Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart “EUROCONTROL”, Brussel, 13-12-1960

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 31-12-1989 t/m heden

Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart “EUROCONTROL”

Authentiek : NL

Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart „EUROCONTROL"

De Bondsrepubliek Duitsland,

Het Koninkrijk België,

De Franse Republiek,

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Het Groothertogdom Luxemburg,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

overwegende dat het op steeds grotere schaal indienststellen van turbinevliegtuigen voor het vervoer van personen en goederen een ingrijpende wijziging van de organisatie van de luchtverkeersleiding ten gevolge zal kunnen hebben,

overwegende dat op het gebied van de vluchtuitvoering het nieuwe materieel zich kenmerkt door:

  • - hoge snelheden,

  • - de noodzaak om in het belang van een economische exploitatie een snelle en ononderbroken stijging te kunnen uitvoeren tot op de meest rendabele hoogten en op deze hoogten te kunnen blijven tot zo dicht mogelijk bij de plaats van bestemming,

overwegende dat deze kenmerken, behalve een aanpassing of reorganisatie van de bestaande methoden en vormen van controle, medebrengen dat er boven een bepaalde hoogte nieuwe vluchtinlichtingengebieden in het leven moeten worden geroepen, die geheel of ten dele in verkeersgebieden worden onderverdeeld,

overwegende dat, rekening houdende met de snelheid waarmee het bedoelde materieel zich ontwikkelt, de luchtverkeersleiding op grote hoogte voor het merendeel der Europese landen niet langer denkbaar is binnen de nationale grenzen,

overwegende derhalve dat het raadzaam is een internationale controle-instantie in het leven te roepen, die haar werkzaamheden zal uitoefenen in delen van het luchtruim die tot buiten de landsgrenzen van een staat reiken,

overwegende dat het, wat het lager gelegen luchtruim betreft, in bepaalde gevallen van belang zou kunnen zijn om de luchtverkeersleiding boven een deel van het grondgebied van een der Verdragsluitende Partijen te doen verrichten door bovengenoemde internationale instantie of door een andere Verdragsluitende Partij,

overwegende anderzijds dat de internationalisatie van de controle het voeren van een gemeenschappelijke politiek noodzakelijk maakt alsmede de eenmaking van de wettelijke bepalingen gebaseerd op de Normen en Aanbevolen Werkwijzen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (I.C.A.O.), daarbij rekening houdende met de eisen van de nationale verdediging,

overwegende bovendien dat het zeer gewenst is om het werk van de staten op het terrein van de personeelsopleiding voor de luchtvaartdiensten en van het bestuderen en onderzoeken van luchtverkeersvraagstukken te coördineren,

zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

  • 1 De Verdragsluitende Partijen komen overeen, hun samenwerking op het gebied van de luchtvaart te versterken en hun gemeenschappelijke werkzaamheden op dit gebied te ontwikkelen, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de vereisten van de landsverdediging en tevens aan alle gebruikers van het luchtruim de grootst mogelijke vrijheid wordt gelaten die verenigbaar is met de vereiste graad van veiligheid. Zij komen derhalve overeen:

    • (a) gemeenschappelijke doeleinden op lange termijn inzake de luchtvaart vast te stellen en in dit kader met betrekking tot de diensten en installaties voor het luchtverkeer een gemeenschappelijk plan op middellange termijn op te stellen;

    • (b) gemeenschappelijke plannen uit te werken voor voortgezette opleiding van personeel, procedures en speurwerk- en ontwikkelingsprogramma's inzake de installaties en diensten voor de veiligheid, de doeltreffendheid en een snel verloop van het luchtverkeer;

    • (c) overleg te plegen over elke overige maatregel die noodzakelijk is ter verzekering van het veilig en ordelijk verloop van het luchtverkeer;

    • (d) een gemeenschappelijke kennisbank inzake de operationele, technische en financiële aspecten van de luchtvaart in te stellen;

    • (e) hun activiteiten met betrekking tot de regeling van de luchtverkeersstromen te coördineren door het oprichten van een internationaal systeem voor de regeling van de verkeersstromen, ten einde een zo doeltreffend mogelijk gebruik van het luchtruim te verzekeren.

  • 2 Zij stichten hiertoe een „Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (EUROCONTROL)”, hierna genoemd „de Organisatie”, die in samenwerking met de nationale burgerlijke en militaire autoriteiten zal handelen. Deze omvat twee organen:

    • - een „Permanente Commissie voor de veiligheid van de luchtvaart”, hierna genoemd „de Commissie”, die het voor het algemene beleid van de Organisatie verantwoordelijke orgaan vormt;

    • - een „Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart”, hierna genoemd „het Agentschap”, waarvan de Statuten Bijlage 1 bij dit Verdrag vormen. Het Agentschap vormt het orgaan belast met de uitvoering van de taken die in dit Verdrag zijn vastgesteld of het ter uitvoering hiervan door de Commissie worden opgedragen.

  • 3 De zetel van de Organisatie is te Brussel gevestigd.

Artikel 2

  • 1 De Organisatie heeft de volgende taken:

    • (a) de toekomstige behoeften van het luchtverkeer, alsmede de nieuwe technieken om in deze behoeften te voorzien, te analyseren;

    • (b) gemeenschappelijke doeleinden op lange termijn op het gebied van de luchtvaart uit te werken en vast te stellen;

    • (c) in het kader van de in bovenstaand lid (b) genoemde doeleinden op lange termijn de nationale plannen op middellange termijn te coördineren om te komen tot de opstelling van een gemeenschappelijk plan op middellange termijn dat betrekking heeft op de diensten en installaties voor het luchtverkeer;

    • (d) het bevorderen van een gemeenschappelijk beleid op het gebied van de grond- en boordsystemen voor de luchtvaart, alsmede ter zake van de opleiding van personeel voor de diensten van de luchtvaart;

    • (e) de maatregelen ter verhoging van de rentabiliteit en doeltreffendheid op het terrein van de luchtvaart te bestuderen en te bevorderen;

    • (f) studies, beproevingen en proefnemingen op het gebied van de luchtvaart te bevorderen en ten uitvoer te leggen; het resultaat van de door de Verdragsluitende Partijen op het gebied van de luchtvaart uitgevoerde studies, beproevingen en proefnemingen te vergaren en bekend te maken;

    • (g) de speurwerk- en ontwikkelingsprogramma's van de Verdragsluitende Partijen inzake nieuwe technieken op het gebied van de luchtvaart te coördineren;

    • (h) de vraagstukken op het gebied van de luchtvaart te bestuderen die in behandeling zijn bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie of andere internationale organisaties voor de burgerluchtvaart;

    • (i) de aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie voor te leggen wijzigingen in de regionale luchtvaartplannen te bestuderen;

    • (j) elke andere gemeenschappelijke taak te vervullen waarmee zij eventueel ter uitvoering van artikel 1, lid 1 (c), wordt belast;

    • (k) de Verdragsluitende Partijen en de belanghebbende derde Staten behulpzaam te zijn bij de oprichting en tenuitvoerlegging van een internationaal systeem voor de regeling van de luchtverkeersstromen;

    • (l) overeenkomstig de Multilaterale Overeenkomst betreffende de „en route”-heffingen namens de Verdragsluitende Partijen en de bij deze Overeenkomst Partij zijnde derde Staten de aan de gebruikers van de diensten voor de luchtvaart opgelegde heffingen vast te stellen en te innen.

    Bijzondere overeenkomsten kunnen worden gesloten tussen de Organisatie en Staten die geen Partij zijn en belang hebben bij deelname aan de uitvoering van deze taken.

  • 2 De Organisatie kan verzoek van een of meer Verdragsluitende Partijen met de volgende taken worden belast:

    • (a) deze Partijen behulpzaam zijn bij de uitvoering van specifieke luchtvaarttaken, zoals het ontwerpen en opzetten van installaties en diensten voor het luchtverkeer;

    • (b) namens deze Partijen de installaties en diensten voor het luchtverkeer ten volle of ten dele ter beschikking stellen en exploiteren;

    • (c) deze Partijen behulpzaam zijn bij de berekening en de inning van de door hen aan de gebruikers van de diensten voor de luchtvaart opgelegde heffingen die niet onder de Multilaterale Overeenkomst betreffende ,,en route”-heffingen vallen.

    De tenuitvoerlegging van deze taken wordt per geval geregeld in een bijzondere overeenkomst tussen de Organisatie en de belanghebbende Partij of Partijen.

  • 3 Op verzoek van een of meer Staten, geen Lid-Staten zijnde, kan de Organisatie bovendien met de volgende taken belast worden:

    • (a) deze Staten behulpzaam zijn bij het regelen van de luchtverkeersstromen, alsmede het ontwerpen en verschaffen van de diensten en installaties voor de luchtvaart;

    • (b) deze Staten behulpzaam zijn bij de berekening en de inning van de door hen aan de gebruikers van de diensten voor de luchtvaart opgelegde heffingen die niet onder de Multilaterale Overeenkomst betreffende „en route”-heffingen vallen.

    De tenuitvoerlegging van deze taken wordt per geval geregeld in bijzondere overeenkomsten tussen de Organisatie en de belanghebbende Staten.

Artikel 3

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing op de diensten voor de „en route”-luchtvaart en de daarmee verband houdende naderingsdiensten en plaatselijke diensten ten behoeve van het luchtverkeer in de vluchtinlichtingengebieden vermeld in Bijlage 2.

  • 2 Elke wijziging die een Verdragsluitende Partij wenst aan te brengen in de haar betreffende opgave van vluchtinlichtingengebieden in Bijlage 2 is onderworpen aan de eenparige goedkeuring van de Commissie wanneer deze wijziging leidt tot wijziging van de totale omvang van het door het Verdrag bestreken luchtruim. Elke wijziging die niet tot een dergelijk gevolg leidt zal door de betrokken Verdragsluitende Partij aan de Organisatie worden medegedeeld.

  • 3 In dit Verdrag slaat de uitdrukking „luchtverkeer” op het luchtverkeer van de burgerluchtvaartuigen, alsmede de militaire luchtvaartuigen en douane- en politieluchtvaartuigen die zich houden aan de procedures van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 4

De Organisatie bezit rechtspersoonlijkheid. Zij bezit op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend; zij kan, met name, roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden. Behoudens voor zover in dit Verdrag of in de bijgevoegde Statuten anders wordt bepaald, wordt zij vertegenwoordigd door het „Agentschap”, dat in haar naam handelt. Het „Agentschap” beheert het vermogen van de Organisatie.

Artikel 5

  • 1 De Commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen. Elke Verdragsluitende Partij kan zich laten vertegenwoordigen door verscheidene afgevaardigden zodat met name de belangen der burgerluchtvaart zowel als die der nationale defensie vertegenwoordigd kunnen worden, maar beschikt slechts over één stem.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 2, lid 1 (1), wordt de Commissie uitgebreid met vertegenwoordigers van de Staten, geen lid van de Organisatie zijnde, die Partij zijn bij de Multilaterale Overeenkomst betreffende „en route”-heffingen. De aldus uitgebreide Commissie neemt haar besluiten op de in bovenbedoelde Overeenkomst bepaalde voorwaarden.

  • 3 Indien bepalingen daaromtrent zijn voorzien in andere overeenkomsten, tussen de Organisatie en derde Staten gesloten overeenkomstig artikel 2, lid 1, met name voor de regeling van de verkeersstromen, wordt de Commissie uitgebreid en neemt zij haar besluiten op de in deze overeenkomsten bepaalde voorwaarden.

Artikel 6

  • 1 De Commissie neemt ter vervulling van de ingevolge artikel 2, lid 1, aan de Organisatie opgedragen taken de volgende maatregelen:

    • (a) ten aanzien van de Verdragsluitende Partijen:

      geeft zij een beschikking:

      • - in de gevallen genoemd in artikel 2, lid 1 (b) en (c);

      • - in de in artikel 2, lid 1 (a), (d) tot en met (k) genoemde gevallen, wanneer zij het noodzakelijk acht dat de Verdragsluitende Partijen gemeenschappelijk optreden; zij kan in deze gevallen eveneens een aanbeveling aan de Verdragsluitende Partijen doen;

    • (b) ten aanzien van het Agentschap:

      • - hecht zij haar goedkeuring aan het jaarlijkse werkprogramma en de zich over verschillende jaren uitstrekkende investerings- en werkprogramma's die het Agentschap haar voor de vervulling van de in artikel 2, lid 1, bedoelde taken voorlegt, alsmede aan de begroting en het verslag over de werkzaamheden; zij geeft het Agentschap richtlijnen wanneer zij zulks nodig acht ter vervulling van de aan het Agentschap opgedragen taken;

      • - neemt zij alle nodige maatregelen in uitoefening van haar bevoegdheid tot toezicht krachtens dit Verdrag en de Statuten van het Agentschap;

      • - verleend zij kwijting aan het Agentschap voor zijn beheer inzake de begroting.

  • 2 De Commissie zal voorts:

    • (a) haar goedkeuring hechten aan het Statuut van het personeel en aan het Financieel reglement, alsmede aan de ingevolge artikel 7, lid 2, van dit Verdrag, en artikel 19, lid 3, van de Statuten van het Agentschap te nemen maatregelen;

    • (b) voor een termijn van vijf jaar, de leden van de Commissie van toezicht benoemen ingevolge artikel 22, lid 1, van de Statuten van het Agentschap.

  • 3 Wat betreft de in artikel 2 bedoelde bijzondere overeenkomsten, machtigt de Commissie het Agentschap tot het opnemen van onderhandelingen ter zake en keurt zij de door het Agentschap tot stand gebrachte overeenkomsten goed.

