Arbeidsverdrag tussen België, Luxemburg en Nederland, 's-Gravenhage, 07-06-1956

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-11-1960 t/m heden

Arbeidsverdrag tussen België, Luxemburg en Nederland

Authentiek : NL

ARBEIDSVERDRAG tussen België, Luxemburg en Nederland

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg, en

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

In gelijke mate bezield door de wens, te streven naar een gemeenschappelijke arbeidsmarkt voor Hun onderdanen;

Verlangend, aan elkaars onderdanen gelijke arbeidsvoorwaarden toe te kennen als waartoe Hun eigen onderdanen gerechtigd zijn;

Met het doel, op het grondgebied der drie landen het vrije verkeer van arbeidskrachten en de volledige tewerkstelling te bevorderen, alsmede de produktiebronnen van deze landen tot het uiterste tot ontwikkeling te brengen en te gebruiken;

Hebben besloten, te dien einde een Verdrag te sluiten en hebben gevolmachtigden benoemd, die, na elkander mededeling te hebben gedaan van hun volmachten, welke in goede en behoorlijke vorm werden bevonden, over de volgende bepalingen tot overeenstemming zijn gekomen:

Artikel 1

Onder „werknemers” worden in dit Verdrag verstaan onderdanen van de Hoge Verdragsluitende Partijen, die bij een particuliere werkgever arbeid in loondienst verrichten.

In de zin van dit Verdrag worden met werknemers gelijkgesteld leerlingen en stagiaires.

Artikel 2

Ongeacht de stand van de arbeidsmarkt in het land van de Partij, welke ontvangt en zonder dat een arbeidskaart of een arbeidsvergunning, waaraan eigen onderdanen niet zijn onderworpen, nodig zal zijn, is het aan alle onderdanen van een der Hoge Verdragsluitende Partijen toegestaan op voet van gelijkheid alle arbeid bij een particuliere werkgever op het grondgebied van een der andere Hoge Verdragsluitende Partijen aan te bieden of te aanvaarden.

Van de in dit artikel genoemde voorrechten worden uitgesloten personen, die als ongewenst worden beschouwd uit een oogpunt van handhaving der openbare orde en goede zeden, van de openbare veiligheid en gezondheid.

Artikel 3

Indien de stand van de arbeidsmarkt niet zou toestaan, dat de werknemers in bepaalde tijdvakken, in bepaalde streken of in bepaalde beroepen worden tewerkgesteld, zullen de Hoge Verdragsluitende Partijen onmiddellijk overleg plegen, ten einde in onderlinge overeenstemming tijdelijke maatregelen vast te stellen, welke geboden zouden zijn.

De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich, bij de toepassing van deze maatregelen, zoveel mogelijk, het nadeel te beperken, dat voor de belanghebbende werknemers daaruit zou kunnen ontstaan.

Artikel 4

De bevoegde administraties zullen elkander voortdurend op de hoogte houden van de stand en de ontwikkeling van hun nationale arbeidsmarkt. Deze inlichtingen zullen zowel op de toestand in het gehele land en in de verschillende gebieden, als op de toestand in de bedrijfstakken en de beroepen betrekking hebben.

Zij zullen er naar streven de inlichtingen vergelijkbaar en gelijkvormig te maken, daarbij in het bijzonder gebruik makend van een zelfde beroepenclassificatie.

Artikel 5

De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen er naar streven zo spoedig en doeltreffend mogelijk de tekorten en overschotten aan arbeidskrachten in de drie landen te compenseren. Ten einde de verwezenlijking van dit doel te vergemakkelijken, zullen zij, zoveel mogelijk, de organisatie en de werkwijze van de diensten, belast met de arbeidsbemiddeling, op elkaar afstemmen en alle maatregelen nemen, welke geschikt zijn om de geografische en de beroepsmobiliteit der arbeidskrachten van land tot land te bevorderen.

Artikel 6

De werkzaamheden, welke betrekking hebben op de arbeidsbemiddeling, zullen in onderlinge overeenstemming worden vastgesteld door de bevoegde administraties, met inachtneming van de onderscheidene nationale wetgevingen.

Artikel 7

De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen, zowel bij het binnenkomen als bij het vertrek, alle administratieve faciliteiten verlenen ten behoeve van de tijdelijke of blijvende verplaatsingen van de werknemers en hun gezinnen, evenals voor het overbrengen van het huisraad en de andere nodige goederen.

Artikel 8

De belanghebbende werknemers zullen bij gelijkwaardige arbeid een loon ontvangen, gelijk aan dat van de werknemers van dezelfde categorie der Partij, welke ontvangt, werkzaam in dezelfde onderneming.

Bij het ontbreken van zodanige werknemers, zullen zij het normale en gebruikelijke loon van de werknemers van dezelfde categorie in dezelfde streek ontvangen.

Artikel 9

De werknemers van ieder der Hoge Verdragsluitende Partijen zullen op het grondgebied van elk der andere Partijen dezelfde bescherming en dezelfde behandeling genieten in alles, wat de arbeidsvoorwaarden betreft, als de werknemers van de Partij, welke ontvangt.

