De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève,
en aldaar bijeengekomen op 4 Juni 1952, in haar vijf en dertigste zitting,
Besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende betaalde vacantie
in de Landbouw, welk onderwerp het vierde punt vormt van de agenda der zitting,
Bepaald hebbende dat deze voorstellen de vorm zullen krijgen van een internationaal
Verdrag,
Neemt heden de zes en twintigste Juni 1952, het volgende Verdrag aan, hetwelk kan
worden aangehaald als „het Verdrag betreffende betaalde vacantie (landbouw), 1952”.
Betaalde vacantie in de landbouw
Arbeiders, werkzaam in landbouwondernemingen en in aanverwante beroepen, dienen in
het genot te worden gesteld van een jaarlijkse betaalde vacantie, nadat zij gedurende
een onafgebroken periode bij dezelfde werkgever in dienst zijn geweest.
De vereiste minimum-periode van ononderbroken dienstverband en de minimum-duur van
de jaarlijkse betaalde vacantie worden vastgesteld bij nationale wetgeving, dan wel
bij collectieve arbeidsovereenkomst, scheidsrechterlijke uitspraak of door speciale
lichamen, belast met de regeling van betaalde vacantie in de landbouw, dan wel op
een andere door het bevoegde gezag goedgekeurde wijze.
-
1 Elk lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, is vrij, na overleg met de meest representatieve
betrokken organisaties van werkgevers en van werknemers, voor zover deze bestaan,
te bepalen op welke ondernemingen, beroepen en groepen van personen, bedoeld in Artikel
1, de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn.
-
2 Elk Lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, bezit het recht om van de toepassing van dit
Verdrag in zijn geheel of van een of meer bepalingen van het Verdrag uit te sluiten
de groepen van personen, te wier aanzien deze bepalingen op grond van de omstandigheden,
waaronder zij hun werk verrichten, geen toepassing kunnen vinden, zoals ten aanzien
van familieleden van het hoofd van de onderneming, welke bij deze laatste werkzaam
zijn.
Indien zulks van nut kan zijn, dient overeenkomstig de procedure, vastgesteld voor
de regeling van betaalde vacantie in de landbouw voorzien te worden in het navolgende:
-
a. een gunstiger behandeling van jeugdige arbeidskrachten, daaronder begrepen leerlingen,
in gevallen waarin de jaarlijkse betaalde vacantie, toegekend aan volwassen arbeiders,
voor jeugdige arbeidskrachten niet passend wordt geacht;
-
b. een verlenging van de duur van de betaalde vacantie naar gelang van de duur van het
dienstverband;
-
c. een evenredige vacantie, of, in plaats daarvan, een financiële vergoeding, indien
de ononderbroken duur van het dienstverband van een arbeider hem geen aanspraak geeft
op een jaarlijkse betaalde vacantie, terwijl deze niettemin een minimum-periode, vastgesteld
in overeenstemming met de daarvoor voorgeschreven procedure, overschrijdt;
-
d. de uitsluiting van de jaarlijkse betaalde vacantie van officiële en gebruikelijke
feestdagen, wekelijkse rustperioden alsmede, zulks binnen de grenzen bepaald volgens
de voorgeschreven procedure, van tijdelijke onderbrekingen van het werk, met name
die, veroorzaakt door ziekte of ongeval.
De jaarlijkse betaalde vacantie kan in gedeelten worden opgenomen, zulks echter binnen
de grenzen, vast te stellen bij nationale wetgeving, dan wel bij collectieve arbeidsovereenkomst,
scheidsrechterlijke uitspraak of door speciale lichamen, belast met de regeling van
betaalde vacantie in de landbouw dan wel op een andere door het bevoegde gezag goedgekeurde
wijze.
-
1 Een ieder, die vacantie neemt krachtens dit Verdrag zal voor de gehele duur van deze
vacantie een vergoeding ontvangen, welke niet lager mag zijn dan de gebruikelijke
vergoeding, welke hij ontvangt, dan wel een zodanige vergoeding als kan worden voorgeschreven
in overeenstemming met de leden 2 en 3 van dit artikel.
-
2 De voor de duur van de vacantie te betalen vergoeding wordt berekend op een wijze,
vast te stellen bij nationale wetgeving, dan wel bij collectieve arbeidsovereenkomst,
scheidsrechterlijke uitspraak of door speciale lichamen, belast met de regeling van
betaalde vacantie in de landbouw dan wel op een andere door het bevoegde gezag goedgekeurde
wijze.
-
3 Ingeval de vergoeding van degene, die vacantie neemt, uitkeringen in natura omvat,
kan hem gedurende zijn vacantie de tegenwaarde hiervan in geld worden uitgekeerd.
Elk beding, waarbij van het recht op een jaarlijkse betaalde vacantie wordt afstand
gedaan of van het gebruik maken van bedoelde vacantie wordt afgezien, is nietig.
Een ieder, die ontslagen wordt om een reden, buiten zijn schuld gelegen, en wel vóór
dat hij heeft kunnen genieten van een vacantie, waarop hij aanspraak had, dient voor
iedere dag van de krachtens dit Verdrag verschuldigde vacantie de vergoeding te ontvangen
als bedoeld in artikel 7.
