MINISTERIE VAN
BUITENLANDSE ZAKEN
Den Haag, 19 Mei 1952.
No. 50226
Mijnheer de Ambassadeur,
Ik heb de eer Uwer Excellentie de ontvangst te bevestigen van Haar nota d.d. heden,
No.: ongenummerd, waarin Zij mij mededeelt, dat de Duitse Bondsregering kan instemmen met de bereikte
resultaten van de besprekingen, welke begin October 1951 in Den Haag, eind November
1951 in Unkel a. Rh. en laatstelijk vanaf 16 Januari 1952 opnieuw in Den Haag hebben
plaats gevonden inzake de aanspraak, welke de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
maakt op restitutie van Duitse in R.M. luidende effecten, welke gedurende de Duitse
bezetting van Nederland verdwenen en naar Duitsland overgebracht zijn. Deze resultaten
luiden als volgt:
-
1. De Bondsregering betaalt aan de Nederlandse Regering ter voldoening aan de eis tot
restitutie van tijdens de Duitse bezetting van Nederland verdwenen en naar Duitsland
weggevoerde in R.M. luidende effecten, een bedrag van 45 millioen D.M. als tegenwaarde
van de in R.M. luidende aandelen; de Bondsregering erkent verder, dat zij de Nederlandse
Regering een nog niet vaststaand bedrag schuldig is als tegenwaarde van in R.M. luidende
obligaties ter waarde van 70 millioen R.M.
-
2. Het bedrag van 45 millioen D.M, zal in vier termijnen worden betaald: de eerste termijn
ten bedrage van 10 millioen D.M. op 1 Juli 1952, de tweede termijn ten bedrage van
15 millioen D.M. op 1 Juli 1953, en de verdere termijnen ten bedrage van 10 millioen
D.M. elk telkens op 1 Juli van de daarop volgende jaren.
-
3. De Bondsregering zal vanaf 1 Juli 1952 over de nog niet betaalde termijnen rente betalen
à 3 % per jaar. De rente dient tegelijkertijd met de vervallen termijnen te worden
betaald, voor de eerste maal op 1 Juli 1953.
-
4. Wat de betaling van de tegenwaarde van de 70 millioen in R.M. luidende obligaties
betreft, dient die, vooral ten aanzien van de omrekening in D.M., de rentebetaling,
de aflossing en de transfer, te geschieden als in de komende schuldenregeling bepaald
zal worden ten aanzien van de vóór 1 September 1939 uitgegeven, in Duitse valuta luidende
obligaties.
-
5. De termijnen en renten, bedoeld onder de punten 2 en 3, zullen worden gestort op een
ten gunste van de Nederlandse Regering bij een Duitse „Landeszentralbank” of „Aussenhandelsbank”
te openen rekening. De rekening zal worden aangeduid met „Aktien-Altbesitz-Sonderkonto”.
-
6. De bedragen, luidende in D.M., waarvoor de rekening wordt gecrediteerd, kunnen door
de Nederlandse Regering als volgt worden gebruikt:
-
a) Ten laste van de rekening kunnen beleggingen verworven worden in de Bondsrepubliek
Duitsland en in de Westelijke sectoren van Berlijn volgens dezelfde bepalingen als
die, welke gelden voor oorspronkelijke geblokkeerde tegoeden („originare Sperrguthaben”),
die zijn ontstaan, door de vervreemding van effecten, welke reeds het eigendom waren
van de rekeninghouder vóór 1 September 1939.
-
b) Ten laste van de rekening kunnen verder bedragen luidende in D.M. worden overgedragen
aan een door de Nederlandse Regering in overeenstemming met de Bondsregering aan te
wijzen rechtspersoon naar het Duitse recht ter verdere aanwending voor de financiering
van goederentransacties en voor de betaling van verrichte diensten, alsmede voor beleggingen
op lange en middelbare termijn, in het bijzonder ter bevordering van het Nederlands-Duitse
handelsverkeer.
