De Internationale Financierings Maatschappij (hierna genoemd de Maatschappij) is opgericht
en handelt in overeenstemming met de volgende bepalingen:
De Maatschappij heeft ten doel de economische ontwikkeling te bevorderen door het
aanmoedigen van de groei van productieve particuliere ondernemingen in landen-leden,
in het bijzonder in de minder ontwikkelde gebieden, en daarmede de werkzaamheden van
de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (hierna te noemen de Bank) aan
te vullen. Bij de uitvoering van deze doelstelling zal de Maatschappij:
-
(i) tezamen met particuliere investeerders medewerking verlenen bij de financiering van
de oprichting, verbetering en uitbreiding van productieve particuliere ondernemingen,
welke zullen bijdragen tot de ontwikkeling van haar landen-leden door het verrichten
van investeringen, zonder garantie tot terugbetaling door de regering van het betrokken
land dat lid is van de Maatschappij in gevallen waar voldoende particulier kapitaal
niet op redelijke voorwaarden beschikbaar is;
-
(ii) trachten mogelijkheden tot investeren, binnen- en buitenlands particulier kapitaal
en ervaren leiding tezamen te brengen; en
-
(iii) trachten de stroom van particulier binnen- en buitenlands kapitaal naar productieve
investeringen in landen-leden te stimuleren en behulpzaam te zijn bij het tot stand
brengen van voorwaarden, welke daartoe bevorderlijk zijn.
De Maatschappij laat zich in al haar beslissingen leiden door de bepalingen van dit
artikel.
Artikel II. Lidmaatschap en kapitaal
Afdeling 1. Lidmaatschap
-
(a) De oorspronkelijke leden van de Maatschappij zijn die in het bijbehorende Schema A
genoemde leden van de Internationale Bank die op of vóór de in artikel IX, afdeling
2 (c) genoemde datum het lidmaatschap der Maatschappij aanvaarden.
-
(b) Het lidmaatschap staat voor de andere leden van de Bank open op die tijdstippen en
in overeenstemming met die voorwaarden, welke door de Maatschappij kunnen worden vastgesteld.
Afdeling 2. Maatschappelijk kapitaal
-
(a) Het maatschappelijk kapitaal van de Maatschappij bedraagt $ 100.000.000, uitgedrukt
in U.S. dollars.
-
(b) Het maatschappelijk kapitaal is verdeeld in 100.000 aandelen, elk met een pari-waarde
van $ 1000. Aandelen waarop door de oorspronkelijke inschrijvers niet is ingeschreven,
blijven beschikbaar voor latere inschrijving in overeenstemming met afdeling 3 (d)
van dit artikel.
-
(c) Het maatschappelijk kapitaal kan door de Raad van Bestuur worden verhoogd onder de
volgende voorwaarden:
-
(i) bij eenvoudige meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen, in geval een zodanige
verhoging noodzakelijk is voor de uitgifte van aandelen op initiële inschrijvingen
van leden andere dan de oorspronkelijke leden, onder voorwaarde dat het totaal van
alle verhogingen waartoe krachtens de bepalingen van dit punt van lid (c) machtiging
is verleend 10.000 aandelen niet te boven zal gaan;
-
(ii) in alle andere gevallen met vier-vijfde meerderheid van het totale aantal stemmen.
-
(d) In geval van een verhoging waartoe krachtens de bepalingen van lid (c) (ii) machtiging
is verleend, krijgt ieder lid een redelijke gelegenheid om, onder de voorwaarden welke
de Maatschappij vaststelt, op een evenredig deel van de verhoging in te schrijven,
gelijkstaande aan de verhouding, waarin zijn ingeschreven aandelenkapitaal tot het
totale kapitaal van de Maatschappij staat, maar geen lid is verplicht op enig deel
van het verhoogde kapitaal in te schrijven.
-
(e) Aandelen, andere dan waarop hetzij bij initiële inschrijving hetzij ingevolge lid
(d) is ingetekend, kunnen slechts worden uitgegeven met drie-vierde meerderheid van
het totale aantal stemmen.
-
(f) Aandelen van de Maatschappij zijn slechts beschikbaar voor inschrijving door, en worden
slechts uitgegeven aan leden.
Afdeling 3. Inschrijvingen
-
(a) Ieder oorspronkelijk lid schrijft in op het aantal aandelen, hetwelk in Schema A achter
zijn naam voorkomt. Het aantal aandelen waarop door de andere leden wordt ingeschreven,
wordt door de Maatschappij vastgesteld.
-
(b) Aandelen, waarop door de oorspronkelijke leden bij de oprichting der Maatschappij
wordt ingeschreven, worden à pari uitgegeven.
-
(c) De initiële inschrijving van ieder oorspronkelijk lid dient in haar geheel te worden
betaald, hetzij binnen 30 dagen na het tijdstip waarop de Maatschappij ingevolge artikel
XI, afdeling 3 (b) haar werkzaamheden aanvangt, hetzij op het tijdstip waarop zodanig
oorspronkelijk lid zijn lidmaatschap verkrijgt al naar gelang welk tijdstip het laatst
valt of op een zodanig later tijdstip als de Maatschappij vaststelt. De betaling geschiedt
in goud of in U.S. dollars op een desbetreffende vordering van de Maatschappij, welke
daarbij de plaats of plaatsen van betaling aangeeft.
-
(d) De koers en de overige voorwaarden van inschrijving op andere aandelen, dan die waarop
door de oorspronkelijke leden bij de oprichting der Maatschappij wordt ingeschreven,
worden door de Maatschappij vastgesteld.