  • 4 De Commissie kan namens de Organisatie een geschil aanhangig maken bij het in artikel 31 voorziene scheidsgerecht.

Artikel 7

  • 1 De beschikkingen worden door de Commissie met algemene stemmen van de Verdragsluitende Partijen gegeven en zijn voor deze bindend. Indien een Verdragsluitende Partij de Commissie evenwel mededeelt dat zij door dwingende redenen van nationaal belang verhinderd is gevolg te geven aan een met algemene stemmen gegeven beschikking op de in artikel 2, lid 1 (b) en (c), genoemde gebieden, kan zij van bedoelde beschikking afwijken mits zij de beweegredenen voor deze afwijking aan de Commissie uiteenzet. Binnen zes maanden na deze mededeling herziet de Commissie haar voorheen genomen beschikking, of besluit zij of aan de afwijking bepaalde voorwaarden of grenzen gesteld moeten worden. In beide gevallen vereist de door de Commissie te nemen beslissing eenparigheid van stemmen van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 De Commissie beslist over de in artikel 6, lid 2 (a), 6, lid 3, en 11, lid 3, bedoelde maatregelen met eenparigheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 3 Behoudens andersluidende bepalingen vereisen de richtlijnen en maatregelen in de in artikel 6, lid 1, (b), en 6, lid 4, bedoelde gevallen een meerderheid van stemmen in de Commissie met dien verstande dat:

    • - deze stemmen worden gewogen met inachtneming van onderstaand artikel 8;

    • - deze stemmen de meerderheid van de stemuitbrengende Verdragsluitende Partijen moeten vertegenwoordigen.

  • 4 De in artikel 6, lid 2 (b), bedoelde maatregelen worden door de Commissie overeenkomstig bovenstaand lid 3 genomen, met dien verstande dat de volgens dit lid berekende meerderheid 70% van de uitgebrachte gewogen stemmen moet bedragen.

  • 5 Aanbevelingen van de Commissie vereisen de meerderheid van stemmen van de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 8

  • 1 De in artikel 7 bedoelde stemweging geschiedt overeenkomstig de onderstaande tabel:

    Percentage van de jaarlijkse bijdrage van een Verdragsluitende Partij ten opzichte van de jaarlijkse bijdragen van alle Verdragsluitende Partijen gezamenlijk

    Aantal stemmen

    Minder dan 1% . . . . . . . . . . . . .

    1

    Van 1 tot 2 % . . . . . . . . . . . . .

    2

    Van 2 tot 3 % . . . . . . . . . . . . .

    3

    Van 3 tot 4 ½ % . . . . . . . . . . . . .

    4

    Van 4½ tot 6 % . . . . . . . . . . . . .

    5

    Van 6 tot 7½ % . . . . . . . . . . . . .

    6

    Van 7 ½ tot 9 % . . . . . . . . . . . . .

    7

    Van 9 tot 11 % . . . . . . . . . . . . .

    8

    Van 11 tot 13 % . . . . . . . . . . . . .

    9

    Van 13 tot 15 % . . . . . . . . . . . . .

    10

    Van 15 tot 18 % . . . . . . . . . . . . .

    11

    Van 18 tot 21 % . . . . . . . . . . . . .

    12

    Van 21 tot 24 % . . . . . . . . . . . . .

    13

    Van 24 tot 27 % . . . . . . . . . . . . .

    14

    Van 27 tot 30 % . . . . . . . . . . . . .

    15

    30% . . . . . . . . . . . . .

    16

  • 2 Het aantal stemmen wordt de eerste keer bepaald bij de inwerkingtreding van het in 1981 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol, onder verwijzing naar bovenstaande tabel en volgens de in artikel 19 van de Statuten van het Agentschap opgenomen regel ter vaststelling van de jaarlijkse bijdragen van de Verdragsluitende Partijen aan de begroting van de Organisatie.

  • 3 In geval van toetreding van een Staat wordt op dezelfde wijze tewerkgegaan bij het opnieuw bepalen van het aantal stemmen van de Verdragsluitende Partijen.

  • 4 Het aantal stemmen wordt, overeenkomstig bovenstaande bepalingen, jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Artikel 9

  • 1 De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement vast, dat met algemene stemmen moet worden aangenomen.

  • 2 Dit reglement moet met name voorschriften bevatten met betrekking tot het voorzitterschap, de instelling van werkgroepen, en de voertalen van de Commissie.

Artikel 10

Het Agentschap stelt aan de Commissie het personeel en de materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor het uitoefenen van haar taak.

Artikel 11

  • 1 De Commissie onderhoudt met de belanghebbende Staten en internationale organisaties de betrekkingen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelen van de Organisatie.

  • 2 Niettegenstaande het bepaalde in artikel 6, lid 3, en artikel 13 is de Commissie in het bijzonder bij uitsluiting bevoegd om in naam van de Organisatie met internationale organisaties, Verdragsluitende Partijen of derde Staten de overeenkomsten te sluiten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de taken van de Organisatie zoals die in artikel 2 zijn omschreven.

  • 3 De Commissie kan het Agentschap op zijn voorstel de beslissing delegeren tot het openen van onderhandelingen en het sluiten van de overeenkomsten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 2 bedoelde taken.

Artikel 12

De overeenkomsten inzake de in artikel 2 bedoelde taken tussen de Organisatie en een of meer Verdragsluitende Partijen, een of meer niet-Lid-Staten, of een internationale organisatie, moeten de respectieve taken, rechten en verplichtingen van de Partijen bij de overeenkomsten, alsmede de voorwaarden van de financiering en de te nemen maatregelen vastleggen. Zij kunnen tot stand worden gebracht door het Agentschap onder de voorwaarden van artikel 6, lid 3, en artikel 11, lid 3

Artikel 13

Het Agentschap kan, binnen het kader van de door de Commissie gegeven richtlijnen, met de betrokken openbare of particuliere technische diensten van de Verdragsluitende Partijen, van staten die geen partij zijn bij dit Verdrag of internationale organen, de betrekkingen onderhouden die noodzakelijk zijn voor de coördinatie van het luchtverkeer en voor het functioneren van zijn eigen diensten. Het kan daartoe, in naam van de Organisatie, en onder het voorbehoud dat het de Commissie ervan in kennis stelt, overeenkomsten aangaan, die een zuiver administratief, technisch of commercieel karakter dragen, voorzover die overeenkomsten nodig zijn voor het functioneren van het Agentschap.

Artikel 14

  • 1 Indien de nationale wetgeving terzake bepalingen bevat, wordt overeenkomstig die wetgeving en behoudens goedkeuring van de betrokken regeringen de verwerving van de onroerende goederen nodig voor het vestigen van inrichtingen van de Organisatie, aangemerkt als van algemeen nut. Hieraan zijn de rechtsgevolgen verbonden die de nationale wetgeving aan onteigeningen ten algemenen nutte verbindt. Indien omtrent de eerder bedoelde verwervingen geen overeenstemming tussen de partijen kan worden bereikt, kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken staat terzake overeenkomstig hun nationale wetgeving de onteigeningsprocedure ten algemenen nutte toepassen.

  • 2 Op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen waar de in het voorgaande lid bedoelde procedure niet bestaat, kunnen de procedures tot vordering waarvan gebruik kan worden gemaakt in het belang van de burgerluchtvaart en de verreberichtgeving, ten behoeve van de Organisatie worden aangewend.

  • 3 De Verdragsluitende Partijen kennen aan de Organisatie, ten aanzien van de inrichtingen en ten behoeve van de diensten, voor haar rekening op hun onderscheidene grondgebieden aangelegd of ingesteld, het voorrecht toe van toepassing van de nationale wettelijke regelingen inzake de beperkingen van het eigendomsrecht van onroerende goederen welke in het openbaar belang mochten bestaan ten gunste van nationale diensten die hetzelfde doel beogen en in het bijzonder die regelingen die betrekking hebben op servituten in het algemeen belang.

  • 4 De uit de toepassing van de bepalingen van dit artikel voortvloeiende kosten, met inbegrip van de schadeloosstelling die overeenkomstig de wetgeving van de staat op wiens grondgebied de eigendommen zijn gelegen, verschuldigd is, komen ten laste van de Organisatie.

Artikel 15

Ingeval de Organisatie de in artikel 2, lid 2 (b), voorziene taken uitoefent, past het Agentschap de regelingen toe die van kracht zijn op de grondgebieden van de Verdragsluitende Partijen en in de delen van het luchtruim waarvoor de luchtverkeersleiding aan hen is toevertrouwd krachtens de internationale overeenkomsten bij welke zij partij zijn.

Artikel 16

Ingeval de Organisatie de in artikel 2, lid 2 (b), voorziene taken uitoefent, en binnen de grenzen van de aan de luchtverkeersleidingsdiensten toegekende rechten, geeft het Agentschap alle nodige aanwijzingen aan de gezagvoerders van de luchtvaartuigen. Deze zijn verplicht zich daaraan te houden, behalve in de gevallen van overmacht bedoeld in de in het voorgaande artikel genoemde regelingen.

Artikel 17

Ingeval de Organisatie de in artikel 2, lid 2 (b), voorziene taken uitoefent, worden de overtredingen van de luchtvaartwetgeving die zijn begaan in het luchtruim waarin het verschaffen van luchtverkeersleidingsdiensten is toevertrouwd aan het Agentschap, door speciaal hiervoor door het Agentschap aangestelde personen in processen-verbaal geconstateerd, onverminderd het door de nationale wetgevingen aan de opsporingsambtenaren van de Verdragsluitende Partijen toegekende recht om overtredingen van dezelfde aard te constateren. De bovengenoemde processen-verbaal hebben voor de nationale rechter dezelfde waarde als die, welke zijn opgemaakt door de nationale opsporingsambtenaren die bevoegd zijn om overtredingen van dezelfde aard te constateren.

Artikel 18

  • 1 De verspreiding van geschriften en ander voorlichtingsmateriaal dat door of aan de Organisatie wordt verzonden en verband houdt met haar officiële werkzaamheden, wordt op geen enkele wijze beperkt.

  • 2 Met betrekking tot haar officiële berichtgeving en het overbrengen van al haar documenten geniet de Organisatie een behandeling die even gunstig is als die welke elke Verdragsluitende Partij vergelijkbare internationale organisaties doet genieten.

Artikel 19

  • 1 De Organisatie is in de staat waar zich de zetel bevindt, en binnen het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen, vrijgesteld van alle rechten en belastingen bij haar oprichting, ontbinding en liquidatie.

  • 2 Zij is vrijgesteld van rechten en belastingen die zij verschuldigd zou kunnen worden bij het verwerven van onroerende goederen welke nodig zijn voor de uitvoering van haar taak.

  • 3 Zij is vrijgesteld van alle directe belastingen welke zouden kunnen worden geheven ten aanzien van haarzelf, haar eigendommen, bezittingen en inkomsten.

  • 4 Zij is vrijgesteld van indirecte belastingen welke de uitgiften van leningen met zich mede zouden kunnen brengen en ten aanzien waarvan zij persoonlijk als schuldenares aansprakelijk zou zijn.

  • 5 Zij is vrijgesteld van elke belasting van uitzonderlijke of discriminerende aard.

  • 6 De in dit artikel nedergelegde vrijstellingen strekken zich niet uit tot de belastingen en heffingen die worden geheven als vergoeding voor algemene door de Overheid verrichte diensten.

Artikel 20

  • 1 De Organisatie is vrijgesteld van alle douanerechten en heffingen van gelijke werking, waaronder niet begrepen kostenbijdragen of heffingen wegens verleende diensten, en zij is ontheven van elk verbod of elke beperking op in- en uitvoer van grondstoffen, materialen, benodigdheden en andere goederen die worden ingevoerd voor het officieel gebruik door de Organisatie en bestemd zijn voor de onroerende goederen en inrichtingen van de Organisatie of die nodig zijn om haar te doen functioneren.

  • 2 De aldus ingevoerde goederen mogen binnen het grondgebied van de Partij waar zij ingevoerd zijn, noch worden verkocht, noch uitgeleend of afgestaan, hetzij gratis, hetzij onder bezwarende titel, behalve onder de voorwaarden, welke door de regering van de betrokken Verdragsluitende Partij zijn vastgesteld.

  • 3 Alle nuttig geachte controlemaatregelen kunnen worden getroffen om te verzekeren dat grondstoffen, materialen, benodigdheden en andere in het eerste lid aangeduide goederen die zijn ingevoerd ten behoeve van de Organisatie, inderdaad aan genoemde Organisatie zijn afgeleverd en zijn aangewend voor de officiële onroerende goederen en inrichtingen of nodig zijn om haar te doen functioneren.

  • 4 Bovendien is de Organisatie vrijgesteld van alle douanerechten en ontheven van elk verbod of elke beperking van in- en uitvoer, ten aanzien van de publikaties bedoeld in artikel 25 van de hierbijgevoegde Statuten.

Artikel 21

  • 1 De Organisatie kan alle soorten valuta's bezitten en rekeningen aanhouden in alle geldsoorten, voorzover dit nodig is ter uitvoering van de werkzaamheden die voor het bereiken van haar doelstelling van belang zijn.

  • 2 De Verdragsluitende Partijen verplichten zich om haar alle volmachten te verlenen die nodig zijn om, in overeenstemming met de desbetreffende nationale voorschriften en internationale overeenkomsten, alle overboekingen van gelden te verrichten waartoe de oprichting en de werkzaamheden van de Organisatie aanleiding kunnen geven, waaronder de uitgifte, aflossing van, en rentebetaling op leningen, indien de uitgifte hiervan door de regering van de betrokken Verdragsluitende Partij is toegestaan.