Artikel 10

Alle klachten van de werknemers van een der Hoge Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de hun door de werkgevers op het grondgebied van een der andere Partijen toegekende arbeidsvoorwaarden of de moeilijkheden van welke aard ook, welke de tussenkomst van het openbare gezag vereisen, kunnen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de diplomatieke of consulaire ambtenaren, worden medegedeeld aan of ter kennis gebracht van de bevoegde overheid van deze laatste Partij. De bevoegde administratie van deze laatste zal tot het vereiste onderzoek overgaan en bij uitsluiting bevoegd zijn tussen beide te komen.

Artikel 11

De werknemers, die werkloos zijn geworden, terwijl zij hun woonplaats hebben op het grondgebied van een der Hoge Verdragsluitende Partijen, zullen aldaar onder dezelfde voorwaarden als de eigen onderdanen de uitkeringen terzake van werkloosheid genieten; alle maatregelen, door de overheidsinstellingen genomen ten behoeve van hernieuwde tewerkstelling, zullen op hen toepasselijk zijn.

Artikel 12

De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich alle maatregelen te treffen, nodig om de uitvoering van dit Verdrag te verzekeren en sancties op overtreding van bedoelde maatregelen in te stellen.

De administratieve maatregelen zullen in onderlinge overeenstemming door de bevoegde administraties der Hoge Verdragsluitende Partijen worden vastgesteld.

Artikel 13

De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen een gemengde commissie van advies samenstellen, welke in voorkomende gevallen afwisselend in Nederland, België en Luxemburg op verzoek van een der Hoge Verdragsluitende Partijen zal bijeenkomen.

Deze commissie zal bevoegd zijn de vraagstukken betreffende de uitvoering van dit Verdrag en van de wetten en reglementen van iedere Staat, welke van toepassing zijn op de werknemers van de andere Staten, te onderzoeken.

Zij zal eveneens tot taak hebben, voor zoveel nodig, herziening of uitbreiding van de bepalingen van dit Verdrag en van de in het voorgaande lid bedoelde wetten en reglementen voor te stellen.

De commissie zal zijn samengesteld uit ten hoogste twee vertegenwoordigers van iedere Staat. Aan iedere delegatie kunnen deskundigen worden toegevoegd.

Artikel 14

Dit Verdrag zal slechts van toepassing zijn op het grondgebied der Hoge Verdragsluitende Partijen in Europa.

Artikel 15

Elk geschil betreffende de uitlegging, de toepassing of de uitvoering van dit Verdrag, dat niet langs administratieve weg kan worden opgelost, zal worden beslecht op grond van een tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen overeen te komen regeling.

Artikel 16

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag vervallen:

  • a. de op de arbeid van werknemers van toepassing zijnde bepalingen, vervat in het op 20 februari 1933 te Genève tussen Nederland en België gesloten Vestigings- en Arbeidsverdrag;

  • b. de op de arbeid van werknemers van toepassing zijnde bepalingen vervat in het op 1 april 1933 te 's-Gravenhage tussen Nederland en Luxemburg gesloten Vestigings- en Arbeidsverdrag;

  • c. alle bepalingen van het op 20 oktober 1926 te Luxemburg tussen België en Luxemburg gesloten Arbeidsverdrag.

Artikel 17

De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen de passende maatregelen nemen om de overmaking van de lonen en van de spaargelden te vergemakkelijken.

Artikel 18

Dit Verdrag, voor onbepaalde tijd gesloten, kan op elk tijdstip door ieder der Hoge Verdragsluitende Partijen worden opgezegd door middel van een tot de Belgische Regering gerichte verklaring, die deze ter kennis zal brengen van de andere Hoge Verdragsluitende Martijen. Het Verdrag treedt voor alle Partijen buiten werking één jaar nadat de verklaring van opzegging zal zijn ontvangen door de Belgische Regering.

Artikel 19

Dit Verdrag zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk bij de Belgische Regering worden nedergelegd. Het Verdrag zal in werking treden op de dag, waarop de derde akte van bekrachtiging zal zijn nedergelegd.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan in drievoud te 's-Gravenhage, op 7 juni 1956, in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Protocol van ondertekening

De Hoge Verdragsluitende Partijen zijn, na heden een Arbeidsverdrag te hebben ondertekend, overeengekomen:

  • a) ten aanzien van artikel 3,

    dat dit artikel een overgangsregeling schept, welke door de Hoge Verdragsluitende Partijen in onderlinge overeenstemming zal kunnen worden opgeheven, met dien verstande, dat artikel 3 in ieder geval zal ophouden te gelden na verloop van vijf jaren na de inwerkingtreding van het Verdrag van Economische Unie, dat de Hoge Verdragsluitende Partijen voornemens zijn te sluiten;

  • b) ten aanzien van artikel 19,

    dat de Hoge Verdragsluitende Partijen overeenkomstig hun eigen nationaal recht alle nodige maatregelen zullen treffen, opdat het Arbeidsverdrag van kracht zal worden uiterlijk op de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag van een Economische Unie, dat de Hoge Verdragsluitende Partijen zich voornemen te sluiten.

Gedaan in drievoud te 's-Gravenhage, op 7 juni 1956, in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Naar boven