Afdeling 4. Beperking der aansprakelijkheid
Geen lid is uit hoofde van zijn lidmaatschap aansprakelijk voor de verbintenissen
der Maatschappij.
Afdeling 5. Beperking op overdracht en verpanding van aandelen
Aandelen worden niet op enigerlei wijze verpand of bezwaard, en zijn slechts overdraagbaar
aan de Maatschappij.
Artikel III. Werkzaamheden
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1963. Zie het
overzicht van wijzigingen]
Afdeling 1. Werkzaamheden, betrekking hebbende op de financiering
De Maatschappij kan haar middelen investeren in productieve particuliere ondernemingen
op het grondgebied van haar leden. Een regerings- of ander openbaar belang in een
dergelijke onderneming sluit een investering van de Maatschappij niet noodzakelijkerwijze
uit.
Afdeling 2. Vormen van financiering
-
(a) De Maatschappij verricht geen investeringen in de vorm van investering in aandelenkapitaal.
Met inachtneming van het voorgaande kan de Maatschappij haar middelen investeren in
zodanige vorm of vormen, als zij onder de omstandigheden het meest geschikt acht,
daaronder begrepen (maar zonder beperking) investeringen, welke de houder het recht
geven op winstdeling en het recht op inschrijving op aandelen-kapitaal of conversie
van de investeringen in aandelen.
-
(b) De Maatschappij oefent zelf geen enkel recht op inschrijving op aandelenkapitaal of
conversie van een investering in aandelen uit.
Afdeling 3. Beginselen voor de werkzaamheden
De werkzaamheden van de Maatschappij worden geleid door de volgende beginselen:
-
(i) De Maatschappij verricht geen financiering in gevallen, waarin naar haar mening voldoende
particulier kapitaal op redelijke voorwaarden kan worden verkregen.
-
(ii) De Maatschappij financiert geen onderneming binnen het grondgebied van enig lid, indien
het lid bezwaar maakt tegen een dergelijke financiering.
-
(iii) De Maatschappij stelt niet de voorwaarde, dat het provenu van enige door haar verrichte
financiering moet worden besteed in de gebieden van enig bepaald land.
-
(iv) De Maatschappij neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor het bestuur van enige
onderneming, waarin door haar is geïnvesteerd.
-
(v) De Maatschappij verricht haar financieringen op zodanige voorwaarden als zij juist
acht, met inachtneming van de behoeften van de onderneming, de risico's welke de Maatschappij
aangaat en de voorwaarden, welke particuliere investeerders gewoonlijk voor soortgelijke
financieringen verkrijgen.
-
(vi) De Maatschappij tracht haar fondsen te laten rouleren door verkoop van haar investeringen
aan particuliere investeerders, wanneer dit op bevredigende voorwaarden kan geschieden.
-
(vii) De Maatschappij tracht een redelijke spreiding van haar investeringen te handhaven.
Afdeling 4. Bescherming van belangen
Geen bepaling in deze Overeenkomst verhindert de Maatschappij, in geval van feitelijke
of dreigende wanbetaling op een van haar investeringen, van feitelijke of dreigende
insolventie van de onderneming waarin deze investering plaats vond of in andere situaties,
welke naar de mening van de Maatschappij een dergelijke investering in gevaar dreigen
te brengen, die handelingen te verrichten en die rechten uit te oefenen welke zij
noodzakelijk acht voor de bescherming van haar belangen.
Afdeling 5. Toepasselijkheid van bepaalde buitenlandse deviezenbeperkingen
Gelden, welke de Maatschappij heeft ontvangen of heeft te ontvangen in verband met
een door de Maatschappij in het gebied van een lid ingevolge afdeling 1 van dit artikel
verrichte investering, zijn niet, uitsluitend op grond van enige bepaling van deze
Overeenkomst, vrijgesteld van algemeen toepasselijke buitenlandse beperkingen, voorschriften
en contrôlemaatregelen met betrekking tot deviezen, welke in de gebieden van dat lid
van kracht zijn.
Afdeling 6. Diverse werkzaamheden
Naast de elders in deze Overeenkomst beschreven werkzaamheden, is de Maatschappij
gerechtigd:
-
(i) gelden te lenen en in verband daarmede zodanig zakelijk of ander onderpand te verstrekken
als zij zal bepalen met dien verstande evenwel, dat alvorens tot openbare verkoop
van haar schuldbekentenissen op de markten van een lid over te gaan, de Maatschappij
de toestemming dient te hebben ontvangen van dat lid en van het lid in wiens valuta
de schuldbekentenissen dienen te zijn uitgedrukt; indien en voor zover de Maatschappij
uit hoofde van door de Bank verstrekte of gegarandeerde leningen schulden heeft, mag
het totale bedrag dat is gemoeid met de door de Maatschappij verkregen leningen of
door haar verstrekte garanties niet worden verhoogd indien, op het ogenblik waarop
een verhoging wordt overwogen of ten gevolge van een eventuele verhoging, het totale
bedrag der op dat ogenblik uitstaande schulden (waaronder verstrekte garanties zijn
begrepen) die genoemde Maatschappij uit enigen hoofde heeft aangegaan, een bedrag
gelijk aan viermaal het oorspronkelijk geplaatste kapitaal en de reserve, overschrijdt;
-
(ii) gelden, welke niet benodigd zijn voor haar financiële werkzaamheden, te beleggen in
zodanige schuldbekentenissen als zij kan bepalen en gelden, welke worden aangehouden
voor pensioen- of soortgelijke doeleinden, te beleggen in algemeen verhandelbare waardepapieren,
dit alles zonder onderworpen te zijn aan de beperkingen, welke worden opgelegd door
de andere afdelingen van dit artikel;
-
(iii) waardepapieren te garanderen, waarin de Maatschappij haar middelen heeft belegd teneinde
de verkoop daarvan te vergemakkelijken;
-
(iv) waardepapieren, welke de Maatschappij heeft uitgegeven of gegarandeerd of waarin haar
middelen zijn belegd, te kopen of te verkopen;
-
(v) die andere bij haar werkzaamheden behorende bevoegdheden uit te oefenen welke noodzakelijk
en wenselijk zijn voor de bevordering van haar doeleinden.