Artikel 22

  • 1 Het Agentschap kan een beroep doen op de medewerking van gekwalificeerde onderdanen van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 De personeelsleden van de Organisatie genieten tezamen met hun inwonende gezinsleden dezelfde vrijstelling van maatregelen die de immigratie beperken en de inschrijving van vreemdelingen regelen, die in het algemeen wordt toegekend aan personeelsleden van vergelijkbare internationale organisaties.

  • 3

    • (a) De Verdragsluitende Partijen staan, in tijden van internationale crisis, de personeelsleden van de Organisatie, evenals hun inwonende gezinsleden, dezelfde faciliteiten ten aanzien van repatriëring toe als aan de personeelsleden van andere internationale organisaties.

    • (b) Het bepaalde in (a) doet geen afbreuk aan de verplichtingen van het personeel tegenover de Organisatie.

  • 4 Van de bepalingen van de leden 1 en 2 van dit artikel kan slechts worden afgeweken om redenen van openbare orde, veiligheid of volksgezondheid.

  • 5 De personeelsleden van de Organisatie:

    • (a) zijn vrijgesteld van douanerechten en heffingen, waaronder niet begrepen bijdragen of heffingen op verleende diensten, op de invoer van hun persoonlijke bezittingen, meubelen en andere gebruikte huishoudelijke gebruiksvoorwerpen, die zij bij hun eerste vestiging uit het buitenland meebrengen, alsmede ten aanzien van de wederuitvoer van dezelfde bezittingen, meubelen en voorwerpen bij het beëindigen van hun functie;

    • (b) mogen bij hun indiensttreding op het grondgebied van een der Verdragsluitende Partijen hun persoonlijk motorrijtuig tijdelijk vrij van rechten invoeren en vervolgens, uiterlijk aan het einde van hun diensttijd, vrij van rechten weer uitvoeren, met dien verstande dat de Regering van de betrokken Verdragsluitende Partij zowel ten aanzien van de invoer als de uitvoer de voorwaarden kan stellen die zij in elk afzonderlijk geval noodzakelijk acht;

    • (c) genieten onschendbaarheid van al hun officiële stukken en documenten.

  • 6 De Verdragsluitende Partijen zijn niet verplicht om aan hun eigen onderdanen de in bovenstaand lid 5 (a) en (b) vermelde faciliteiten te verlenen.

  • 7 De Directeur-generaal van het Agentschap geniet, naast de voor de personeelsleden van de Organisatie voorziene voorrechten, vrijstellingen en faciliteiten, immuniteit van juridisdictie met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hem in de uitoefening van zijn functie verricht; deze immuniteit geldt evenwel niet in geval van een verkeersovertreding, noch in geval van schade veroorzaakt door een hem toebehorend of door hem bestuurd voertuig.

  • 8 De betrokken Regeringen nemen alle maatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat de nettosalarissen vrij kunnen worden overgemaakt.

Artikel 23

De vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen genieten in het kader van de uitoefening van hun functies alsmede op hun reizen naar de plaats van samenkomst en terug onschendbaarheid van al hun officiële stukken en documenten.

Artikel 24

De Organisatie, de Directeur-generaal en de personeelsleden van de Organisatie zijn wegens het eigen stelsel van sociale verzekering vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan nationale sociale verzekeringsorganen, onverminderd de bij de inwerkingtreding van het in 1981 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol tussen de Organisatie en een Verdragsluitende Partij bestaande regelingen.

Artikel 25

  • 1 De contractuele aansprakelijkheid van de Organisatie wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is.

  • 2 Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid aangaat, moet de Organisatie de schaden veroorzaakt door de schuld van haar organen of door die van haar personeelsleden in de uitoefening van hun functies, vergoeden voor zover deze schade aan hen te wijten is. De voorgaande bepaling laat rechten op andere schadevergoedingen die hun grondslag vinden in de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Partijen, onverlet.

Artikel 26

  • 1

    • (a) De inrichtingen van de Organisatie zijn onschendbaar. De eigendommen en bezittingen van de Organisatie zijn vrijgesteld van elke vordering, onteigening en inbeslagneming.

    • (b) De archieven van de Organisatie en alle haar toebehorende officiële stukken en documenten zijn onschendbaar, ongeacht waar zij zich bevinden.

  • 2 De eigendommen en bezittingen van de Organisatie kunnen niet in beslag worden genomen, noch aan maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging worden onderworpen, behalve bij rechterlijke uitspraak. In geen geval kunnen de inrichtingen van de Organisatie in beslag worden genomen, noch aan maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging worden onderworpen.

  • 3 Evenwel, ten einde gerechtelijke onderzoeken uit te voeren en de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraken op hun respectieve grondgebieden te verzekeren, hebben de bevoegde autoriteiten van de Staat waar zich de zetel bevindt en van de andere landen waar inrichtingen en archieven zijn gevestigd, na kennisgeving aan de Directeur-generaal van het Agentschap, toegang tot de inrichtingen en archieven van de Organisatie.

Artikel 27

  • 1 De Organisatie werkt te allen tijde samen met de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen om een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken, het nakomen van politieverordeningen te verzekeren en elk misbruik te voorkomen waartoe de in dit Verdrag genoemde voorrechten, immuniteiten, vrijstellingen of faciliteiten aanleiding zouden kunnen geven.

  • 2 De Organisatie vergemakkelijkt zoveel mogelijk de totstandkoming van werken die van algemeen belang zijn en die op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen worden uitgevoerd op of in de nabijheid van de percelen die aan de Organisatie zijn toegewezen.

Artikel 28

Ingeval de Organisatie de in artikel 2, lid 2 (b), voorziene taken uitoefent, zijn de internationale overeenkomsten en de nationale voorschriften, die betrekking hebben op de toegang tot, alsmede het overvliegen en de veiligheid van het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen, bindend voor het Agentschap dat alle maatregelen neemt die voor de toepassing van die overeenkomsten en regelingen noodzakelijk zijn.

Artikel 29

Ingeval de Organisatie de in artikel 2, lid 2 (b), voorziene taken uitoefent, is het Agentschap verplicht om aan de Verdragsluitende Partijen die daartoe de wens te kennen geven, alle op luchtvaartuigen betrekking hebbende inlichtingen te verstrekken waarvan het uit hoofde van de uitoefening van zijn taak op de hoogte is, ten einde de Verdragsluitende Partijen in staat te stellen toezicht uit te oefenen op de toepassing van de internationale overeenkomsten en nationale voorschriften.

Artikel 30

De Verdragsluitende Partijen erkennen dat het noodzakelijk is dat de financiën van het Agentschap in evenwicht zijn en verbinden zich om, rekening houdende met de eigen inkomsten van het Agentschap, de nodige geldmiddelen ter beschikking te stellen binnen de grenzen en voorwaarden als vastgesteld in de hierbijgevoegde Statuten.

Artikel 31

  • 1 Ieder geschil dat tussen de Verdragsluitende Partijen of tussen de Verdragsluitende Partijen en de Organisatie, vertegenwoordigd door de Commissie, mocht ontstaan ten aanzien van de uitlegging of toepassing van dit Verdrag of van zijn bijlagen, en dat niet kan worden opgelost door rechtstreekse onderhandelingen of op enige andere wijze geregeld, zal op verzoek van een van de partijen aan arbitrage worden onderworpen.

  • 2 Te dien einde zal elk der partijen in elk voorkomend geval een arbiter aanwijzen en de arbiters zullen in onderlinge overeenstemming een derde arbiter benoemen. Indien een partij geen arbiter heeft aangewezen binnen een termijn van twee maanden gerekend vanaf de datum van ontvangst van het verzoek van de andere partij, of indien de aangewezen arbiters binnen twee maanden geen overeenstemming kunnen bereiken over de benoeming van een derde arbiter, kan elke partij aan de president van het Internationale Gerechtshof vragen om tot deze benoemingen over te gaan.

  • 3 Het scheidsgerecht bepaalt zijn eigen werkwijze.

  • 4 Elke partij draagt zelf de kosten van haar arbiter en haar vertegenwoordiging tijdens de procedure voor het scheidsgerecht; de kosten die betrekking hebben op de derde arbiter en de andere kosten worden door de partijen ieder voor een gelijk deel gedragen. Het scheidsgerecht kan echter een ongelijke verdeling van de kosten vaststellen indien het dit passend acht.

  • 5 De beslissingen van het scheidsgerecht zijn bindend voor de partijen bij het geschil.

Artikel 32

  • 1 De Statuten van het Agentschap en alle wijzigingen die erin mochten worden aangebracht onder de in dit Verdrag en in de hierbij gevoegde Statuten genoemde voorwaarden zijn rechtsgeldig en uitvoerbaar op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 Elke wijziging van de bepalingen van de Statuten is onderworpen aan de goedkeuring van de Commissie, die met algemene stemmen uitspraak doet.

  • 3 De bepalingen van de artikelen 1, 11, 19 en 20 van de bijgevoegde Statuten kunnen echter niet door de Commissie worden gewijzigd.

Artikel 33

In geval van crisis of oorlog kunnen de bepalingen van dit Verdrag geen afbreuk doen aan de vrijheid van handelen van de betrokken Verdragsluitende Partijen.

Artikel 34

De Verdragsluitende Partijen verbinden zich om het Agentschap te laten profiteren van de van kracht zijnde wettelijke bepalingen, die ten doel hebben de continuïteit van de openbare diensten te verzekeren.

Artikel 35

  • 1 Dit Verdrag, zoals gewijzigd door het in 1981 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol, wordt verlengd voor een tijdvak van twintig jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van voornoemd Protocol.

  • 2 Dit tijdvak wordt stilzwijgend verlengd met perioden van vijf jaar, tenzij een Verdragsluitende Partij door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Regering van het Koninkrijk België minstens twee jaar voor het einde van de lopende periode heeft medegedeeld dat zij het voornemen heeft het Verdrag te beëindigen. De Regering van het Koninkrijk België doet van bedoelde kennisgeving mededeling aan de Regeringen van de overige bij het Verdrag Partij zijnde Staten.

  • 3 Indien met inachtneming van het voorafgaande de Organisatie wordt opgeheven, wordt zij geacht te bestaan ten dienste van haar liquidatie.

Artikel 36

  • 1 Toetreding tot dit Verdrag, zoals gewijzigd door het in 1981 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol, door elke Staat die voornoemd Protocol niet ondertekend heeft, is onderworpen aan:

    • (a) de goedkeuring van de Commissie, die hiervoor met algemene stemmen uitspraak doet, en

    • (b) de gelijktijdige nederlegging, door de Staat van een toetredingsakte tot de in 1981 te Brussel ter ondertekening opengestelde Multilaterale Overeenkomst betreffende „en route”-heffingen.

  • 2 Het besluit de toetreding te aanvaarden wordt aan de niet-ondertekenende staat medegedeeld door de voorzitter van de Commissie.

  • 3 De akte van toetreding wordt nedergelegd bij de Regering van het Koninkrijk België, die de regeringen van de andere ondertekenende en toetredende staten hiervan in kennis zal stellen.

  • 4 De toetreding wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de nederlegging van de akte van toetreding.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekende Gevolmachtigden, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, dit Verdrag hebben ondertekend en van hun zegel hebben voorzien.

Gedaan te Brussel, op 13 december 1960, in de Duitse, Engelse, Franse en Nederlandse taal, in een enkel exemplaar, dat blijft berusten in het archief van de Regering van het Koninkrijk België, die een gewaarmerkt afschrift hiervan zal doen toekomen aan alle ondertekenende staten. In geval van afwijking tussen de teksten is de Franse tekst doorslaggevend.

Bijlage 1. Statuten van het Agentschap

Artikel 1

Het Agentschap, opgericht bij artikel 1 van het Verdrag, wordt beheerst door deze Statuten.

Artikel 2

  • 1 Het Agentschap vormt het orgaan dat belast is met de uitvoering van de taken die het door het Verdrag of door de Commissie worden opgedragen.

  • 2 Wanneer het Agentschap zorg draagt voor luchtverkeersdiensten heeft het ten doel:

    • (a) botsingen tussen luchtvaartuigen te voorkomen;

    • (b) een ordelijk en snel verloop van het luchtverkeer te verzekeren;

    • (c) adviezen en inlichtingen te verschaffen die dienstig zijn voor de veilige en doeltreffende uitvoering van de vluchten;

    • (d) de daarvoor in aanmerking komende instanties te waarschuwen indien luchtvaartuigen de hulp van de opsporings- en reddingsdiensten nodig hebben, en aan deze instanties de nodige medewerking te verlenen.

  • 3 Het Agentschap richt de installaties op die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken en draagt er zorg voor dat deze installaties goed functioneren.

  • 4 Te dien einde werkt het Agentschap nauw samen met de militaire autoriteiten om zo doeltreffend en economisch mogelijk in de behoeften van het luchtverkeer en in de bijzondere behoeften van de militaire luchtvaart te voorzien.

  • 5 Voor de uitoefening van zijn taak onder de voorwaarden van onderstaand artikel 7, lid 2, kan het Agentschap onder andere de gebouwen en installaties die het nodig heeft, met name centra voor onderzoek en proefnemingen ten dienste van het luchtverkeer, centra voor de regeling van de luchtverkeersstromen, alsmede scholen voor de voortgezette opleiding en specialisering van het personeel van de luchtverkeersdiensten oprichten en exploiteren. Ten einde doublures te vermijden doet het echter een beroep op de nationale technische diensten en gebruikt het de bestaande nationale installaties telkens wanneer dat mogelijk is.

