AMBASSADE DER
NEDERLANDEN
Nr. 2325
Oslo, 30 juni 1958.
Excellentie,
Onder verwijzing naar de correspondentie en de besprekingen welke hebben plaats gehad
tussen vertegenwoordigers van onze beide Regeringen, heb ik de eer voor te stellen,
dat, in overeenstemming met de Besluiten van de Inter-geallieerde Organisatie voor
Herstelbetalingen van 12 maart 1948 en 8 december 1949, elk der beide landen aan het
andere land effecten zal vrijgeven, die in laatstgenoemd land zijn uitgegeven en die
volgens de wetgeving van beide landen als Duits vijandelijk vermogen worden beschouwd.
De effecten, alsmede de daarop ontvangen couponopbrengsten en de opbrengst van verkoop
of aflossing, die door de Nederlandse Regering zullen worden vrijgegeven en die zijn
opgesomd in de hieraan gehechte lijst A, zullen worden afgegeven aan de Noorse Ambassade te 's-Gravenhage.
De effecten die door de Noorse Regering zullen worden vrijgegeven en die zijn opgesomd
in de hieraan gehechte lijst B, zullen worden afgegeven aan de Nederlandse Ambassade te Oslo.
Indien het voorgaande voorstel voor de Noorse Regering aanvaardbaar is, heb ik de
eer voor te stellen, dat deze brief en Uw bevestigend antwoord beschouwd zullen worden
een formele overeenkomst tussen onze beide Regeringen te vormen en daarvan het bewijs
te zijn en dat deze overeenkomst in werking treedt op de datum waarop elk van beide
Regeringen van de andere Regering een nota zal hebben ontvangen, waarin wordt verklaard,
dat aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van een dergelijke overeenkomst
is voldaan.
Gelief, Excellentie, de hernieuwde verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting
te aanvaarden.
(w.g.) C. A. v. d. KLAAUW
Zijner Excellentie
De Heer Halvard Lange
Minister van Buitenlandse Zaken van
het Koninkrijk Noorwegen