Afdeling 7. Waardering van het valutabezit
Voor geval het overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst noodzakelijk wordt
enige valuta te waarderen uitgedrukt in de waarde van een andere valuta, wordt een
zodanige waardering door de Maatschappij naar redelijkheid vastgesteld, na het Internationaal
Monetair Fonds te hebben geraadpleegd.
Afdeling 8. Waarschuwing te plaatsen op de waardepapieren
Ieder waardepapier hetwelk door de Maatschappij is uitgegeven of gegarandeerd, draagt
op de voorzijde een duidelijk zichtbare verklaring, welke doet uitkomen dat het geen
schuldbekentenis van de Bank is of, tenzij dit op het waardepapier uitdrukkelijk is
vermeld, van enige regering.
Afdeling 9. Verbod van politieke activiteit
De Maatschappij en haar ambtenaren mogen zich niet in de politieke aangelegenheden
van enig lid mengen, noch laten zij zich bij hun beslissingen door het politieke karakter
van het betrokken lid of de betrokken leden beïnvloeden. Slechts economische overwegingen
spelen bij hun beslissingen een rol en deze overwegingen zullen onpartijdig tegen
elkaar worden afgewogen, teneinde de in deze Overeenkomst vermelde doelstellingen
te verwezenlijken.
Artikel IV. Organisatie en beheer
Afdeling 1. Structuur van de Maatschappij
De Maatschappij heeft een Raad van Bestuur, een Raad van Directeuren, een Voorzitter
van de Raad van Directeuren, een President en die andere ambtenaren en zulk ander
personeel, die nodig zijn om de werkzaamheden te verrichten welke de Maatschappij
kan vaststellen.
Afdeling 2. Raad van Bestuur
-
(a) Alle bevoegdheden van de Maatschappij berusten bij de Raad van Bestuur.
-
(b) Iedere bestuurder en plaatsvervangend bestuurder van de Bank, benoemd door een lid
van de Bank dat eveneens lid is van de Maatschappij, is ex officio onderscheidenlijk
bestuurder of plaatsvervangend bestuurder van de Maatschappij.
Geen plaatsvervangend bestuurder kan zijn stem uitbrengen, tenzij bij afwezigheid
van zijn principaal.
De Raad van Bestuur kiest één van de bestuurders tot Voorzitter van de Raad van Bestuur.
-
(c) De Raad van Bestuur kan de Raad van Directeuren de bevoegdheid overdragen, al zijn
rechten uit te oefenen, behalve het recht:
-
(i) nieuwe leden toe te laten en de voorwaarden van hun toelating vast te stellen;
-
(ii) het aandelenkapitaal te verhogen of te verlagen;
-
(iii) een lid te schorsen;
-
(iv) omtrent beroepen te beslissen, welke zijn ingediend naar aanleiding van door de Raad
van Directeuren gegeven interpretaties van deze Overeenkomst;
-
(v) regelingen te treffen voor samenwerking met andere internationale organisaties (andere
dan niet-officiële regelingen van tijdelijke en administratieve aard);
-
(vi) te besluiten, voorgoed de werkzaamheden van de Maatschappij te staken en haar activa
te verdelen;
-
(vii) dividenden vast te stellen;
-
(viii) deze Overeenkomst te wijzigen.
-
(d) De Raad van Bestuur houdt een jaarlijkse vergadering en die andere vergaderingen welke
de Raad van Bestuur nodig acht of welke door de Raad van Directeuren bijeengeroepen
worden.
-
(e) De jaarlijkse vergadering van de Raad van Bestuur wordt verbonden aan de jaarlijkse
vergadering van de Raad van Bestuur van de Bank.
-
(f) Het quorum voor enige vergadering van de Raad van Bestuur bestaat uit een meerderheid
van de Bestuurders, welke niet minder dan twee derde deel van het totale stemrecht
uitoefenen.
-
(g) De Maatschappij kan volgens een te ontwerpen regeling een procedure vaststellen, waarbij
de Raad van Directeuren een beslissing van de Bestuurders kan verkrijgen over een
bepaald vraagstuk, zonder een vergadering van de Raad van Bestuur bijeen te roepen.
-
(h) De Raad van Bestuur en, voorzover daartoe gemachtigd, de Raad van Directeuren, kunnen
zodanige voorschriften en regelingen aannemen, welke nodig of dienstig zijn voor de
leiding der zaken van de Maatschappij.
-
(i) Bestuurders en plaatsvervangers verrichten als zodanig hun functies zonder een vergoeding
van de Maatschappij te ontvangen.
Afdeling 3. Stemrecht
-
(a) Het stemgewicht van elk lid is gelijk aan de som van zijn basisstemmen en de stemmen
gerelateerd aan zijn aandelenbezit.
-
i. De basisstemmen van elk lid zijn gelijk aan het aantal stemmen dat voortvloeit uit
de gelijke verdeling onder alle leden van 5,55 procent van het totale aantal stemmen
van alle leden, met dien verstande dat basisstemmen niet deelbaar zijn.