Artikel 3

Onder voorbehoud van de bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend, wordt het Agentschap beheerd door een Bestuurscomité, hierna genoemd het „Comité”, en door een Directeur-generaal.

Artikel 4

  • 1 Het Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen; iedere Verdragsluitende Partij kan meerdere vertegenwoordigers aanwijzen, zodat met name de belangen der burgerluchtvaart zowel als die der nationale defensie vertegenwoordigd kunnen worden; slechts een van de vertegenwoordigers is stemgerechtigd. Deze stemgerechtigde is een hoge ambtenaar die in zijn land een verantwoordelijke functie op het gebied van de luchtvaart bekleedt. Elke vertegenwoordiger heeft een plaatsvervanger, die hem in geval van verhindering rechtens vertegenwoordigt.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 2, lid 1 (1), van het Verdrag wordt het Comité uitgebreid met vertegenwoordigers van de Staten, geen lid van de Organisatie zijnde, die Partij zijn bij de Multilaterale Overeenkomst betreffende „en route”-heffingen. Het aldus uitgebreide Comité neemt zijn besluiten op de in bovenbedoelde Overeenkomst bepaalde voorwaarden.

  • 3 Indien bepalingen daaromtrent zijn voorzien in andere overeenkomsten, tussen de Organisatie en niet-Lid-Staten gesloten ter uitvoering overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag, met name voor de regeling van de verkeersstromen, wordt het Comité uitgebreid en neemt het zijn besluiten op de in deze overeenkomsten bepaalde voorwaarden.

Artikel 5

  • 1 De beraadslagingen van het Comité zijn rechtsgeldig indien ten minste op één na alle stemgerechtigde vertegenwoordigers der Verdragsluitende Partijen aanwezig zijn.

  • 2 Indien dit quorum niet wordt bereikt, wordt de beslissing uitgesteld tot een latere vergadering, die opnieuw moet worden geconvoceerd en die niet eerder mag worden gehouden dan tien dagen na de voorgaande vergadering. Het quorum tijdens de tweede vergadering bedraagt ten minste de helft van het aantal stemgerechtigde vertegenwoordigers.

Artikel 6

  • 1 Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement op, waarin inzonderheid de benoeming van een Voorzitter en Vice-voorzitter, alsook de aanwijzing van een Secretaris worden geregeld.

  • 2 Dit reglement moet bepalingen bevatten die betrekking hebben op onverenigbare functies. Het moet bovendien voorschrijven dat de convocaties voor de vergaderingen schriftelijk of, in geval van spoed, telegrafisch worden verzonden, en dat zij de agenda bevatten.

  • 3 Het reglement wordt ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd.

Artikel 7

  • 1 Het Comité stelt de organisatie van het Agentschap vast, die door de Directeur-generaal moet worden voorgesteld.

  • 2 De op grond van bovenstaand artikel 2, lid 5, te nemen maatregelen moeten evenwel door het Comité aan de goedkeuring van de Commissie worden onderworpen.

Artikel 8

Het Comité brengt ieder jaar aan de Commissie verslag uit over de werkzaamheden en de financiële toestand van de Organisatie.

Artikel 9

  • 1 Het Comité stelt op verzoek van de Commissie de zich over verscheidene jaren uitstrekkende investerings- en werkprogramma's vast. Deze worden de Commissie ter goedkeuring voorgelegd.

  • 2 Het Comité zal in het bijzonder, met het oog op voorlegging aan de Commissie, ter goedkeuring overeenkomstig het Verdrag:

    • (a) het programma voor de in artikel 2, lid 1 (a), (e), (f) en (j), van het Verdrag voorkomende taken voorbereiden;

    • (b) de in artikel 2, lid 1 (b), van het Verdrag uiteengezette gemeenschappelijke doeleinden op lange termijn uitwerken;

    • (c) de in artikel 2, lid 1 (g), van het Verdrag bedoelde speurwerk en ontwikkelingsprogramma's bestuderen;

    • (d) de in artikel 2, lid 1 (c), van het Verdrag voorziene gemeenschappelijke plannen op middellange termijn, alsmede het in lid 1 (d) van genoemd artikel bedoelde gemeenschappelijke beleid voor grond- en boordsystemen respectievelijk de opleiding van personeel uitwerken;

    • (e) de in artikel 2, lid 2 en 3, van het Verdrag bedoelde overeenkomsten vaststellen;

    • (f) zorg dragen voor de in artikel 2, lid 1 (h) en (i), van het Verdrag beoogde studies.

  • 3 Het Comité neemt binnen de grens van de eventueel met toepassing van artikel 11, lid 3, van het Verdrag door de Commissie verrichte delegatie, een besluit tot het openen van onderhandelingen met het oog op het sluiten van de overeenkomsten die bedoeld zijn in artikel 2 van het Verdrag en keurt in voorkomend geval de tot stand gebrachte overeenkomsten goed.

Artikel 10

Het Comité zal, met het oog op voorlegging ter goedkeuring aan de Commissie:

  • - een reglement opstellen voor het houden van inschrijvingen, alsmede het gunnen en opstellen van contracten inzake de levering van goederen en het verlenen van diensten aan de Organisatie, alsmede de voorwaarden waaronder deze contracten worden gesloten;

  • - een reglement opstellen voor de algemene contractvoorwaarden inzake door de Organisatie te verlenen diensten.

Artikel 11

Het Comité stelt het Financieel Reglement op, dat aan de goedkeuring van de Commissie wordt onderworpen en onder meer bepaalt welke boekhoudregels gevolgd moeten worden ten aanzien van de inkomsten en uitgaven, op welke wijze de nationale bijdragen gestort moeten worden en onder welke voorwaarden de Organisatie leningen kan opnemen.

Artikel 12

  • 1 Het Comité stelt het Administratief Statuut van het personeel van het Agentschap op en onderwerpt dit aan de goedkeuring van de Commissie:

    • - dit Statuut dient met name de bepalingen te bevatten die betrekking hebben op de nationaliteit van het personeel, salarisschalen, pensioenen, onverenigbare functies, beroepsgeheim en het ononderbroken functioneren van de dienst;

    • - het dient die werkzaamheden vast te stellen die niet gelijktijdig met andere werkzaamheden kunnen worden uitgeoefend zonder speciale toestemming van de Directeur-generaal.

  • 2 Slechts de Administratieve Rechtbank van de Internationale Arbeidsorganisatie is bevoegd tot kennisneming van geschillen tussen de Organisatie en het personeel van het Agentschap, met uitsluiting van alle andere nationale of internationale gerechten.

Artikel 13

  • 1 Het Agentschap is slechts bevoegd rechtstreeks personeel aan te trekken, indien de Verdragsluitende Partijen geen geschikt personeel te zijner beschikking kunnen stellen. Met Staten die geen lid zijn van de Organisatie, kan het Agentschap evenwel overeenkomen geschikt personeel van deze Staten te werk te stellen bij de tenuitvoerlegging van de in artikel 5, lid 2 en 3, van het Verdrag bedoelde overeenkomsten.

  • 2 Het door een nationale overheid ter beschikking gestelde personeel werkt tijdens de gehele duur van zijn dienstverband bij het Agentschap op basis van het Personeelsstatuut van het Agentschap, onverminderd het behoud van de beroepsvoordelen die door de nationale regelingen worden gegarandeerd.

  • 3 Het van een nationale overheid afkomstige personeel kan te allen tijde weer ter beschikking van de overheid worden gesteld zonder dat deze maatregel een disciplinair karakter heeft.

Artikel 14

  • 1 Het Comité neemt zijn besluiten bij gewogen meerderheid.

  • 2 Onder gewogen meerderheid wordt verstaan meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat:

    • - de stemmen worden gewogen met inachtneming van artikel 8 van het Verdrag;

    • - deze stemmen de meerderheid van de stemuitbrengende Verdragsluitende Partijen vertegenwoordigen.

  • 3 Bij staking der stemmen besluit de Voorzitter, hetzij tijdens dezelfde vergadering tot een tweede stemming over te gaan, hetzij het voorstel op de agenda te plaatsen van een volgende vergadering, waarvan hij de datum vaststelt. Indien op de volgende vergadering de stemmen opnieuw staken, is de stem van de Voorzitter doorslaggevend.

Artikel 15

  • 1 De Directeur-generaal wordt voor de tijd van vijf jaar benoemd door het Comité, dat hierover uitspraak doet overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, lid 2, met dien verstande dat de, overeenkomstig bedoeld lid berekende meerderheid 70% van de uitgebrachte gewogen stemmen dient te vertegenwoordigen. Hij is op dezelfde wijze herbenoembaar.

  • 2 Hij vertegenwoordigt de Organisatie in en buiten rechte.

  • 3 Bovendien zal de Directeur-generaal, overeenkomstig het algemene, door het Comité en de Commissie vastgestelde beleid:

    • (a) zorg dragen voor de doeltreffende werking van het Agentschap;

    • (b) de personeelsleden benoemen en hen uit hun dienstverband ontslaan overeenkomstig het bepaalde in het Personeelsstatuut;

    • (c) overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement en binnen de daartoe door de Commissie gestelde grenzen leningen aangaan waarvan de looptijd niet langer dan een jaar bedraagt;

    • (d) contracten sluiten, zowel voor levering van goederen en diensten aan de Organisatie als verkoop van goederen en diensten door de Organisatie, overeenkomstig de bepalingen van het in artikel 10 genoemde reglement en binnen de daartoe door de Commissie gestelde grenzen.

  • 4 De Directeur-generaal oefent bovengenoemde functies uit zonder vooroverleg met het Comité, doch houdt het Comité voor elk geval op de hoogte van de in de uitoefening van bovengenoemde bevoegdheden genomen maatregelen.

  • 5 Het Comité stelt de voorwaarden vast waarop de Directeur-generaal bij diens verhindering wordt vervangen.

Artikel 16

  • 1 Alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten voor elk begrotingsjaar worden geraamd.

  • 2 De ontvangsten en uitgaven van de begroting moeten in evenwicht zijn. De ontvangsten en uitgaven van het Agentschap met betrekking tot centra voor onderzoek en proefnemingen, scholen en alle andere organen opgericht krachtens artikel 2, lid 5, worden op een afzonderlijke staat gespecificeerd.

  • 3 Ter uitvoering van bovenstaand artikel 11 stelt een Financieel Reglement bepalingen vast met betrekking tot de raming van, de uitvoering van en de controle op de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap, onder voorbehoud van de bepalingen van deze Statuten.

Artikel 17

  • 1 Het begrotingsjaar loopt van 1 januari tot 31 december.

  • 2 De ramingen voor elk begrotingsjaar worden uiterlijk op 31 oktober van elk jaar door het Comité ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd.

Artikel 18

Het Comité legt voorstellen inzake de indeling van de begroting en de te gebruiken rekeneenheid ter goedkeuring aan de Commissie voor.

Artikel 19

  • 1 Onverminderd het gestelde in onderstaand lid 2 worden de jaarlijkse bijdragen van de Verdragsluitende Partijen aan de begroting voor elk begrotingsjaar bepaald volgens onderstaande verdeelsleutel:

    • (a) een eerste bestanddeel, ten belope van 30% van de bijdrage, wordt berekend in verhouding tot de hoogte van het Bruto Nationaal Produkt van de Verdragsluitende Partijen zoals dit is omschreven in onderstaand lid 3;

    • (b) een tweede bestanddeel, ten belope van 70% van de bijdrage, wordt berekend in verhouding tot de hoogte van de grondslag van de „en route”-heffingen der Verdragsluitende Partijen zoals deze is omschreven in onderstaand lid 4.

  • 2 Geen enkele Verdragsluitende Partij is verplicht voor een bepaald begrotingsjaar een hogere bijdrage te betalen dan 30% van het totaal van de bijdragen van de Verdragsluitende Partijen. Indien de overeenkomstig de bepalingen in het eerste lid berekende bijdrage van een Verdragsluitende Partij meer bedraagt dan 30%, wordt het overschot volgens de in het eerste lid vastgestelde regels over de andere Verdragsluitende Partijen omgeslagen.

  • 3 Het hier bedoelde Bruto Nationaal Produkt is het nationaal produkt zoals dat blijkt uit de statistieken, opgesteld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling - of, bij gebreke daarvan, door een andere instantie die gelijkwaardige garanties biedt en aangewezen is krachtens een beslissing van de Commissie - door het rekenkundig gemiddelde te berekenen over de laatste drie jaren waarvoor zulke statistieken ter beschikking staan. Bedoeld wordt het Bruto Nationaal Produkt berekend naar factorkosten en lopende prijzen uitgedrukt in Europese Rekeneenheden.

  • 4 De hier bedoelde grondslag voor de „en route”-heffingen is die welke is vastgesteld voor het voorlaatste jaar vóór het desbetreffende begrotingsjaar.

Artikel 20

  • 1 De Organisatie kan op de internationale kapitaalmarktende gelden opnemen die ter vervulling van haar taak noodzakelijk zijn.

  • 2 De Organisatie kan op de kapitaalmarkten van een Verdragsluitende Partij leningen uitgeven in het kader van de voor binnenlandse leningen geldende nationale wettelijke regelingen, of bij gebreke van dergelijke regelingen, in overeenstemming met de Verdragsluitende Partij.

  • 3 Het Financieel Reglement stelt de procedure vast volgens welke de Organisatie leningen aangaat en aflost.

  • 4 Elke begroting bepaalt het maximumbedrag dat de Organisatie kan lenen in de loop van het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 5 Ten aanzien van aangelegenheden die vallen binnen de werkingssfeer van dit artikel handelt de Organisatie in overleg met de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen of met de circulatiebanken van die Verdragsluitende Partijen.

