De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en
de Regering van het Koninkrijk Noorwegen,
Verlangende een verdrag te sluiten, teneinde, door middel van vriendschappelijke samenwerking
en van uitwisselingen, een zo innig mogelijke verbinding tussen hun onderscheidene
landen op het gebied van wetenschap, literatuur, kunst, universitair en schoolonderwijs,
alsmede het begrip ten aanzien van elkaars instellingen en maatschappelijk leven te
bevorderen,
Hebben derhalve tot dit doel gevolmachtigden benoemd, die, daartoe behoorlijk gemachtigd
door hun onderscheidene Regeringen, het volgende zijn overeengekomen:
De Verdragsluitende Partijen zullen al het mogelijke doen om op universiteiten of
andere inrichtingen van hoger onderwijs op hun grondgebied regelmatig cursussen te
doen houden, handelend over de taal, de literatuur en de geschiedenis van het andere
land, alsmede over andere onderwerpen welke daarop betrekking hebben.
De Verdragsluitende Partijen zullen zoveel mogelijk de uitwisseling bevorderen van
hoogleraren en leden van de wetenschappelijke staf van instellingen van hoger onderwijs,
van leraren, studenten, scholieren en vertegenwoordigers van andere beroepen en van
andere groepen personen werkzaam op cultureel, opvoedkundig en wetenschappelijk gebied,
alsmede op het gebied van de kunst.
De Verdragsluitende Partijen zullen de uitwisseling van hoogleraren, onderzoekers
en leden van wetenschappelijke instellingen bevorderen.
De Gemengde Commissie, welke zal worden ingesteld overeenkomstig artikel 13 van dit
Verdrag, zal het aantal hoogleraren of sprekers die jaarlijks voor uitwisseling in
aanmerking kunnen komen, vaststellen en eventueel hun verdeling over de universiteiten
of wetenschappelijke instellingen bepalen.
Elke Verdragsluitende Partij zal subsidies en studiebeurzen ter beschikking stellen,
teneinde afgestudeerden en studerenden uit het andere land in staat te stellen, op
haar gebied te verblijven om er studies te maken of onderzoekingen te verrichten of
hun technische vorming of beroepsvorming te voltooien.
De Verdragsluitende Partijen zullen zoveel mogelijk de nauwste samenwerking tussen
de wetenschappelijke genootschappen en tussen de opvoedkundige organisaties en beroepsorganisaties
van hun onderscheidene landen bevorderen met het oog op wederzijdse hulp inzake werkzaamheden
op intellectueel, wetenschappelijk, technisch en opvoedkundig gebied, alsmede op het
gebied van de kunst.
Elke Verdragsluitende Partij zal, op verzoek van de andere Partij en voorzover dit
in de praktijk mogelijk is, de op haar gebied door onderdanen of een groep van onderdanen
van de andere Partij verrichte wetenschappelijke en culturele onderzoekingen vergemakkelijken.
De Verdragsluitende Partijen zullen de voorwaarden bestuderen welke kunnen leiden
tot erkenning van de gelijkwaardigheid van toelatings- en bevorderingsexamens, afgelegd
in het ene of in het andere land om een wettige academische graad of, in bepaalde
gevallen, beroepsbekwaamheid te verkrijgen, met overeenkomstige examens in het andere
land.
Elke Verdragsluitende Partij zal bevorderen, dat vakantiecursussen worden gehouden
voor hoogleraren en leden van de wetenschappelijke staf van instellingen van hoger
onderwijs, voor leraren, voor studenten en voor leerlingen uit het grondgebied van
de andere Verdragsluitende Partij.
De Verdragsluitende Partijen zullen door middel van uitnodigingen, en eventueel door
subsidies, de wederzijdse bezoeken van voor dit doel gekozen delegaties bevorderen,
teneinde de culturele en technische samenwerking te stimuleren.
De Verdragsluitende Partijen zullen de samenwerking tussen jeugdorganisaties en organisaties
van volwassenen welke een opvoedkundig doel nastreven, bevorderen.
De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar wederzijdse bijstand verlenen teneinde
in ieder land een betere kennis te verzekeren van de cultuur van het andere land,
door middel van:
-
a) boeken, tijdschriften en andere publikaties, alsmede vertalingen;
-
b) voordrachten;
-
c) kunsttentoonstellingen en andere tentoonstellingen met een cultureel karakter;
-
d) concerten, toneelvoorstellingen, balletvoorstellingen, operavoorstellingen, enz.;
-
e) radio, televisie, films, grammofoonplaten en andere technische middelen.
De Verdragsluitende Partijen zullen bijzondere aandacht besteden aan het vraagstuk
van de herziening van handboeken op het gebied van de geschiedenis en de aardrijkskunde
der beide landen.
Zij zullen in het bijzonder alle mogelijke hulp verlenen aan organen en personen die
zich aan deze taak wijden, en zullen al het materiaal dat daartoe dienstig kan zijn,
te hunner beschikking stellen.
Deze herziening zal zich eventueel moeten uitstrekken tot al het andere audio-visuele
materiaal gebruikt voor het geschiedenis- en aardrijkskunde-onderwijs, in het bijzonder:
kaarten, muurplaten, lantaarnplaatjes en films.
Er zal, met het oog op de toepassing van dit Verdrag, een permanente Gemengde Commissie
worden ingesteld, welke uit zes leden zal bestaan. Deze Commissie zal uit twee afdelingen
bestaan: de ene samengesteld uit Nederlandse leden en zetelende te 's-Gravenhage,
de andere samengesteld uit Noorse leden en zetelende te Oslo. Iedere lijst van aangewezen
leden zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de andere Verdragsluitende Partij.
De permanente Gemengde Commissie zal iedere keer, dat de noodzakelijkheid zich daartoe
zal doen gevoelen, en minstens éénmaal per jaar, in volledige vergadering, beurtelings
in Nederland en in Noorwegen, samenkomen. Het voorzitterschap zal worden bekleed door
een lid van de Commissie behorende tot het land in hetwelk de bijeenkomst plaatsvindt.
Indien er zich vragen op technisch gebied voordoen welke een bijzondere deskundigheid
eisen, kan de Gemengde Commissie overgaan tot het instellen van sub-commissies, waarvan
de leden niet uitsluitend uit haar eigen midden gekozen behoeven te worden.
Dit Verdrag zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig
mogelijk te Oslo worden uitgewisseld.
Het Verdrag zal in werking treden onmiddellijk na de uitwisseling van de akten van
bekrachtiging.
Na afloop van een termijn van vijf jaar te rekenen van zijn inwerkingtreding af, zal
het door elk van beide Verdragsluitende Partijen kunnen worden opgezegd met een opzeggingstermijn
van zes maanden.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal dit Verdrag slechts gelden voor het
Rijk in Europa.