-
ii. Het aantal stemmen gerelateerd aan het aandelenbezit van ieder lid is het aantal stemmen
dat voortvloeit uit de toewijzing van een stem per kapitaalaandeel.
-
(b) Voorzover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, wordt ten aanzien van alle bij de
Maatschappij aanhangige kwesties bij eenvoudige meerderheid van de uitgebrachte stemmen
beslist.
Afdeling 4. Raad van Directeuren
-
(a) De Raad van Directeuren is voor de leiding van de algemene zaken van de Maatschappij
verantwoordelijk en oefent tot dit doel alle bevoegdheden uit, welke hem bij deze
Overeenkomst zijn gegeven of welke door de Raad van Bestuur aan hem zijn overgedragen.
-
(b) De Raad van Directeuren van de Maatschappij is ex officio samengesteld uit iedere
Bewindvoerder van de Bank die hetzij (i) is samengesteld door een lid van de Bank,
dat eveneens lid is van de Maatschappij hetzij (ii) is gekozen in een vergadering
waarin de stemmen van tenminste één lid van de Bank, dat eveneens lid is van de Maatschappij
tot zijn verkiezing hebben bijgedragen. De plaatsvervanger van iedere zodanige Bewindvoerder
van de Bank is ex officio plaatsvervangend Directeur van de Maatschappij.
Een Directeur treedt af, indien het lid waardoor hij werd benoemd, of indien alle
leden wier stemmen tot zijn verkiezing hebben bijgedragen, ophouden lid van de Maatschappij
te zijn.
-
(c) Iedere Directeur, die benoemd Bewindvoerder van de Bank is, is gerechtigd het aantal
stemmen uit te brengen dat het lid, waardoor hij als zodanig werd benoemd, gerechtigd
is in de Maatschappij uit te brengen. Iedere Directeur die gekozen Bewindvoerder van
de Bank is, is gerechtigd het aantal stemmen uit te brengen dat het lid of de leden
van de Maatschappij, wiens/wier stemmen tot zijn verkiezing in de Bank hebben bijgedragen,
gerechtigd is/zijn in de Maatschappij uit te brengen. Alle stemmen welke een Directeur
gerechtigd is uit te brengen, worden als één geheel uitgebracht.
-
(d) Een plaatsvervangend Directeur heeft volledige bevoegdheid op te treden bij afwezigheid
van de Directeur die hem benoemd heeft. Wanneer een Directeur aanwezig is, mag zijn
plaatsvervanger de vergadering bijwonen, maar zonder stemrecht.
-
(e) Het quorum voor iedere vergadering van de Raad van Directeuren bestaat uit een meerderheid
van de Directeuren, welke niet minder dan de helft van het totale stemrecht uitoefenen.
-
(f) De Raad van Directeuren komt zo dikwijls bijeen als de werkzaamheden van de Maatschappij
vereisen.
-
(g) De Raad van Bestuur stelt regelingen vast, waarbij het een lid van de Maatschappij
dat niet bevoegd is een Bewindvoerder van de Bank te benoemen, mogelijk is, iedere
vergadering van de Raad van Directeuren van de Maatschappij door een vertegenwoordiger
te doen bijwonen, indien over een verzoek van dat lid, of een vraagstuk waarbij het
ten nauwste betrokken is, wordt beraadslaagd.
Afdeling 5. Voorzitter, President en personeel
-
(a) De President van de Bank is ex officio Voorzitter van de Raad van Directeuren van
de Maatschappij, maar heeft geen stemrecht met uitzondering van een beslissende stem
in geval van staking van stemmen. Hij kan deelnemen aan de vergaderingen van de Raad
van Bestuur, maar brengt in deze vergaderingen geen stem uit.
-
(b) De President van de Maatschappij wordt benoemd door de Raad van Directeuren op voordracht
van de Voorzitter.
De President is het hoofd van het personeel der Maatschappij. Op aanwijzing van de
Raad van Directeuren en onder het algemene toezicht van de Voorzitter leidt hij de
dagelijkse werkzaamheden van de Maatschappij en is onder hun algemeen toezicht verantwoordelijk
voor de organisatie, de benoeming en het ontslag van de ambtenaren en het personeel.
De President kan deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Directeuren, maar
brengt in deze vergaderingen geen stem uit.
De President wordt van zijn functie ontheven door een besluit van de Raad van Directeuren,
waarmede de Voorzitter instemt.
-
(c) De President, de ambtenaren en het personeel van de Maatschappij volgen bij de uitoefening
van hun functies uitsluitend de aanwijzingen van de Maatschappij en van geen enkele
andere autoriteit. Ieder lid van de Maatschappij eerbiedigt de internationale aard
van deze dienst en ziet af van alle pogingen, om iemand van hen bij de uitoefening
van zijn dienst te beïnvloeden.
-
(d) Rekening houdende met het allesoverheersend belang van het verzekeren van zo hoog
mogelijke normen van doeltreffendheid en technische bekwaamheid wordt bij de benoeming
van ambtenaren en personeel van de Maatschappij de nodige aandacht gewijd aan het
belang, het personeel op een zo uitgebreid mogelijke geographische basis aan te trekken.
Afdeling 6. Relatie tot de Bank
-
(a) De Maatschappij vormt een eenheid, welke geheel apart staat van de Bank en de fondsen
van de Maatschappij zijn geheel gescheiden van die van de Bank.