Artikel 21

De begroting kan, indien de omstandigheden zulks vereisen, in de loop van het begrotingsjaar worden herzien op de wijze die voor haar vaststelling en goedkeuring is voorgeschreven.

Artikel 22

  • 1 De rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de begroting worden telkenjare gecontroleerd door een Commissie van toezicht van twee deskundige ambtenaren behorende tot de overheidsdiensten van de Verdragsluitende Partijen. Deze ambtenaren, die van verschillende nationaliteit moeten zijn, worden overeenkomstig artikel 6, lid 2 (b), van het Verdrag door de Commissie op voordracht van het Comité aangesteld. De uitgaven met betrekking tot de Commissie van toezicht komen ten laste van de Organisatie.

  • 2 De controle die aan de hand van bescheiden en, zo nodig, ter plaatse geschiedt, heeft ten doel de juistheid van de ontvangsten en uitgaven na te gaan, en vast te stellen of een goed financieel beheer is gevoerd. De Commissie van toezicht legt na afsluiting van elk begrotingsjaar een verslag aan de Commissie voor.

Artikel 23

  • 1 De organen van het Agentschap kunnen op verzoek van de Commissie, hierin handelend op eigen initiatief of op verzoek van het Comité of van de Directeur-generaal, onderworpen worden aan administratieve en technische inspecties.

  • 2 Deze inspecties worden uitgevoerd door ambtenaren behorende tot de overheidsdiensten van de Verdragsluitende Partijen. Elke inspectiecommissie bestaat uit ten minste twee leden van verschillende nationaliteit. Tot elke inspectie moet voor zover mogelijk een lid behoren die aan een voorgaande inspectie heeft deelgenomen.

Artikel 25

Het Agentschap verzorgt de voor zijn werkzaamheden noodzakelijke publikaties.

Artikel 26

Het Comité legt met inachtneming van het bepaalde in artikel 32, lid 3, van het Verdrag alle wijzigingen in de Statuten die het nodig acht ter goedkeuring aan de Commissie voor.

Bijlage 2. Vluchtinlichtingengebieden

(Artikel 3 van het Verdrag)

Verdragsluitende Partijen

Vluchtinlichtingengebieden

De Bondsrepubliek Duitsland . .

Hoger vluchtinlichtingengebied Hannover

Hoger vluchtinlichtingengebied Rhein

Vluchtinlichtingengebied Bremen

Vluchtinlichtingengebied Düsseldorf

Vluchtinlichtingengebied Frankfurt

Vluchtinlichtingengebied München

Het Koninkrijk België

Het Groothertogdom Luxemburg

}

Hoger vluchtinlichtingengebied Brussel

Vluchtinlichtingengebied Brussel

De Franse Republiek . . . .

Hoger vluchtinlichtingengebied France

Vluchtinlichtingengebied Paris

Vluchtinlichtingengebied Brest

Vluchtinlichtingengebied Bordeaux

Vluchtinlichtingengebied Marseille

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Hoger vluchtinlichtingengebied Scottish

Vluchtinlichtingengebied Scottish

Hoger vluchtinlichtingengebied London

Vluchtinlichtingengebied London

Ierland . . . . . . . .

Hoger vluchtinlichtingengebied Shannon

Vluchtinlichtingengebied Shannon

Het Koninkrijk der Nederlanden .

Vluchtinlichtingengebied Amsterdam

De Portugese Republiek . . .

Hoger vluchtinlichtingengebied Lisboa

Vluchtinlichtingengebied Lisboa

Vluchtinlichtingengebied Santa Maria

Bijlage 3. Overgangsbepalingen betreffende de veranderíng van het regime van het Internationaal Verdrag tot Samenwerking in het Belang van de Veiligheid van de Luchtvaart „EUROCONTROL” van 13 december 1960 in het regime van het door dit Protocol gewijzigde Verdrag

[Vervallen per 31-12-1989]

Authentiek : FR

Convention internationale de coopération pour la sécurité de la navigation aérienne „EUROCONTROL”

La République Fédérale d'Allemagne,

Le Royaume de Belgique,

La République Française,

Le Royaume Uni de Grande-Bretagne et d'Irlande du Nord,

Le Grand-Duché de Luxembourg,

Le Royaume des Pays-Bas,

Considérant que la mise en service d'avions de transport à turbines et la généralisation de leur emploi sont susceptibles d'entraîner une modification profonde de l'organisation du contrôle de la circulation aérienne,

Considérant en effet que, sur le plan opérationnel, les matériels nouveaux se caractérisent:

  • - par des vitesses élevées,

  • - par la nécessité, pour des raisons d'économie d'exploitation, de pouvoir effectuer une montée rapide et ininterrompue jusqu'aux altitudes de meilleure utilisation et d'être maintenus à ces altitudes jusqu'à un point aussi proche que possible de leur destination,

Considérant que ces caractéristiques impliquent, outre une adaptation ou une réorganisation des méthodes et procédures de contrôle existantes, la création au-dessus d'un certain niveau de nouvelles Régions d'Information de Vol organisées, en tout ou en partie, en Régions de Contrôle,

Considérant que, compte tenu de la rapidité d'évolution des matériels en cause, le contrôle de la circulation aérienne à haute altitude ne peut plus se concevoir pour la plupart des pays européens dans le cadre des frontières nationales,

Considérant dès lors qu'il convient de créer un organisme international de contrôle exerçant son action sur des espaces aériens qui débordent les limites du territoire d'un Etat,

Considérant qu'en ce qui concerne l'espace aérien inférieur il peut y avoir intérêt, dans certains cas, à confier les services de la circulation aérienne sur une partie du territoire de l'une des Parties Contractantes à l'organisme international susvisé ou à une autre Partie Contractante,

Considérant d'autre part que l'internationalisation du contrôle postule l'adoption d'une politique commune et l'uniformisation des réglementations fondées sur les Normes et Pratiques recommandées de l'Organisation de l'Aviation Civile Internationale (O.A.C.I.), en tenant compte des nécessités de la défense nationale,

Considérant par ailleurs qu'il est hautement souhaitable de coordonner l'action des Etats dans le domaine de la formation du personnel des services de la navigation aérienne et celui des études et recherches sur les problèmes de circulation aérienne,

Sont convenus des dispositions qui suivent:

Article 1

  • 1 Les Parties contractantes conviennent de renforcer leur coopération dans le domaine de la navigation aérienne et de développer leurs activités communes en ce domaine, en tenant dûment compte des nécessités de la défense, tout en assurant à tous les usagers de l'espace aérien le maximum de liberté"compatible avec le niveau de sécurité requis. Elles conviennent en conséquence:

    • (a) de fixer des objectifs communs à long terme en matière de navigation aérienne et, dans ce cadre, d'établir un plan commun à moyen terme portant sur les services et installations de la circulation aérienne;

    • (b) d'élaborer des plans communs relatifs au perfectionnement des personnels, aux procédures et aux programmes de recherche et de développement concernant les installations et services visant à assurer la sécurité, l'efficacité et l'écoulement rapide de la circulation aérienne;

    • (c) de se concerter sur toute autre mesure nécessaire pour assurer l'écoulement sûr et ordonné du trafic aérien;

    • (d) de constituer un fonds commun d'expérience relatif aux aspects opérationnel, technique et financier de la navigation aérienne;

    • (e) de coordonner leurs activités en ce qui concerne la gestion des courants de trafic aérien en mettant sur pied un système international de gestion des courants de trafic en vue d'assurer l'utilisation la plus efficace de l'espace aérien.

  • 2 Elles instituent à cet effet une «Organisation européenne pour la sécurité de la navigation aérienne (EUROCONTROL)», ci-après dénommée «l'Organisation», qui agira en coopération avec les autorités nationales civiles et militaires. Celle-ci comporte deux organes:

    • - une «Commission permanente pour la sécurité de la navigation aérienne», ci-après dénommée «la Commission», qui constitue l'organe responsable de la politique générale de l'Organisation;

    • - une «Agence pour la sécurité de la navigation aérienne», ci-après dénommée «l'Agence», dont les Statuts figurent à l'annexe 1 à la présente Convention. L'Agence constitue l'organe chargé de l'exécution des tâches qui sont fixées par la présente Convention, ou qui, en application de celles-ci, lui sont confiées par la Commission.

  • 3 Le siège de l'Organisation est fixé à Bruxelles.

Article 2

  • 1 L'Organisation est chargée des tâches suivantes:

    • (a) analyser les besoins futurs du trafic aérien ainsi que les nouvelles techniques requises pour répondre à ces besoins;

    • (b) élaborer et adopter des objectifs communs à long terme en matière de navigation aérienne;

    • (c) coordonner les plans nationaux à moyen terme pour aboutir à l'établissement d'un plan commun à moyen terme portant sur les services et installations de la circulation aérienne dans le cadre des objectifs à long terme mentionnés au (b) ci-dessus;

    • (d) promouvoir des politiques communes en matière de systèmes de navigation aérienne au sol et de bord, ainsi que de formation du personnel des services de la navigation aérienne;

    • (e) étudier et promouvoir les mesures propres à accroître la rentabilité et l'efficacité dans le domaine de la navigation aérienne;

    • (f) promouvoir et exécuter des études, des essais et des expérimentations touchant la navigation aérienne; rassembler et diffuser le résultat des études, des essais et des expérimentations effectués par les Parties contractantes dans le domaine de la navigation aérienne;

    • (g) coordonner les programmes de recherche et de développement des Parties contractantes relatifs aux nouvelles techniques dans le domaine de la navigation aérienne;

    • (h) examiner les questions relevant du domaine de la navigation aérienne mises à l'étude par l'Organisation de l'Aviation Civile Internationale ou par d'autres organisations internationales traitant de l'aviation civile;

    • (i) étudier les amendements aux plans régionaux de navigation enne à présenter à l'Organisation de l'Aviation Civile Internationale;

    • (j) exécuter toute autre tâche qui pourrait lui être confiée en application du (c) du paragraphe 1 de l'article 1;

    • (k) assister les Parties contractantes et les Etats tiers intéressés dans la création et la mise en œuvre d'un système international de gestion des courants de trafic aérien;

    • (l) établir et percevoir les redevances imposées aux usagers des services delà navigation aérienne conformément à l'Accord multilatéral relatif aux redevances de route et pour le compte des Parties contractantes et des Etats tiers parties à cet Accord.

      Des accords particuliers peuvent être conclus entre l'Organisation et des Etats non membres intéressés à participer à l'exécution de ces tâches.

  • 2 L'Organisation peut être chargée, à la demande d'une ou de plusiers Parties contractantes, des tâches suivantes:

    • (a) assister lesdites Parties, dans l'exécution de tâches spécifiques de navigation aérienne, telles que la conception et la réalisation d'installations et services de circulation aérienne;

    • (b) fournir et exploiter, en totalité ou en partie, les installations et les services de circulation aérienne, pour le compte desdites Parties;

    • (c) assister lesdites Parties en ce qui concerne le calcul et la perception des redevances imposées par celles-ci aux usagers des services de la navigation aérienne et qui ne relèvent pas de l'Accord multilatéral relatif aux redevances de route.

      L'exécution de telles tâches est réglée dans chaque cas par des accords particuliers conclus entre l'Organisation et les Parties intéressées.

  • 3 L'Organisation peut en outre, à la demande d'un ou de plusieurs Etats non membres, être chargée des tâches suivantes:

    • (a) assister lesdits Etats en ce qui concerne la gestion des courants de trafic aérien, la planification et la fourniture des services et équipements de navigation aérienne;

    • (b) assister lesdits Etats en ce qui concerne le calcul et la perception des redevances imposées par ces Etats aux usagers des services de la navigation aérienne et qui ne relèvent pas de l'Accord multilatéral relatif aux redevances de route.

      L'exécution de telles tâches est réglée dans chaque cas par des accords particuliers conclus entre l'Organisation et les Etats intéressés.

Article 3

  • 1 La présente Convention s'applique aux services de la navigation aérienne de route et aux services connexes d'approche et d'aérodrome afférents à la circulation aérienne dans les Régions d'Information de Vol énumérées à l'Annexe 2.

  • 2 Toute modification qu'une Partie contractante souhaite apporter à la liste de ses Régions d'Information de Vol figurant à l'Annexe 2 est subordonnée à l'accord unanime de la Commission lorsqu'elle aurait pour effet de modifier les limites de l'espace aérien couvert par la Convention; toute modification qui n'a pas un tel effet sera notifiée à l'Organisation par la Partie contractante intéressée.

  • 3 Au sens de la présente Convention, l'expression «circulation aérienne» vise celle des aéronefs civils, ainsi que des aéronefs militaires, de douane et de police qui se conforment aux procédures de l'Organisation de l'Aviation Civile Internationale.

Article 4

L'Organisation a la personnalité juridique. Sur le territoire des Parties Contractantes elle possède la capacité juridique la plus large reconnue aux personnes morales par les législations nationales; elle peut notamment acquérir ou aliéner des biens mobiliers ou immobiliers et ester en justice. Sauf dispositions contraires de la présente Convention ou des Statuts ci-annexés, elle est représentée par l'Agence, qui agit au nom de l'Organisation. L'Agence gère le patrimoine de l'Organisation.

Article 5

  • 1 La Commission est composée de représentants des Parties contractantes. Chaque Partie contractante peut se faire représenter par plusieurs délégués afin de permettre notamment la représentation des intérêts de l'aviation civile et de la défense nationale, mais ne dispose que d'un seul droit de vote.

  • 2 Pour l'application du (1) du paragraphe 1 de l'article 2, la Commission est élargie aux représentants des Etats non membres de l'Organisation qui sont parties à l'Accord multilatéral relatif aux redevances de route. La Commission ainsi élargie prend ses décisions dans les conditions fixées par cet Accord.

