Indien de plaats van leiding van een rechtspersoon zich bevindt op een grensoverschrijdend
bedrijventerrein en de gemeenschappelijke grens tussen de Staten loopt door de vaste
bedrijfsinrichting waarin de plaats van leiding zich bevindt, dan heeft de rechtspersoon
ingevolge artikel 3, lid 5a, van de Overeenkomst haar woonplaats in de volgende Staat:
-
a. indien eenduidig kan worden vastgesteld, in welke Staat de plaats van leiding van
de rechtspersoon zich bevindt, dan heeft zij haar woonplaats in deze Staat.
-
b. indien niet eenduidig kan worden vastgesteld, in welke Staat de plaats van leiding
van de rechtspersoon zich bevindt, dan heeft zij haar woonplaats in de Staat waarin
het grootste deel is gelegen van de door de onderneming gebruikte oppervlakte van
het gebouw, waarin de leiding van de onderneming wordt uitgeoefend.
Voorbeelden:
Voorbeeld nr. 1:
De plaats van leiding kan eenduidig worden vastgesteld.
Nederland heeft het recht tot belastingheffing over de inkomsten van de onderneming
(artikel 3, lid 5a, juncto artikel 5, eerste en vierde lid, van de Overeenkomst).
Voorbeeld nr. 2:
De plaats van leiding kan niet eenduidig worden vastgesteld, omdat de plaats van leiding
niet duidelijk in een van beide Staten is gelegen.
Doorslaggevend is het grootste deel van de door de onderneming gebruikte oppervlakte
van het gebouw, waarin de leiding van de onderneming wordt uitgeoefend.
Door de onderneming gebruikte oppervlakte:
|
100 m2 + 100 m2 + 400 m2 = 600 m2
|
daarvan in Duitsland gelegen deel:
|
50 m2 + 50 m2 + 400 m2 = 500 m2
|
daarvan in Nederland gelegen deel:
|
50 m2 + 50 m2 = 100 m2
|
Duitsland heeft het recht tot belastingheffing over de inkomsten van de onderneming
(artikel 3, lid 5a, juncto artikel 5, eerste en vierde lid, van de Overeenkomst).
Voorbeeld nr. 3:
De plaats van leiding kan niet eenduidig worden vastgesteld, omdat de plaats van leiding
niet duidelijk in een van beide Staten is gelegen.
Doorslaggevend is het grootste deel van de door de onderneming gebruikte oppervlakte
van het gebouw, waarin de leiding van de onderneming wordt uitgeoefend (hier: gebouw
1).
Door de onderneming gebruikte oppervlakte:
|
100 m2 + 100 m2 = 200 m2
|
daarvan in Duitsland gelegen deel:
|
30 m2 + 30 m2 = 60 m2
|
daarvan in Nederland gelegen deel:
|
70 m2 + 70 m2 = 140 m2
|
Nederland heeft het recht tot belastingheffing over de inkomsten van de onderneming
(artikel 3, lid 5a, juncto artikel 5, eerste en vierde lid, van de Overeenkomst).
Voorbeeld nr. 4:
De plaats van leiding kan niet eenduidig worden vastgesteld, omdat de plaats van leiding
niet duidelijk in een van beide Staten is gelegen.
Doorslaggevend is het grootste deel van de door de onderneming gebruikte oppervlakte
van het gebouw, waarin de leiding van de onderneming wordt uitgeoefend.
Door de onderneming gebruikte oppervlakte:
|
250 m2
|
daarvan in Duitsland gelegen deel:
|
200 m2
|
daarvan in Nederland gelegen deel:
|
50 m2
|
Duitsland heeft het recht tot belastingheffing over de inkomsten van de onderneming
(artikel 3, lid 5a, juncto artikel 5, eerste en vierde lid, van de Overeenkomst).