De bepalingen van deze afdeling verhinderen de Maatschappij niet met de Bank voorzieningen
te treffen met betrekking tot faciliteiten, personeel en diensten en met betrekking
tot vergoeding van administratieve uitgaven, welke in eerste instantie door een der
beide organisaties ten behoeve van de andere zijn betaald.
-
(b) Geen bepaling in deze Overeenkomst stelt de Maatschappij aansprakelijk voor de handelingen
of verplichtingen van de Bank, of stelt de Bank aansprakelijk voor de handelingen
en verplichtingen van de Maatschappij.
Afdeling 7. Relaties met andere internationale organisaties
De Maatschappij, handelende door middel van de Bank, treft formele regelingen met
de Verenigde Naties en kan soortgelijke regelingen treffen met andere openbare internationale
organisaties, welke gespecialiseerde verantwoordelijkheden hebben op aanverwante gebieden.
Afdeling 8. Plaats van vestiging der kantoren
Het Hoofdkantoor van de Maatschappij is gevestigd in dezelfde lokaliteit als het Hoofdkantoor
van de Bank.
De Maatschappij kan andere kantoren in de gebieden van enig lid van de Maatschappij
vestigen.
Afdeling 9. Plaatsen van deponering
Ieder lid wijst zijn Centrale Bank als plaats aan, alwaar de Maatschappij saldi in
de valuta van dat lid of andere activa van de Maatschappij kan aanhouden of wijst,
indien het geen Centrale Bank bezit, voor dit doel een andere voor de Maatschappij
aanvaardbare instelling aan.
Afdeling 10. Verbindingen
Ieder lid wijst een daartoe geëigende instantie aan, waarmede de Maatschappij in verbinding
kan treden in verband met ieder vraagstuk dat zich als gevolg van deze Overeenkomst
kan voordoen.
Afdeling 11. Publicatie van verslagen en verschaffing van inlichtingen
-
(a) De Maatschappij publiceert een jaarverslag dat een door accountants gecertificeerde
balans en winst- en verliesrekening bevat en verstrekt met geëigende tussenpozen een
beknopt overzicht van haar financiële positie aan haar leden, benevens een opgave
van winst en verlies, waaruit het resultaat van haar werkzaamheden blijkt.
-
(b) De Maatschappij kan andere zodanige verslagen publiceren, als zij voor de vervulling
van haar doel wenselijk acht.
-
(c) Afschriften van alle verslagen, berichten en publicaties, welke krachtens deze afdeling
worden uitgegeven, worden aan de leden verstrekt.
Afdeling 12. Dividenden
-
(a) De Raad van Bestuur kan van tijd tot tijd vaststellen, welk gedeelte van het netto-inkomen
en het surplus van de Maatschappij, na daartoe geëigende voorziening van de reserves,
als dividend wordt uitgekeerd.
-
(b) Dividend wordt uitgekeerd naar verhouding van het aandeel van ieder lid in het kapitaal
van de Maatschappij.
-
(c) Dividend wordt betaald op zodanige wijze en in zodanige valuta of valuta's als de
Maatschappij vaststelt.
Artikel V. Opzegging, schorsing van het lidmaatschap, opschorting van de werkzaamheden
Afdeling 1. Opzegging door leden
Ieder lid kan te allen tijde zijn lidmaatschap van de Maatschappij opzeggen door een
schriftelijke mededeling van opzegging aan het hoofdkantoor van de Maatschappij te
doen toekomen. De opzegging gaat in op de dag van ontvangst van een dergelijke mededeling.
Afdeling 2. Schorsing van het lidmaatschap
-
(a) Indien een lid tekort schiet in het nakomen van een van zijn verplichtingen tegenover
de Maatschappij, kan de Maatschappij bij besluit van de meerderheid der Bestuurders,
welke een meerderheid van het totale stemrecht uitoefenen, het lid schorsen.
Een op deze wijze geschorst lid houdt één jaar na de datum zijner schorsing automatisch
op lid te zijn, tenzij bij dezelfde meerderheid besloten wordt, het lid in ere te
herstellen.
-
(b) Zolang het lid geschorst is, is het niet bevoegd enige rechten uit hoofde van deze
Overeenkomst uit te oefenen, behalve het recht van opzegging, maar het zal aan alle
verplichtingen gebonden blijven.
Afdeling 3. Schorsing als lid of beëindiging van het lidmaatschap van de Bank
Ieder lid, dat als lid van de Bank is geschorst, of ophoudt lid te zijn van de Bank,
wordt automatisch als lid van de Maatschappij geschorst, of houdt op lid te zijn van
de Maatschappij, al naar het geval zich voordoet.
Afdeling 4. Rechten en verplichtingen van regeringen, welke ophouden lid te zijn
-
(a) Wanneer een regering ophoudt lid te zijn, blijft zij aansprakelijk voor alle bedragen,
welke zij aan de Maatschappij verschuldigd is. De Maatschappij treft, als onderdeel
van de vereffening van de rekeningen met zodanige regering, maatregelen voor de terugkoop
van de aandelen van die regering in overeenstemming met de bepalingen van deze afdeling,
maar de desbetreffende regering zal geen andere rechten uit deze Overeenkomst kunnen
putten dan die voorzien in deze afdeling en in artikel VIII (c).
-
(b) De Maatschappij en de regering kunnen een regeling treffen omtrent de terugkoop van
het aandelenkapitaal van zodanige regering op de voorwaarden welke onder de omstandigheden
passend zijn, zonder rekening te houden met de voorzieningen van lid (c) hiernavolgend.