  • 3 Si des dispositions à cet effet sont prévues dans d'autres accords conclus par l'Organisation avec des Etats tiers conformément au paragraphe 1 de l'article 2, notamment pour la gestion des courants de trafic, la Commission sera élargie et prendra ses décisions dans les conditions prévues par ces accords.

Article 6

  • 1 Pour l'accomplissement des tâches dévolues à l'Organisation par le paragraphe 1 de l'article 2, la Commission prend les mesures suivantes:

    • (a) à l'égard des Parties contractantes:

      elle prend une décision:

      • - dans les cas mentionnés aux (b) et (c) du paragraphe 1 de l'article 2;

      • - dans les cas mentionnés aux (a) et (d) à (k) du paragraphe 1 de l'article 2 lorsqu'elle estime nécessaire que les Parties contractantes s'engagent dans une action commune; elle peut aussi, dans ces cas, formuler une recommandation aux Parties contractantes;

    • (b) à l'égard de l'Agence:

      • - elle approuve le programme de travail annuel et les programmes d'investissement et de travail portant sur plusieurs années que lui présente l'Agence pour l'accomplissement des tâches mentionnées au paragraphe 1 de l'article 2, ainsi que le budget et le rapport d'activité; elle adresse à l'Agence des directives, lorsqu'elle l'estime nécessaire, pour l'accomplissement des tâches qui lui sont confiées;

      • - elle prend toutes mesures nécessaires dans l'exercice du pouvoir de tutelle dont elle dispose en vertu de la présente Convention et des Statuts de l'Agence;

      • - elle donne décharge à l'Agence de sa gestion relative au budget.

  • 2 La Commission, en outre:

    • (a) approuve le statut administratif du personnel et le règlement financier ainsi que les mesures à prendre en application du paragraphe 2 de l'article 7, et du paragraphe 3 de l'article 19 des Statuts de l'Agence;

    • (b) nomme, pour une durée de cinq ans, les membres de la mission de contrôle en application du paragraphe 1 de l'article 22 des Statuts de l'Agence.

  • 3 La Commission autorise l'ouverture par l'Agence de négociations sur les accords particuliers visés à l'article 2 et approuve les accords négociés.

  • 4 Les recours devant le tribunal arbitral prévu à l'article 31 sont introduits au nom de l'Organisation par la Commission.

Article 7

  • 1 Les décisions sont prises par la Commission statuant à l'unanimité des Parties contractantes et sont obligatoires pour ces dernières. Toutefois, si une Partie contractante notifie à la Commission que des raisons impératives d'intérêt national l'empêchent de donner suite à une décision prise à l'unanimité dans les domaines mentionnés aux (b) et (c) du paragraphe 1 de l'article 2, elle peut déroger à ladite décision sous réserve de lui exposer les motifs de cette dérogation. Dans un délai de six mois à compter de cette notification, la Commission soit révise sa décision antérieure, soit décide si certaines conditions ou limites doivent s'appliquer à la dérogation. Dans l'un et l'autre cas, la décision à prendre par la Commission exige l'unanimité des Parties contractantes.

  • 2 La Commission statue sur les mesures au (a) du paragraphe 2 de l'article 6, au paragraphe 3 de l'article 6 et au paragraphe 3 de l'article 11 à l'unanimité des suffrages exprimés.

  • 3 Sauf dispositions contraires, les directives et les mesures prises dans les cas prévus au (b) du paragraphe 1 et au paragraphe 4 de l'article 6 sont adoptées par la Commission à la majorité des suffrages exprimés étant entendu que:

    • - ces suffrages sont affectés de la pondération prévue à l'article 8 ci-après;

    • - ces suffrages doivent représenter la majorité des Parties contractantes votant.

  • 4 Les mesures prévues au (b) du paragraphe 2 de l'article 6 sont prises par la Commission dans les conditions prévues au paragraphe 3 ci-dessus, sous réserve que la majorité calculée conformément à ce paragraphe atteigne 70 % des suffrages pondérés exprimés.

  • 5 Les recommandations sont formulées par la Commission à la majorité des Parties contractantes.

Article 8

  • 1 La pondération prévue à l'article 7 est déterminée selon le tableau suivant:

    Pourcentage de la contribution annuelle d'une 'Partie contractante par rapport aux contributions annuelles de l'ensemble des Parties contractantes

    Nombre de voix

    Inférieur à 1%

     

    1

    De 1 à moins de 2 %

     

    2

    De 2 à moins de 3 %

     

    3

    De 3 à moins de 41/2 %

     

    4

    De 41/2% à moins de 6 %

     

    5

    De 6 % à moins de 71/2 %

     

    6

    De 71/2% à moins de 9 %

     

    7

    De 9 % à moins de 11 %

     

    8

    De 11 % à moins de 13 %

     

    9

    De 13 % à moins de 15 %

     

    10

    De 15 % à moins de 18 %

     

    11

    De 18 % à moins de 21 %

     

    12

    De 21 % à moins de 24 %

     

    13

    De 24 à moins de 27 %

     

    14

    De 27 à moins de 30 %

     

    15

    30% .

     

    16

  • 2 La fixation initiale du nombre des voix est faite, à compter de l'entrée en vigueur du Protocole ouvert à la signature à Bruxelles en 1981, par référence au tableau ci-dessus et conformément à la règle de détermination des contributions annuelles des Parties contractantes au budget de l'Organisation qui figure à l'article 19 des Statuts de l'Agence.

  • 3 En cas d'adhésion d'un Etat, il est procédé de la même manière à une nouvelle fixation du nombre de voix des Parties contractantes.

  • 4 Il est procédé chaque année à une nouvelle fixation du nombre des voix, dans les conditions prévues ci-dessus.

Article 9

  • 1 La Commission établit son règlement intérieur qui doit être adopté à l'unanimité.

  • 2 Ce règlement doit prévoir notamment les règles relatives à la Présidence, à la création de groupes de travail et aux langues de travail de la Commission.

Article 10

L'Agence met à la disposition de la Commission le personnel et les moyens matériels nécessaires à son fonctionnement.

Article 11

  • 1 La Commission assure avec les Etats et les organisations internationales intéressées les relations utiles à la réalisation de l'objet de l'Organisation.

  • 2 La Commission est notamment, sans préjudice des dispositions paragraphe 3 de l'article 6 et de l'article 13, seule compétente pour conclure au nom de l'Organisation, avec les organisations internationales, les Parties contractantes ou les Etats tiers, les accords nécessaires à l'exécution des tâches de l'Organisation prévues à l'article 2.

  • 3 La Commission peut, sur proposition de l'Agence, déléguer à cette dernière la décision d'ouvrir des négociations et de conclure les accords nécessaires à l'exécution des tâches prévues à l'article 2.

Article 12

Les accords entre l'Organisation et une ou plusieurs Parties contractantes ou un ou plusieurs Etats non membres ou une organisation internationale, relatifs aux tâches prévues à l'article 2 doivent fixer les tâches, droits et obligations respectifs des Parties aux accords ainsi que les conditions de financement et déterminer les mesures à prendre. Ils peuvent être négociés par l'Agence dans les conditions prévues au paragraphe 3 de l'article 6 et au paragraphe 3 de l'article 11.

Article 13

Dans le cadre des directives données par la Commission, l'Agence peut établir avec les services techniques intéressés, publics ou privés, relevant des Parties Contractantes, d'Etats non contractants ou d'organismes internationaux, les relations indispensables à la coordination de la circulation aérienne et au fonctionnement de ses propres services. Elle peut conclure à cet effet, au nom de l'Organisation, sous réserve d'en informer la Commission, des contrats de caractère purement administratif, technique ou commercial dans la mesure où ils sont nécessaires à son fonctionnement.

Article 14

  • 1 Le caractère d'utilité publique est reconnu, le cas échéant, conformément aux législations nationales, avec les effets qui découlent des dispositions de celles-ci relatives à l'expropriation pour cause d'utilité publique, aux acquisitions immobilières nécessaires à l'implantation des installations de l'Organisation, sous réserve de l'accord des Gouvernements intéressés. La procédure d'expropriation pour cause d'utilité publique pourra être diligentée par les autorités compétentes de l'Etat en cause, conformément à sa législation nationale, en vue de réaliser ces acquisitions à défaut d'accord amiable.

  • 2 Sur le territoire des Parties Contractantes où la procédure visée au paragraphe précédent n'existe pas, l'Organisation peut bénéficier des procédures d'acquisition forcée utilisables au profit de l'aviation civile et des télécommunications.

  • 3 Les Parties Contractantes reconnaissent à l'Organisation, pour les ouvrages et services établis pour son compte sur leurs territoires respectifs, le bénéfice de l'application des réglementations nationales relatives aux limitations du droit de propriété immobilière qui existeraient dans l'intérêt public au profit des services nationaux pour le même objet et notamment de celles qui concernent les servitudes d'utilité publique.

  • 4 L'Organisation supportera les frais découlant de l'application des dispositions du présent article, y compris le montant des indemnités dues conformément à la législation de l'Etat sur le territoire duquel les biens sont situés.

Article 15

Dans le cas où l'Organisation exercerait les tâches prévues au (b) du paragraphe 2 de l'article 2, l'Agence applique les règlements en vigueur sur les territoires des Parties contractantes et dans les espaces aériens pour lesquels la fourniture des services de la circulation aérienne leur est confiée en vertu des accords internationaux auxquels elles sont parties.

Article 16

Dans le cas où l'Organisation exercerait les tâches prévues au (b) du paragraphe 2 de l'article 2 et dans la limite des droits conférés aux services de la circulation aérienne, l'Agence donne aux commandants d'aéronefs toutes instructions nécessaires. Ils sont tenus de s'y conformer, hormis les cas de force majeure envisagés dans les règlements mentionnés à l'article précédent.

Article 17

Dans le cas ou l'Organisation exercerait les tâches prévues au (b) du paragraphe 2 de l'article 2, les infractions à la réglementation de la navigation aérienne commises dans l'espace ou la fourniture des services de la circulation aérienne est confiée à l'Agence sont constatées dans les procès-verbaux par des agents spécialement commissionnés par elle à cet effet, sans préjudice du droit reconnu par les législations nationales aux agents des Parties contractantes de constater les infractions de même nature. Les procès-verbaux visés ci-dessus ont devant les tribunaux la même valeur que ceux dressés par les agents nationaux qualifiés pour constater les infractions de même nature.

Article 18

  • 1 La circulation des publications et des autres supports d'information expédiés par l'Organisation ou destinés à celle-ci, et correspondant à ses activités officielles n'est soumise à aucune restriction.

  • 2 Pour ses communications officielles et le transfert de tous ses documents, l'Organisation bénéficie d'un traitement aussi favorable que celui accordé par chaque Partie contractante aux organisations internationales similaires.

Article 19

  • 1 L'Organisation est exonérée, dans l'Etat du siège et sur le territoire des Parties Contractantes, de tous droits et taxes à l'occasion de sa constitution, de sa dissolution et de sa liquidation.

  • 2 Elle est exonérée des droits et taxes auxquels donneraient lieu les acquisitions de biens immobiliers nécessaires à l'accomplissement de sa mission.

  • 3 Elle est exonérée de tous impôts directs susceptibles de s'appliquer à elle-même, à ses biens, avoirs et revenus.

  • 4 Elle est exonérée des perceptions fiscales indirectes que pourraient entraîner les émissions d'emprunts et dont elle serait personnellement débitrice.

  • 5 Elle est exonérée de tout impôt de caractère exceptionnel ou discriminatoire.

  • 6 Les exonérations prévues au présent article ne s'étendent pas aux impôts et taxes perçus en rémunération de services d'utilité générale.

Article 20

  • 1 L'Organisation est exonérée de tous droits de douane et taxes d'effet équivalent, autres que des redevances ou impositions représentatives de services rendus, et exemptée de toute prohibition et restriction d'importation ou d'exportation en ce qui concerne les matériaux, matériels, fournitures et autres objets importés pour l'usage officiel de l'Organisation et destinés aux immeubles et installations de l'Organisation ou à son fonctionnement.

  • 2 Les marchandises ainsi importées ne peuvent être ni vendues, ni prêtées ou cédées, soit à titre gratuit soit à titre onéreux, sur le territoire de la Partie dans laquelle elles auront été introduites, à moins que ce ne soit dans des conditions fixées par le Gouvernement de la Partie Contractante intéressée.

  • 3 Toutes mesures de contrôle jugées utiles pourront être prises pour s'assurer que les matériaux, matériels, fournitures et autres objets indiqués au premier paragraphe et importés à destination de l'Organisation ont bien été livrés à ladite Organisation et affectés aux immeubles et installations officiels ou à son fonctionnement.

  • 4 L'Organisation est en outre exonérée de tous droits de douane et exemptée de toute prohibition ou restriction d'importation ou d'exportation en ce qui concerne les publications visées à l'article 25 des Statuts ci-annexés.

Article 21

  • 1 L'Organisation peut détenir toutes devises et avoir des comptes en toutes monnaies dans la mesure nécessaire à l'exécution des opérations répondant à son objet.

  • 2 Les Parties Contractantes s'engagent à lui accorder les autorisations nécessaires pour effectuer, suivant les modalités prévues dans les règlements nationaux et accords internationaux applicables, tous les mouvements de fonds auxquels donneront lieu la constitution et l'activité de l'Organisation y compris l'émission et le service des emprunts lorsque l'émission de ces derniers aura été autorisée par le Gouvernement de la Partie Contractante intéressée.

