MINISTERIE
van
BUITENLANDSE ZAKEN
's-Gravenhage, 23 december 1963.
Sir,
Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uwer Excellentie's brief van 7 december
1963, nr. 223, betreffende de notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk
der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en
Noord-Ierland d.d. 20 en 27 december 1962, waarbij, op de in die notawisseling vastgelegde
grondslag, de bepalingen van het Verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk
ter vermijding van dubbele belasting en ter voorkoming van het ontgaan van belasting
met betrekking tot belastingen van inkomsten, ondertekend te Londen op 15 oktober
1948, werden uitgebreid tot de Federatie van Rhodesia en Nyasaland.
In antwoord op Uw brief, moge ik Uwer Excellentie berichten, dat de Regering van het
Koninkrijk der Nederlanden geen bezwaar heeft tegen het daarin vervatte voorstel en
dat derhalve bij de ontbinding van de Federatie van Rhodesia en Nyasaland, de in bovengenoemde
notawisseling voorziene uitbreiding zal worden beschouwd als blijvende van kracht
met betrekking tot het Koninkrijk, enerzijds, en de landen Zuid-Rhodesia, Noord-Rhodesia
en Nyasaland ieder afzonderlijk, anderzijds.
Gelief, Excellentie, de hernieuwde verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting
wel te willen aanvaarden.
Voor de Minister van Buitenlandse Zaken
(w.g.) S. J. VAN TUYLL VAN SEROOSKERKEN
Secretaris-Generaal
Zijner Excellentie
Sir Andrew Noble,
Harer Britse Majesteits Buitengewoon en
Gevolmachtigd Ambassadeur,
's-Gravenhage.