Een zodanige regeling kan onder andere een definitieve vereffening van alle verplichtingen
van de regering tegenover de Maatschappij bevatten.
-
(c) Indien een zodanige regeling niet binnen zes maanden nadat de regering ophoudt lid
te zijn, of op een zodanig ander tijdstip als tussen de Maatschappij en zodanige regering
kan worden overeengekomen, tot stand is gebracht, is de koers waartegen de aandelen
worden teruggekocht, gelijk aan de waarde van die aandelen op het tijdstip dat de
regering ophield lid te. zijn, welke waarde uit de boeken van de Maatschappij dient
te blijken.
De terugkoop van aandelen is onderworpen aan de volgende voorwaarden:
-
(i) betalingen van aandelen kunnen van tijd tot tijd worden verricht bij inlevering van
de desbetreffende aandelen door de regering, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen
en in zodanige beschikbare valuta of valuta's, als de Maatschappij redelijkerwijze
vaststelt, met inachtneming van de financiële positie van de Maatschappij;
-
(ii) ieder bedrag dat aan de regering voor haar aandelenkapitaal verschuldigd is, wordt
ingehouden, zolang de regering of één van haar instanties voor de betaling van enig
bedrag aan de Maatschappij aansprakelijk blijft en een dergelijk bedrag kan, ter keuze
van de Maatschappij, indien de vervaldag daar is, in mindering worden gebracht van
het bedrag, hetwelk de Maatschappij verschuldigd is;
-
(iii) indien de Maatschappij een netto-verlies lijdt op de investeringen verricht ingevolge
artikel III, afdeling 1, en welke zij nog in haar bezit heeft op de datum, waarop
de regering ophoudt lid te zijn, en het bedrag van een dergelijk verlies het totaal
van de daartegen gevormde reserves op zodanige datum overtreft, betaalt de regering
op verlangen het bedrag terug, waarmede de prijs van terugkoop van haar aandelen verminderd
zou zijn, indien met zodanig verlies rekening ware gehouden op het ogenblik waarop
de prijs van terugkoop werd vastgesteld.
-
(d) In geen geval wordt enig bedrag, dat aan een regering voor haar aandelenkapitaal ingevolge
deze afdeling verschuldigd is, eerder uitbetaald dan zes maanden na de datum, waarop
de regering ophoudt lid te zijn. Indien binnen zes maanden na de datum waarop enige
regering ophoudt lid te zijn de Maatschappij haar werkzaamheden conform afdeling 5
van dit artikel staakt, worden alle rechten van zodanige regering geregeld door de
bepalingen van bedoelde afdeling en wordt zodanige regering voor de doeleinden van
die afdeling, als lid van de Maatschappij beschouwd, met dien verstande dat zij geen
stemrecht kan uitoefenen.
Afdeling 5. Opschorting der werkzaamheden en vereffening der verplichtingen
-
(a) De Maatschappij kan bij een besluit van de meerderheid van de Bestuurders, die de
meerderheid van het totale stemrecht uitoefenen, voorgoed haar werkzaamheden opschorten.
Na een dergelijk besluit staakt de Maatschappij op staande voet alle werkzaamheden,
met uitzondering van die, welke verband houden met de ordelijke realisatie, instandhouding
en bescherming van haar activa en de vereffening van haar verplichtingen.
Tot het tijdstip van de uiteindelijke vereffening van deze verplichtingen en de verdeling
van deze activa blijft de Maatschappij bestaan en alle wederzijdse rechten en verplichtingen
van de Maatschappij en haar leden ingevolge deze Overeenkomst duren onverminderd voort,
met dien verstande, dat geen lid wordt geschorst of de mogelijkheid heeft zich terug
te trekken en dat geen uitkering aan leden wordt gedaan, behalve die, welke in deze
afdeling zijn geregeld.
-
(b) Er wordt geen uitkering aan de leden verricht uit hoofde van hun inschrijving op het
aandelenkapitaal van de Maatschappij voordat aan alle verplichtingen tegenover de
crediteuren is voldaan of voorzieningen daartoe zijn getroffen en voordat de Raad
van Bestuur bij besluit van de meerderheid van de Bestuurders, die een meerderheid
van het totale stemrecht uitoefenen, besloten heeft tot een zodanige uitkering over
te gaan.
-
(c) Met inachtneming van het voorafgaande, keert de Maatschappij de activa van de Maatschappij
aan de leden pro rata uit in verhouding tot een ieders aandeel in het kapitaal, onder
voorwaarde van voorafgaande vereffening van alle uitstaande vorderingen van de Maatschappij
op ieder lid.
Een zodanige uitkering wordt verricht op zodanige tijdstippen, in zodanige valuta's,
en hetzij in contanten hetzij in andere bezittingen, op de wijze zoals de Maatschappij
billijk en redelijk oordeelt.
De vermogensbestanddelen welke aan de verschillende leden worden uitgekeerd behoeven
niet noodzakelijkerwijze gelijk te zijn, wat betreft het soort bezittingen welke worden
uitgekeerd of de soort valuta waarin deze zijn uitgedrukt.
-
(d) Ieder lid dat activa ontvangt welke door de Maatschappij krachtens deze afdeling worden
verdeeld, geniet ten aanzien van deze activa dezelfde rechten als de Maatschappij
vóór hun verdeling genoot.
Artikel VI. Status, immuniteiten en voorrechten
Afdeling 1. Doel van het artikel
Teneinde de Maatschappij in staat te stellen de aan haarzelve toevertrouwde functies
te vervullen, worden de in dit artikel vermelde status, immuniteiten en voorrechten
aan de Maatschappij toegekend op het grondgebied van elk lid.