Article 22

  • 1 L'Agence peut faire appel au concours de personnes qualifiées ressortissantes des Parties contractantes.

  • 2 Les membres du personnel de l'Organisation ainsi que les membres de leur famille vivant à leur foyer bénéficient des exceptions aux dispositions limitant l'immigration et réglant l'enregistrement des étrangers généralement reconnues aux membres du personnel des organisations internationales similaires.

  • 3

    • (a) Les Parties contractantes accordent, en période de crise internationale, aux membres du personnel de l'Organisation et aux membres de leur famille vivant à leur foyer, les mêmes facilités de rapatriement que celles reconnues au personnel des autres organisations internationales;

    • (b) ligations du personnel de l'Organisation vis-à-vis de celle-ci ne sont pas affectées par la disposition du (a) ci-dessus.

  • 4 Il ne peut être fait exception aux dispositions des paragraphes 1 et 2 du présent article que pour des motifs tirés de l'ordre, de la sécurité ou de la santé publics.

  • 5 Les membres du personnel de l'Organisation:

    • (a) bénéficient de la franchise des droits et taxes de douane autres que les redevances ou impositions représentatives de services rendus, pour l'importation des effets personnels, meubles ou autres objets de ménages usagés qu'ils apportent de l'étranger lors de leur premier établissement et pour la réexportation de ces mêmes effets, meubles et objets, lors de la cessation de leurs fonctions;

    • (b) peuvent à l'occasion de leur prise de fonction sur le territoire de l'une des Parties contractantes, importer temporairement en franchise leur voiture automobile personnelle et ensuite, au plus tard à la fin de leur temps de service, réexporter ce véhicule en franchise, sous réserve, dans l'une et l'autre hypothèse, des conditions jugées nécessaires dans tous les cas particuliers, par le Gouvernement de la Partie contractante intéressée;

    • (c) jouissent de l'inviolabilité pour tous leurs papiers et documents officiels.

  • 6 Il n'est pas fait obligation aux Parties contractantes d'accorder à leurs propres ressortissants les facilités prévues aux (a) et (b) du paragraphe 5 ci-dessus.

  • 7 Le Directeur Général de l'Agence, outre les privilèges, exemptions et facilités prévus pour le personnel de l'Organisation, jouit de l'immunité de juridiction pour ses actes, y compris ses paroles et écrits, accomplis dans le cadre de son activité officielle; cette immunité n'est pas applicable en cas d'infraction à la réglementation de la circulation routière ou en cas de dommage causé par un véhicule lui appartenant ou conduit par lui.

  • 8 Les Gouvernements intéressés prennent toutes mesures utiles pour assurer la liberté de transfert des salaires nets.

Article 23

Les représentants des Parties contractantes, dans l'exercice de leurs fonctions ainsi qu'au cours de leurs voyages à destination ou en provenance du lieu de réunion, jouissent de l'inviolabilité pour tous leurs papiers et documents officiels.

Article 24

En raison de son régime propre de prévoyance sociale, l'Organisation, le Directeur Général et les membres du personnel de l'Organisation sont exemptés de toutes contributions obligatoires à des organismes nationaux de prévoyance sociale sans préjudice des arrangements existant entre l'Organisation et une Partie contractante lors de l'entrée en vigueur du Protocole ouvert à la signature à Bruxelles en 1981.

Article 25

  • 1 La responsabilité contractuelle de l'Organisation est réglée par la loi applicable au contrat en cause.

  • 2 En ce qui concerne la responsabilité non contractuelle, l'Organisation doit réparer les dommages causés par la faute de ses organes ou de ses agents dans l'exercice de leurs fonctions dans la mesure où ces dommages leur sont imputables. La disposition qui précède n'est pas exclusive du droit à d'autres réparations fondé sur la législation nationale des Parties Contractantes.

Article 26

  • 1

    • (a) Les installations de l'Organisation sont inviolables. Les biens et avoirs de l'Organisation sont exemptés de toute réquisition, expropriation et confiscation.

    • (b) Les archives de l'Organisation et tous les papiers et documents officiels lui appartenant sont inviolables en quelque endroit qu'ils se trouvent.

  • 2 Les biens et avoirs de l'Organisation ne peuvent être saisis ni faire l'objet de mesures d'exécution forcée, si ce n'est par décision de justice. Toutefois, les installations de l'Organisation ne peuvent être saisies ni faire l'objet de mesures d'exécution forcée.

  • 3 Toutefois, pour effectuer les enquêtes judiciaires et assurer l'exécution des décisions de justice dans leur territoire respectif, les autorités compétentes de l'Etat du Siège et des autres pays où sont situées ces installations et archives ont accès, après en avoir avisé le Directeur général de l'Agence, aux installations et archives de l'Organisation.

Article 27

  • 1 L'Organisation collabore en tout temps avec les Autorités compétentes des Parties Contractantes en vue de faciliter la bonne administration de la justice, d'assurer l'observation des règlements de police, et d'éviter tout abus auquel pourraient donner lieu les privilèges, immunités, exemptions ou facilités énumérés dans la présente Convention.

  • 2 L'Organisation facilite dans la mesure du possible la réalisation des travaux d'intérêt public à exécuter sur le territoire des Parties Contractantes à l'intérieur ou dans le voisinage des immeubles qui lui sont affectés.

Article 28

Dans le cas où l'Organisation exercerait les tâches prévues au (b) du paragraphe 2 de l'article 2, les accords internationaux et les réglementations nationales relatifs à l'accès, au survol et à la sécurité du territoire des Parties contractantes sont obligatoires pour l'Agence qui prend toutes mesures nécessaires à leur application.

Article 29

Dans le cas où l'Organisation exercerait les tâches prévues au (b) du paragraphe 2 de l'article 2, l'Agence est tenue de donner aux Parties contractantes qui en formulent la demande, toutes les informations relatives aux aéronefs dont elle a connaissance dans l'exercice de ses fonctions, afin de permettre auxdites Parties contractantes de contrôler l'application des accords internationaux et des règlements nationaux.

Article 30

Les Parties Contractantes reconnaissent la nécessité pour l'Agence de réaliser son équilibre financier, et s'engagent à mettre à sa disposition, compte tenu de ses recettes propres, les moyens financiers appropriés dans les limites et conditions définies par les Statuts ci-annexés.

Article 31

  • 1 Tout différend qui pourra naître soit entre les Parties Contractantes, soit entre les Parties Contractantes et l'Organisation représentée par la Commission, relatif à l'interprétation ou l'application de la présente Convention ou de ses Annexes et qui n'aura pu être réglé par voie de négociations directes ou par tout autre mode de règlement sera soumis à arbitrage à la requête de l'une quelconque des parties.

  • 2 A cet effet chacune des parties désignera dans chaque cas un arbitre, et les arbitres se mettront d'accord sur la désignation d'un tiers arbitre. Dans le cas où une partie n'aurait pas désigné son arbitre dans les deux mois de la date de réception de la requête de l'autre partie, ou dans le cas où les arbitres désignés n'auraient pu, dans les deux mois, se mettre d'accord sur la désignation du tiers arbitre, toute partie pourra demander au Président de la Cour Internationale de Justice de procéder à ces désignations.

  • 3 Le tribunal arbitral déterminera sa propre procédure.

  • 4 Chaque partie prendra à sa charge les frais concernant son arbitre et sa représentation dans la procédure devant le tribunal; les frais afférents au tiers arbitre ainsi que les autres frais seront supportés par les parties pour une part égale. Le tribunal arbitral peut toutefois fixer une répartition différente des frais s'il le juge approprié.

  • 5 Les décisions du tribunal arbitral seront obligatoires pour les parties au différend.

Article 32

  • 1 Les Statuts de l'Agence, ainsi que toutes modifications qui leur seraient apportées dans les conditions prévues à la présente Convention et aux Statuts y annexés, sont valables et ont effet sur le territoire des Parties Contractantes.

  • 2 Toute modification aux dispositions des Statuts est subordonnée à l'approbation de la Commission, statuant à l'unanimité de ses membres.

  • 3 Toutefois, les dispositions prévues aux articles 1, 11, 19 et 20 des Statuts ci-annexés ne sont pas susceptibles de modification par la Commission.

Article 33

En cas de crise ou de guerre, les dispositions de la présente Convention ne peuvent porter atteinte à la liberté d'action des Parties contractantes concernées.

Article 34

Les Parties Contractantes s'engagent à faire bénéficier l'Agence des dispositions légales en vigueur destinées à assurer la continuité des services publics.

Article 35

  • 1 La présente Convention, tellequ 'amendée par le Protocole ouvert à la signature à Bruxelles en 1981, est prorogée d'une durée de vingt ans, à compter de l'entrée en vigueur du Protocole précité.

  • 2 Cette durée sera automatiquement prolongée par périodes de cinq années à moins qu'une Partie contractante n'ait manifesté par une notification écrite au Gouvernement du Royaume de Belgique, au moins deux ans avant l'expiration de la période en cours, son intention de mettre fin à la Convention. Le Gouvernement du Royaume de Belgique avisera les Gouvernements des autres Etats parties à la Convention de ladite notification.

  • 3 Si, en application de ce qui précède, l'Organisation est dissoute, elle est réputée exister pour les besoins de sa liquidation.

Article 36

  • 1 L'adhésion à la présente Convention, telle qu'amendée par le Protocole ouvert à la signature à Bruxelles en 1981, de tout Etat non signataire du Protocole précité, est subordonnée:

    • (a) à l'accord de la Commission statuant à l'unanimité;

    • (b) au dépôt concomitant par cet Etat de son instrument d'adhésion à l'Accord multilatéral relatif aux redevances de route ouvert à la signature à Bruxelles en 1981.

  • 2 La décision d'accepter l'adhésion est notifiée à l'Etat non signataire par le Président de la Commission.

  • 3 L'instrument d'adhésion est déposé auprès du Gouvernement du Royaume de Belgique qui en avisera les Gouvernements des autres Etats signataires et adhérents.

  • 4 L'adhésion prendra effet le premier jour du deuxième mois suivant le dépôt de l'instrument d'adhésion.

EN FOI DE QUOI, les Plénipotentiaires soussignés, après présentation de leurs pleins pouvoirs qui ont été reconnus en bonne et due forme, ont signé la présente Convention et y ont apposé leurs sceaux.

FAIT à Bruxelles le 13 décembre 1960, en langues allemande, anglaise, française et néerlandaise, en un seul exemplaire, qui restera déposé aux Archives du Gouvernement du Royaume de Belgique qui en communiquera copie certifiée conforme à tous les Etats signataires. Le texte en langue française fera foi en cas de divergence entre les textes.

Annexe 1. Statuts de l'Agence

Article 1

L'Agence instituée par l'Article 1 de la Convention est régie par les présents Statuts.

Article 2

  • 1 L'Agence constitue l'organe chargé de l'exécution des tâches qui lui sont confiées par la Convention ou par la Commission.

  • 2 Lorsqu'elle assure des services de navigation aérienne, l'Agence a pour objectifs:

    • (a) d'éviter les abordages entre aéronefs;

    • (b) d'assurer l'écoulement ordonné et rapide de la circulation aérienne;

    • (c) de fournir les avis et les renseignements utiles à l'exécution sûre et efficace des vols;

    • (d) d'alerter les organes appropriés lorsque les aéronefs ont besoin de l'aide des services de recherche et de sauvetage, et de prêter à ces organes le concours nécessaire.

  • 3 L'Agence met en place les moyens nécessaires à l'exécution de ses missions et en assure le bon fonctionnement.

  • 4 A cette fin, l'Agence travaille en étroite collaboration avec les autorités militaires, afin de satisfaire le plus efficacement et le plus économiquement possible les besoins de la circulation aérienne et les besoins particuliers de l'aviation militaire.

  • 5 Pour l'exercice de sa mission, sous réserve des conditions prévues au paragraphe 2 de l'article 7 ci-après, elle peut notamment construire et exploiter les bâtiments et installations qui lui sont nécessaires, en particulier des centres de recherche et d'expérimentation de la circulation aérienne, de gestion des courants de trafic aérien et des écoles servant au perfectionnement et à la spécialisation du personnel des services de la navigation aérienne. Elle fait néanmoins appel aux services techniques nationaux et utilise les installations nationales existantes chaque fois que cela est possible, afin d'éviter tout double emploi.

Article 3

Sous réserve des pouvoirs reconnus à la Commission, l'Agence est administrée par un Comité de gestion, ci-après dénommé «le Comité» et par un Directeur Général.

Article 4

  • 1 Le Comité est composé de représentants de chacune des Parties contractantes, qui peut nommer plusieurs représentants afin de permettre notamment la représentation des intérêts de l'aviation civile et de la défense nationale, mais dont l'un seulement a voix délibérative. Ce dernier est un haut fonctionnaire exerçant dans son pays des responsabilités dans le domaine de la navigation aérienne. Chaque représentant est pourvu d'un suppléant, qui le représente valablement en cas d'empêchement.

  • 2 Pour l'application du (I) du paragraphe 1 de l'article 2 de la Convention, le Comité est élargie aux représentants des Etats non membres de l'Organisation qui sont parties à l'Accord multilatéral relatif aux redevances de route. Le Comité élargi prend ses décisions dans les conditions fixées par cet Accord.

  • 3 Si des dispositions à cet effet sont prévues dans d'autres accords conclus par l'Organisation avec des Etats tiers conformément au paragraphe 1 de l'article 2 de la Convention, notamment pour la gestion des courants de trafic, le Comité sera élargi et prendra ses décisions dans les conditions prévues par ces accords.

Article 5

  • 1 Le Comité délibère valablement lorsque au moins tous les représentants des Parties contractantes ayant voix délibérative sauf un sont présents.