Elk lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, verplicht zich er op toe te zien, dat er een
passend systeem van inspectie en contrôle bestaat ter verzekering van deszelfs toepassing.
Elk Lid, dat dit Verdrag bekrachtigt, dient ieder jaar aan het Internationaal Arbeidsbureau
een algemeen overzicht te doen toekomen betreffende de wijze, waarop de bepalingen
van het Verdrag worden toegepast. Dit overzicht dient beknopte gegevens te bevatten
inzake de beroepen, de groepen en, bij benadering, het aantal werknemers waarop deze
regeling van toepassing is zomede inzake de duur van de toegestane vacantie en eventueel
inzake de belangrijkste andere maatregelen betreffende de betaalde vacantie in de
landbouw.
De formele bekrachtigingen van dit Verdrag zullen worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem worden ingeschreven.
-
3 Elk Lid kan te allen tijde bij een nadere verklaring geheel of gedeeltelijk afstand
doen van enig voorbehoud, krachtens het bepaalde onder b, c of d van het eerste lid van dit artikel neergelegd in zijn oorspronkelijke verklaring.
-
4 Elk Lid kan op elk tijdstip waarop dit Verdrag overeenkomstig het bepaalde in artikel
16 kan worden opgezegd, aan de Directeur-Generaal een verklaring doen toekomen, waarbij
in enig ander opzicht de inhoud van een vorige verklaring gewijzigd wordt en de toestand
ten aanzien van bepaalde aangegeven gebieden medegedeeld wordt.
-
1 Verklaringen, gezonden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau
overeenkomstig de leden 4 of 5 van artikel 35 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, moeten aangeven of de bepalingen van het Verdrag al of niet gewijzigd zullen worden
toegepast in het betrokken gebied; indien de verklaring aangeeft dat de bepalingen
van het Verdrag met wijzigingen zullen worden toegepast moet zij bijzonderheden van
de genoemde wijzigingen geven.
-
2 Het betrokken Lid, dan wel de betrokken Leden of internationale autoriteit kunnen
te allen tijde bij een latere verklaring geheel of gedeeltelijk afstand doen van het
recht om een beroep te doen op een wijziging, in een vorige verklaring medegedeeld.
-
3 Het betrokken Lid, dan wel de betrokken Leden of internationale autoriteit kunnen
op elk tijdstip, waarop dit Verdrag overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 opgezegd
kan worden, aan de Directeur-Generaal een verklaring doen toekomen, waarbij in enig
ander opzicht de inhoud van een vorige verklaring gewijzigd wordt en de huidige toestand
ten aanzien van de toepassing van het Verdrag medegedeeld wordt.
-
1 Een Lid, dat dit Verdrag bekrachtigd heeft, kan het opzeggen na verloop van een termijn
van tien jaren na de datum, waarop dit Verdrag van kracht is geworden, middels een
verklaring, welke wordt toegezonden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal
Arbeidsbureau en door deze wordt ingeschreven. De opzegging wordt eerst van kracht
een jaar nadat zij is ingeschreven.
-
2 Ieder Lid, dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na het verloop
van de termijn van tien jaren, bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van het recht
tot opzegging, voorzien in dit artikel, zal voor een nieuwe termijn van tien jaren
gebonden zijn en zal daarna dit Verdrag kunnen opzeggen na verloop van elke termijn
van tien jaren onder de voorwaarden bedoeld in dit artikel.
-
1 De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau dient aan alle Leden van
de Internationale Arbeidsorganisatie kennis te geven van de inschrijving van alle
bekrachtigingen, verklaringen en opzeggingen, welke hem door de Leden der Organisatie
zijn medegedeeld.
De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zal volledige bijzonderheden
omtrent alle bekrachtigingen, verklaringen en opzeggingen, welke hij ingeschreven
heeft overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande artikelen, doen toekomen aan
de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ter inschrijving overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.
De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau dient, wanneer hij zulks nodig
oordeelt, verslag uit te brengen aan de Algemene Conferentie over de toepassing van
dit Verdrag en te onderzoeken of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening
er van op de agenda der Conferentie te plaatsen.
-
1 Indien de Conferentie een nieuw Verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke
herziening van het onderhavige Verdrag, zal, tenzij het nieuwe Verdrag anders bepaalt:
-
a. de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe Verdrag, houdende herziening, ipso jure
onmiddellijke opzegging van het onderhavige Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande
het bepaalde in artikel 16, indien en zodra het nieuwe Verdrag, houdende herziening,
van kracht geworden zal zijn;
-
b. met ingang van de datum, waarop het nieuwe Verdrag, houdende herziening, van kracht
wordt, het onderhavige Verdrag niet langer door de Leden bekrachtigd kunnen worden.
-
2 Het onderhavige Verdrag zal echter in elk geval naar huidige vorm en inhoud van kracht
blijven voor die Leden, die het bekrachtigd hebben en die het nieuwe Verdrag, houdende
herziening, niet bekrachtigen.
De Engelse en de Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.