Afdeling 2. Status der Maatschappij
De Maatschappij bezit volledige rechtspersoonlijkheid en, in het bijzonder, de bevoegdheid:
-
(i) overeenkomsten aan te gaan;
-
(ii) roerende en onroerende goederen te kopen of te vervreemden;
-
(iii) rechtsgedingen aanhangig te maken.
Afdeling 3. Positie van de Maatschappij ten aanzien van gerechtelijke vervolging
Processen tegen de Maatschappij mogen slechts worden gevoerd voor een bevoegde rechter
in de gebieden van een lid, waarin de Maatschappij een kantoor heeft, een vertegenwoordiger
heeft aangewezen voor het in ontvangst nemen van betekening of mededeling van dagvaarding
tot een proces, of waardepapieren heeft uitgegeven of gegarandeerd.
Er mogen echter geen processen tegen haar worden gevoerd door leden of door personen
die optreden voor leden of hun vordering aan leden ontlenen.
De bezittingen en activa der Maatschappij, waar deze zich ook bevinden en wie deze
ook in bezit heeft zijn vrij van iedere vorm van inbeslagname, beslaglegging of executie
vóór een eindvonnis tegen de Maatschappij is uitgesproken.
Afdeling 4. Vrijstelling der activa van inbeslagname
Bezittingen en activa van de Maatschappij, waar deze zich ook bevinden en wie deze
ook in bezit heeft, zijn vrij van visitering, vordering, verbeurdverklaring, onteigening
of iedere andere vorm van beslaglegging op last van de uitvoerende of wetgevende macht.
Afdeling 5. Onschendbaarheid der archieven
De archieven der Maatschappij zijn onschendbaar.
Afdeling 6. Vrijstelling der activa van beperkende bepalingen
Voorzover zulks voor uitvoering der in deze Overeenkomst bepaalde werkzaamheden nodig
is en behoudens de bepalingen van artikel III, afdeling 5 en de overige bepalingen
van deze Overeenkomst, zijn alle eigendommen en activa van de Maatschappij vrijgesteld
van beperkingen, regelingen, controles en moratoria van welke aard ook.
Afdeling 7. Geprivilegieerde behandeling van de mededelingen van de Maatschappij
Aan de officiële mededelingen van de Maatschappij wordt door de leden dezelfde behandeling
toegekend als aan de officiële mededelingen van andere leden.
Afdeling 8. Voorrechten en immuniteiten van ambtenaren en employé's
Alle Bestuurders, Directeuren, plaatsvervangend Directeuren, ambtenaren en employé's
van de Maatschappij:
-
(i) zijn onschendbaar met betrekking tot gerechtelijke vervolging ten aanzien van handelingen,
welke zij uit hoofde van hun ambt verricht hebben;
-
(ii) genieten voorzover zij niet de plaatselijke nationaliteit bezitten, dezelfde onschendbaarheid
ten aanzien van immigratiebeperkingen, registratieplicht voor vreemdelingen en nationale
dienstplicht en dezelfde faciliteiten ten aanzien van deviezenbeperkingen, als door
de leden aan de vertegenwoordigers, ambtenaren en employé's van vergelijkbare rang
van andere leden worden toegekend;
-
(iii) wordt dezelfde behandeling ten opzichte van reisfaciliteiten toegekend, als door de
leden aan de vertegenwoordigers, ambtenaren en employé's van vergelijkbare rang van
andere leden wordt toegekend.
Afdeling 9. Vrijstelling van belasting
-
(a) De Maatschappij, haar activa, bezittingen, inkomsten en haar werkzaamheden en transacties,
waartoe zij door deze Overeenkomst wordt gemachtigd, zijn vrij van alle belastingen
en alle douanerechten. De Maatschappij is eveneens vrij van verantwoordelijkheid voor
de inning of betaling van enige belasting of heffing.
-
(b) Er wordt geen belasting geheven op of ten aanzien van salarissen en vergoedingen door
de Maatschappij betaald aan Directeuren, plaatsvervangers, ambtenaren en employé's
van de Maatschappij, die niet zijn plaatselijke inwoners, plaatselijke onderdanen
of andere bezitters van de plaatselijke nationaliteit.
-
(c) Er wordt geen enkele belasting geheven op enige schuldbekentenis of waardepapier dat
door de Maatschappij wordt uitgegeven (daarbij inbegrepen de dividenden en interest
daarvan), in wiens handen zij zich ook bevinden:
-
(i) welke ten nadele van zulk een schuldbekentenis of waardepapier, uitgegeven door de
Maatschappij, zou zijn, uitsluitend uit hoofde van derzelver oorsprong; of
-
(ii) indien de enige rechtsgrond voor een dergelijke belasting zou zijn de plaats alwaar
of de valuta waarin de papieren zijn uitgegeven of waarin zij luiden, of betaalbaar
gesteld of betaald zijn, of de plaats waar enig kantoor der Maatschappij gevestigd
is of alwaar zij zaken doet.
-
(d) Er wordt geen enkele belasting geheven op enig door de Maatschappij gegarandeerd waardepapier
(daarbij inbegrepen de dividenden en interest daarvan) in wiens handen het zich ook
bevindt:
-
(i) welke ten nadele van zulk een waardepapier zou zijn, uitsluitend uit hoofde van derzelver
garantie door de Maatschappij of
-
(ii) indien de enige rechtsgrond voor een dergelijke belasting zou zijn: de plaats waar
enig kantoor der Maatschappij gevestigd is of alwaar zij zaken doet.