  • 2 Si ce quorum n'est atteint, la délibération est remise a une séance ultérieure, qui fait l'objet d'une nouvelle convocation et ne peut se tenir au plus tôt que dix jours après la précédente: pour la deuxième délibération, le quorum exigé est de la moitié au moins des représentants ayant voix délibérative.

Article 6

  • 1 Le Comité élabore son règlement intérieur, qui fixe notamment les règles régissant l'élection d'un Président et d'un Vice-Président, ainsi que la désignation d'un Secrétaire.

  • 2 Le règlement comporte des dispositions relatives aux incompatibilités. Il prévoit en outre que les convocations aux séances seront envoyées par lettre ou, en cas d'urgence, par télégramme, et comprendront l'ordre du jour.

  • 3 Le règlement est soumis à l'approbation de la Commission.

Article 7

  • 1 Le Comité statue sur l'organisation de l'Agence, qui doit être proposée par le Directeur Général.

  • 2 Il soumet toutefois à l'approbation de la Commission les mesures à prendre en application du paragraphe 5 de l'article 2 ci-dessus.

Article 8

Le Comité rend compte chaque année à la Commission des activités et de la situation financière de l'Organisation.

Article 9

  • 1 Le Comité élabore des programmes d'investissement et de travail portant sur plusieurs années, à la demande de la Commission. Us sont soumis à l'approbation de celle-ci.

  • 2 En particulier, en vue de les soumettre à l'approbation de la Commission qui statue conformément à la Convention, le Comité:

    • (a) prépare le programme des tâches prévu aux (a), (e), (f) et (j) du paragraphe 1 de l'article 2 de la Convention;

    • (b) élabore les objectifs communs à long terme prévus au (b) du paragraphe 1 de l'article 2 de la Convention;

    • (c) étudie les programmes de recherche et de développement prévus au (g) du paragraphe 1 de l'article 2 de la Convention;

    • (d) élabore les plans communs à moyen terme prévus au (c) du paragraphe 1 de l'article 2 de la Convention, ainsi que les politiques communes en matière de système au sol et de bord et de formation des personnels prévues au (d) du paragraphe 1 dudit article;

    • (e) adopte les accords prévus à l'article 2 de la Convention;

    • (f) procède aux études prévues aux (h) et (i) du paragraphe 1 de l'article 2 de la Convention.

  • 3 Le Comité prend, dans la limite de la délégation éventuellement faite par la Commission en application du paragraphe 3 de l'article 11 de la Convention, la décision d'ouvrir des négociations en vue de la conclusion des accords prévus à l'article 2 de la Convention et approuve, le cas échéant, les accords négociés.

Article 10

Le Comité élabore et soumet à l'approbation de la Commission:

  • - un règlement pour les appels d'offres et la passation des marches relatifs à la fourniture des biens et services à l'Organisation, ainsi que les conditions régissant ces marchés;

  • - le cahier des prescriptions générales applicables aux marchés relatifs à la fourniture de services par l'Organisation.

Article 11

Le Comité élabore et soumet à l'approbation de la Commission, le règlement financier qui fixe notamment les procédures comptables à suivre en matière de recettes et de dépenses, les conditions régissant le versement des contributions nationales ainsi que les conditions de recours à l'emprunt par l'Organisation.

Article 12

  • 1 Le Comité élabore et soumet à l'approbation de la Commission le statut administratif du personnel de l'Agence:

    • - celui-ci comporte notamment des dispositions relatives à la nationalité du personnel, aux barèmes de traitement, aux pensions, aux incompatibilités, au secret professionnel, à la continuité du service;

    • - il précise les emplois qui ne peuvent être cumulés avec aucun autre sans autorisation spéciale du Directeur Général.

  • 2 Le Tribunal administratif de l'Organisation internationale du Travail est seul compétent pour connaître des litiges opposant l'Organisation et le personnel de l'Agence, à l'exclusion de toute autre juridiction, nationale ou internationale.

Article 13

  • 1 L'Agence n'est habilitée à recruter directement le personnel que si les Parties contractantes ne sont pas en mesure de mettre à sa disposition du personnel qualifié. Toutefois, l'Agence peut convenir avec des Etats non membres de l'Organisation d'employer du personnel qualifié de ces Etats dans le cadre de l'application des accords prévus aux paragraphes 2 et 3 de l'article 5 de la Convention.

  • 2 Durant tout le temps de son emploi par l'Agence, le personnel fourni par les administrations nationales est soumis au statut régissant le personnel de l'Agence, sans préjudice du maintien des avantages de carrière qui sont garantis par les réglementations nationales.

  • 3 Le personnel fourni par une administration nationale peut toujours être remis à la disposition de celle-ci sans que cette mesure ait un caractère disciplinaire.

Article 14

  • 1 Le Comité prend ses décisions à la mojorité pondérée.

  • 2 La majorité pondérée s'entend de plus de la moitié des suffrages exprimés, étant entendu que:

    • - ces suffrages sont affectés de la pondération prévue à l'article 8 de la Convention;

    • - ces suffrages représentent la majorité des Parties contractantes votant.

  • 3 En cas de partage égal des voix, le Président décide, soit de procéder à un deuxième scrutin au cours de la même séance, soit d'inscrire la proposition à l'ordre du jour d'une nouvelle séance dont il fixe la date. Si le partage des voix se renouvelle lors de la nouvelle séance, la voix du Président est prépondérante.

Article 15

  • 1 Le Directeur Général est nommé pour une durée de cinq ans par le Comité statuant dans les conditions prévues au paragraphe 2 de l'article 14, sous réserve que la majorité calculée conformément à ce paragraphe dudit article atteigne 70% des suffrages pondérés exprimés. Son mandat est renouvelable dans les mêmes conditions.

  • 2 Il représente l'Organisation en justice et dans tous les actes de la vie civile.

  • 3 En outre, conformément à la politique générale fixée par le Comité et la Commission, le Directeur Général:

    • (a) veille à l'efficacité de l'Agence;

    • (b) nomme les membres du personnel et met fin à leurs services dans les conditions prévues au statut administratif du personnel;

    • (c) contracte les emprunts dont la durée n'excède pas un an, aux conditions prescrites par le règlement financier et dans les limites fixées à cet effet par la Commission;

    • (d) passe les contrats de fourniture et de vente de biens et de services aux conditions prescrites par le règlement prévu à l'article 10 et dans les limites fixées à cet effet par la Commission.

  • 4 Le Directeur Général s'acquitte de ces fonctions sans en référer préalablement au Comité, mais tient en tout état de cause ce dernier informé de toutes les mesures prises en vertu des pouvoirs précités.

  • 5 Le Comité détermine les conditions dans lesquelles le Directeur Général est remplacé en cas d'empêchement.

Article 16

  • 1 Toutes les recettes et les dépenses de l'Agence doivent faire l'objet de prévisions pour chaque exercice budgétaire.

  • 2 Le budget doit être équilibré en recettes et en dépenses. Les recettes et les dépenses de l'Agence relatives aux centres de recherches et d'expérimentations, écoles et tous autres organismes créés en application du paragraphe 5 de l'article 2 ci-dessus sont détaillées dans un état spécial.

  • 3 Le règlement financier prévu à l'article 11 ci-dessus détermine les conditions de prévision, d'exécution et de contrôle des recettes et dépenses sous réserve des dispositions des présents Statuts.

Article 17

  • 1 L'exercice budgétaire s'étend du 1er janvier au 31 décembre.

  • 2 Les prévisions pour chaque exercice budgétaire sont soumises par le Comité à l'approbation de la Commission au plus tard le 31 octobre de chaque année.

Article 18

Le Comité soumet à l'approbation de la Commission des propositions sur le mode de présentation du budget et l'unité de compte à utiliser.

Article 19

  • 1 Sans préjudice des dispositions du paragraphe 2 ci-dessous, les contributions annuelles de chacune des Parties contractantes au budget sont, pour chaque exercice, déterminées selon la formule de répartition ci-après:

    • (a) une première fraction, à concurrence de 30% de la contribution, est calculée proportionnellement à l'importance du Produit national brut de la Partie contractante tel qu'il est défini au paragraphe 3 ci-dessous;

    • (b) une deuxième fraction, à concurrence de 70% de la contribution, est calculée proportionnellement à l'importance de l'assiette des redevances de route de la Partie contractante telle qu'elle est définie au paragraphe 4 ci-dessous.

  • 2 Aucune Partie contractante n'est tenue de verser, pour un exercice budgétaire donné, une contribution dépassant 30% du montant global des contributions des Parties contractantes. Si la contribution de l'une des Parties contractantes calculée conformément au paragraphe 1 ci-dessus dépassait 30%, l'excédent serait réparti entre les autres Parties contractantes selon les règles fixées audit paragraphe.

  • 3 Le Produit national brut qui est pris en compte est celui qui résulte des statistiques établies par l'Organisation de Coopération et de Développement Economique - ou à défaut par tout organisme offrant des garanties équivalentes et désigné en vertu d'une décision de la Commission -en calculant la moyenne arithmétique des trois dernières années pour lesquelles ces statistiques sont disponibles. Il s'agit du Produit national brut au coût des facteurs et aux prix courants exprimé en unités de compte européennes.

  • 4 L'assiette des redevances de route qui est prise en compte est celle établie pour la pénultième année précédent l'exercice budgétaire en question.

Article 20

  • 1 L'Organisation peut emprunter sur les marchés financiers internationaux les ressources nécessaires à l'accomplissement de ses tâches.

  • 2 L'Organisation peut émettre des emprunts sur les marchés financiers d'une Partie contractante dans le cadre de la réglementation nationale applicable à l'émission d'emprunts intérieurs, ou à défaut d'une telle réglementation avec l'accord de la Partie contractante.

  • 3 Le règlement financier fixe les procédures selon lesquelles l'Organisation contracte et rembourse les emprunts.

  • 4 Chaque budget fixe le montant maximum que l'Organisation peut emprunter au cours de l'année couverte par le budget.

  • 5 Dans les domaines visés par le présent article, l'Organisation agit en accord avec les autorités compétentes des Parties contractantes ou avec leur banque d'émission.

Article 21

Le budget peut être révisé en cours d'exercice, si les circonstances l'exigent, suivant les règles prévues pour son établissement et son approbation.

Article 22

  • 1 Les comptes de l'ensemble des recettes et dépenses du budget sont examinés chaque année par une mission de contrôle composée du deux fonctionnaires spécialisés appartenant aux administrations des Parties contractantes. Ces fonctionnaires, qui doivent être de nationalité différente, sont nommés par la Commission sur proposition du Comité conformément au (b) du paragraphe 2 de l'article 6 de la Convention. Les dépenses relatives à la mission de contrôle sont à la charge de l'Organisation.

  • 2 La vérification, qui a lieu sur pièces et au besoin sur place, a pour objet de constater la régularité des recettes et dépenses et de s'assurer de la bonne gestion financière. La mission de contrôle adresse à la Commisson un rapport après la clôture de chaque exercice.

Article 23

  • 1 Les services de l'Agence peuvent, à la demande de la Commission agissant de sa propre initiative ou sur la demande du Comité ou du Directeur Général faire l'objet d'inspections administratives et techniques.

  • 2 Ces inspections sont effectuées par des agents appartenant aux administrations des Parties contractantes. Chaque mission d'inspection est composée d'au moins deux personnes de nationalité différente. Toute mission d'inspection doit comprendre, autant que possible, une personne ayant participé à une inspection précédente.

Article 24

Le Comité détermine les langues de travail de l'Agence.

Article 25

L'Agence procède aux publications nécessaires à son functionnement.

Article 26

Le Comité soumet à l'approbation de la Commission toutes modifications aux Statuts qui lui paraissent nécessaires, sous réserve des dispositions du paragraphe 3 de l'article 32 de la Convention.

Annexe 2. Régions d'Information de Vol

(Article 3 de la Convention)

Parties Contractantes:

Régions d'Information de Vol

République fédérale d'Allemagne

Région supérieure d'information de vol

 

Hannover

 

Région supérieure d'information de vol

 

Rhein

 

Région d'information de vol Bremen

 

Région d'information de vol Dusseldorf

 

Région d'information de vol Frankfurt

 

Région d'information de vol Munchen

   

Royaume de Belgique

Région supérieure d'information de vol

Grand-Duché de Luxembourg

Bruxelles

 

Région d'information de vol Bruxelles

   

République française

Région supérieure d'information de vol

 

France

 

Région d'information de vol Paris

 

Région d'information de vol Brest

 

Région d'information de vol Bordeaux

 

Région d'information de vol Marseille

   

Royaume-Uni de Grande-Bretagne

et d'Irlande du Nord

Région supérieure d'information de vol

 

Scottish

 

Région d'information de vol Scottish

 

Région supérieure d'information de vol

 

London

 

Région d'information de vol London

   

Irlande

Région supérieure d'information de vol

 

Shannon

 

Région d'information de vol Shannon

   

Royaume des Pays-Bas

Région d'information de vol Amsterdam

   

République portugaise

Région supérieure d'information de vol

 

Lisboa

 

Région d'information de vol Lisboa

 

Région d'information de vol Santa Maria

Protocole de signature de la Convention internationale de coopération pour la sécurité de la navigation aérienne „EUROCONTROL”

[Vervallen per 01-01-1986]

Annexe 3. Dispositions transitoires relatives au passage du régime de la Convention internationale de coopération pour la sécurité de la navigation aérienne «EUROCONTROL» du 13 décembre I960 au régime de la Convention amendée par le présent Protocol

[Vervallen per 31-12-1989]

Naar boven