescherming en beveiliging van door hen uit te wisselen gerubriceerde gegevens;

Komen overeen als volgt:

Artikel I

De Staten die partij zijn bij deze Overeenkomst zullen de geheimhouding van uitvindingen waarvoor octrooiaanvragen volgens de overeengekomen procedureregeling zijn ontvangen, verzekeren en doen verzekeren in alle gevallen waarin deze uitvindingen in het belang van de nationale verdediging aan geheimhouding zijn onderworpen door de regering - hierna te noemen „regering van het land van oorsprong” - die het eerst een octrooiaanvrage die bedoelde uitvindingen bevat, ontving.

Deze bepaling laat evenwel het recht van de regering van het land van oorsprong onverlet de indiening van een octrooiaanvrage voor bedoelde uitvinding in een of meer andere Staten die partij zijn bij deze Overeenkomst, te verbieden.

De Staten die partij zijn bij deze Overeenkomst komen overeen die procedureregeling tot stand te brengen, die nodig is ter uitvoering van dit artikel.

Artikel II

De bepalingen van artikel I worden toegepast op verzoek van, hetzij de regering van het land van oorsprong, hetzij de octrooiaanvrager, mits laatstgenoemde het bewijs levert dat de regering van het land van oorsprong de uitvinding aan geheimhouding heeft onderworpen en dat hij van die regering toestemming heeft verkregen om in het desbetreffende land een octrooiaanvrage onder geheimhouding in te dienen.

Artikel III

De regering die wordt verzocht de geheimhouding van een uitvinding te verzekeren overeenkomstig het bij artikel I bepaalde heeft het recht, alvorens de nodige maatregelen ter verzekering van de geheimhouding te treffen, van de octrooiaanvrager te eisen dat hij afstand doet van elke vordering tot schadevergoeding die uitsluitend berust op de omstandigheid dat de uitvinding aan geheimhouding is onderworpen.

Artikel IV

De maatregelen tot geheimhouding opgelegd ingevolge artikel I worden alleen op verzoek van de regering van het land van oorsprong opgeheven. Deze regering doet van haar voornemen de door haarzelf getroffen maatregelen op te heffen zes weken van tevoren mededeling aan de overige betrokken regeringen.

De regering van het land van oorsprong houdt zoveel mogelijk, mede gelet op de veiligheid van de NAVO, rekening met de door de andere regeringen gedurende genoemde periode van zes weken gehouden vertogen.

Artikel V

Deze Overeenkomst mag niet aldus worden uitgelegd dat zij de overeenkomstsluitende regeringen verbiedt bilaterale overeenkomsten van dezelfde strekking te sluiten. Zij tast bestaande bilaterale overeenkomsten niet aan.

Artikel VI

De akten van bekrachtiging of goedkeuring van deze Overeenkomst worden zo spoedig mogelijk nedergelegd bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die de datum van nederlegging van elke akte aan elke ondertekenende regering mededeelt.

Deze Overeenkomst treedt in werking 30 dagen na nederlegging van de akten van bekrachtiging of goedkeuring door twee ondertekenende regeringen. Ten aanzien van elk der overige ondertekenende regeringen treedt zij in werking 30 dagen na nederlegging van haar akte van bekrachtiging of goedkeuring.

Artikel VII

Deze Overeenkomst kan door elke overeenkomstsluitende partij worden opgezegd door middel van een schriftelijke mededeling van opzegging, gericht tot de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die alle overige ondertekenende regeringen van de mededeling op de hoogte zal stellen. De opzegging wordt één jaar nadat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika de mededeling van opzegging heeft ontvangen, van kracht. De opzegging tast echter de door de ondertekenende regeringen uit hoofde van de bepalingen van deze Overeenkomst reeds aangegane verplichtingen en verkregen rechten of bevoegdheden niet aan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Parijs de 21ste september 1960, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in één exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die hiervan een gewaarmerkt afschrift aan de andere ondertekenende regeringen zal doen toekomen.

  1. [Red: In de Franse tekst ontbreken de woorden „en collectief”.] ^ [1]
  2. [Red: In de Engelse tekst ontbreken de woorden „en elkander hulp te verlenen”.] ^ [2]
Naar boven