Afdeling 10. Toepassing van het artikel
leder lid onderneemt in zijn gebieden de nodige stappen met het doel, de beginselen
waarvan in dit artikel sprake is, onder zijn eigen wetsbepalingen tot gelding te brengen
en het stelt de Maatschappij in bijzonderheden van de genomen maatregelen in kennis.
Afdeling 11. Afstand
Het staat de Maatschappij vrij van ieder voorrecht of iedere immuniteit welke overeenkomstig
dit artikel is verleend, afstand te doen tot een zodanige omvang en onder zodanige
voorwaarden als zij vaststelt.
-
(c) Ieder voorstel tot wijziging van deze Overeenkomst, ongeacht of het afkomstig is
van een lid, een Bestuurder of de Raad van Directeuren, wordt ingediend bij de Voorzitter
van de Raad van Directeuren, die het voorstel aan de Raad van Bestuur voorlegt. Wanneer
een wijziging is aangenomen, bericht de Maatschappij dit door een officiële mededeling
aan alle leden.
Wijzigingen worden voor alle leden van kracht drie maanden na de datum van de officiële
mededeling, tenzij de Raad van Bestuur een kortere termijn bepaalt.
Artikel VIII. Interpretatie en arbitrage
-
(a) Ieder meningsverschil dat omtrent de interpretatie der voorschriften van deze Overeenkomst
tussen enig lid van de Maatschappij of tussen de leden onderling ontstaat, wordt aan
de Raad van Directeuren ter beslissing voorgelegd.
Indien het geschilpunt in bijzondere mate enig lid van de Maatschappij aangaat, hetwelk
niet het recht heeft een Bewindvoerder van de Bank te benoemen, heeft dit lid het
recht zich te laten vertegenwoordigen in overeenstemming met artikel IV, afdeling
4 (g).
-
(b) In elk geval waarin de Raad van Directeuren volgens bovenstaand lid (a) een beslissing
heeft genomen, kan een lid verzoeken dat het vraagstuk verwezen wordt naar de Raad
van Bestuur, wiens beslissing bindend is. Hangende de uitslag van de verwijzing naar
de Raad kan de Maatschappij, voorzover zij dit nodig acht handelen op grond van de
beslissing van de Raad van Directeuren.
-
(c) Telkens wanneer onenigheid ontstaat tussen de Maatschappij en een land, dat opgehouden
heeft lid te zijn, of tussen de Maatschappij en enig lid tijdens de permanente opschorting
der werkzaamheden van de Maatschappij, wordt een dergelijk geschilpunt onderworpen
aan arbitrage door een tribunaal van drie arbiters, waarvan één door de Maatschappij
benoemd wordt, een andere door het betrokken land, en een scheidsrechter die, tenzij
partijen anders overeenkomen, benoemd wordt door de President van het Internationale
Gerechtshof of een andere autoriteit, welke daarvoor bij een door de Maatschappij
te treffen regeling aangewezen is. De scheidsrechter heeft de volledige bevoegdheid
alle vragen betreffende de procedure te beslissen, wanneer naar aanleiding daarvan
onenigheid tussen partijen bestaat.
Artikel IX. Slotbepalingen
Afdeling 1. Inwerkingtreding
Deze Overeenkomst treedt in werking, wanneer zij is ondertekend namens niet minder
dan dertig regeringen, welker inschrijvingen niet minder dan 75 % bedragen van de
totale inschrijvingen vermeld in Schema A en wanneer de in afdeling 2 (a) van dit
artikel genoemde akten namens hen zijn nedergelegd, maar in geen geval treedt deze
Overeenkomst in werking vóór 1 oktober 1955.
Afdeling 2. Ondertekening
-
(a) Iedere regering, namens welke deze Overeenkomst wordt ondertekend, legt bij de Bank
een akte neder, waarin wordt verklaard, dat zij deze Overeenkomst zonder voorbehoud
in overeenstemming met haar wetten heeft aanvaard en alle nodige stappen heeft ondernomen,
om in staat te zijn al haar verplichtingen, welke uit deze Overeenkomst voortvloeien,
na te komen.
-
(b) Iedere regering wordt lid van de Maatschappij met ingang van de datum, waarop de hierboven
onder (a) vermelde akte namens haar is nedergelegd, met dien verstande dat geen regering
lid wordt voordat deze Overeenkomst in werking treedt volgens afdeling 1 van dit artikel.
-
(c) Deze Overeenkomst blijft ter ondertekening open tot de sluitingstijd der kantoren
op 31 december 1956, op het Hoofdkantoor van de Bank, voor de regeringen der landen,
wier namen in Schema A zijn vermeld.
-
(d) Nadat deze Overeenkomst in werking is getreden, staat zij ter ondertekening open voor
de regering van elk land, wiens lidmaatschap in overeenstemming met artikel II, afdeling
1 (b) is goedgekeurd.
Afdeling 3. Aanvang der werkzaamheden van de Maatschappij
-
(a) Zodra deze Overeenkomst ingevolge afdeling 1 van dit artikel in werking treedt, roept
de Voorzitter van de Raad van Directeuren een vergadering van deze Raad bijeen.
-
(b) De Maatschappij vangt haar werkzaamheden aan op de datum, waarop deze vergadering
wordt gehouden.
-
(c) In afwachting van de eerste vergadering van de Raad van Bestuur kan de Raad van Directeuren
alle bevoegdheden van de Raad van Bestuur uitoefenen, met uitzondering van die, welke
krachtens deze Overeenkomst aan de Raad van Bestuur zijn voorbehouden.