-
7. De bedragen luidende in D.M., waarvoor de rekening wordt gecrediteerd, kunnen door
de Nederlandse Regering als volgt worden vervreemd:
-
a) aan een willekeurig persoon met het resultaat, dat de verkrijgers in dezelfde rechtspositie
komen te verkeren, als ten aanzien van de verkrijgers van saldi van buitenlanders
is neergelegd in de algemene Duitse deviezenbepalingen;
-
b) aan natuurlijke en rechtspersonen, die hun gebruikelijke verblijfplaats, hoofdkantoor
of zetel in Nederland hebben, met het resultaat, dat eventuele transferbevoegdheden
bij de eerste verkrijger - zie onder 8 - blijven berusten.
Er wordt het volgende voorbehoud gemaakt: op verlangen van een van beide partijen
zal worden overlegd, of en hoe de transferbevoegdheid in het geval van een vervreemding
van saldi als bedoeld sub a) hierboven ten gunste van de Nederlandse Regering kan
blijven behouden en of en hoe een uitbreiding van de mogelijkheden tot vervreemding
kan plaats vinden.
-
8. De op de rekening gestorte bedragen luidende in D.M., de nog niet betaalde termijnen
en de volgens het sub 6 bepaalde verworven beleggingen alsmede de renten over de in
D.M. luidende saldi en vorderingen en de opbrengsten uit de genoemde beleggingen worden
ten aanzien van de transferbevoegdheid zo behandeld, alsof het aandelen betrof, welke
reeds vóór 1 September 1939 het eigendom waren van de tegenwoordige rechthebbenden,
en de opbrengst van deze aandelen. Dit geldt eveneens voor rechthebbenden volgens
punt 7 b). Hierdoor worden gunstiger transfermogelijkheden op grond van andere regelingen
niet nadelig beïnvloed.
-
9. In geval van wijziging van de wisselkoers tussen de Duitse Mark en de Gulden gelden
voor de nog niet betaalde termijnen de bepalingen, die in Artikel VIII van de Nederlands-Duitse
betalingsovereenkomst van 7 September 1949 ten aanzien van het totaal saldo van de
Nederlands-Duitse monetaire rekeningen zijn neergelegd.
-
10. Wat de Nederlandse wens betreft om de uit de „Aktien-Altbesitz-Sonderkonto” gefinancierde
transacties en investeringen vrij te stellen van de Duitse belasting op kapitaalopbrengsten
(„Kapitalertragsteuer”), zijn de partijen het er over eens, dat deze kwestie zal worden
aangehouden om te worden geregeld bij de onderhandelingen over de sluiting van een
Nederlands-Duitse Overeenkomst ter vermijding van het opleggen van dubbele belasting.
In het kader van die onderhandelingen dient er dan rekening mee te worden gehouden,
dat bedragen, welke inmiddels uit hoofde van de belasting op kapitaalopbrengsten betaald
zijn, eventueel aan de Nederlandse Staat worden terugbetaald.
-
11. De Bondsregering gaat er van uit, dat de Nederlandse Regering in de toekomst geen
verdere aanspraak op teruggave van in R.M. luidende Duitse effecten zal doen gelden.
Ik heb er kennis van genomen, dat op bovenstaande regeling de toestemming der Geallieerde
Hoge Commissie voor Duitsland is verkregen.
Ik heb de eer Uwer Excellentie mede te delen, dat de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden bereid is de bovenstaande bepalingen te aanvaarden en dat zij Uwer Excellentie's
nota en het onderhavige antwoord daarop zal beschouwen als een overeenkomst tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland, welke overeenkomst
heden in werking treedt.
Ik grijp deze gelegenheid aan, Mijnheer de Ambassadeur, om Uwer Excellentie de hernieuwde
verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting te geven.
(w.g.) W. DREES
Minister van Buitenlandse Zaken a.i.
Zijner Excellentie Dr. K. Du Mont,
Ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland,
's-Gravenhage.