Het Koninkrijk der Nederlanden
en
het Koninkrijk België,
Bezield door de wens om de personen van Nederlandse nationaliteit die als werknemer
op het grondgebied van Belgisch-Congo of Ruanda-Urundi werkzaam geweest zijn in het
genot te stellen van zekere prestaties, welke de Belgische wet van 16 juni 1960 (Belgisch
Staatsblad van 30 juni 1960, no. 156) afhankelijk stelt van het sluiten van een wederkerigheidsovereenkomst,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
[Vervallen per 07-07-1982]
De personen van Nederlandse nationaliteit, die aan de verzekeringen, ingesteld bij
de Belgische wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, (Belgisch
Staatsblad van 8 januari 1964, no. 6) hebben deelgenomen, alsmede hun nagelaten betrekkingen
van Nederlandse nationaliteit, genieten de in hoofdstuk VI van de wet voorziene aanpassing
van de uitkeringen aan de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud, op voorwaarde,
dat de verzekerde gedurende alle tijdvakken van deelneming aan de verzekering bijdragen
heeft gestort, die een bestemming overeenkomstig artikel 17 of artikel 18 onder a van de wet ontvingen.
-
1 De personen van Nederlandse nationaliteit, die bijdragen hebben gestort die een bestemming
overeenkomstig artikel 18, onder b van de Belgische wet van 17 juli 1963 ontvingen, kunnen teneinde in het genot van
de voordelen, bedoeld in artikel 2 van deze Overeenkomst, te komen, hun rekening over
de tijdvakken, liggende vóór 1 juli 1969, bijpassen door het storten van aanvullende
bijdragen tot het Solidariteits- en perequatiefonds.
-
2 De nagelaten betrekkingen van Nederlandse nationaliteit van de hiervoren aangewezen
personen, die vóór 1 juli 1969 overleden zijn, kunnen eveneens de in het eerste lid
bedoelde stortingen verrichten.
-
1 Wanneer een persoon van Belgische nationaliteit arbeid in loondienst heeft verricht
in het voormalige Nederlandsch-Indië, vóór 21 september 1962 in westelijk Nieuw-Guinea,
dan wel vóór 29 december 1954 in Suriname of de Nederlandse Antillen, geniet hij,
alsmede zijn nagelaten betrekkingen, ongeacht de verblijfplaats, ten laste van de
bevoegde Nederlandse organen:
-
a) in de leeftijd van 65 jaar af een ouderdomspensioen, bedragende 2% van het volle ouderdomspensioen,
voorzien in de Nederlandse wet van 31 mei 1956 inzake een algemene ouderdomsverzekering,
(Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr. 281) per jaar tewerkstelling in
de genoemde gebieden, vakanties inbegrepen;
-
b) de uitkeringen, voorzien in de Nederlandse wet van 9 april 1959 inzake een algemene
weduwen- en wezenverzekering (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr. 139),
wanneer de werknemer overleden is gedurende een tijdvak van tewerkstelling in die
gebieden, gedurende een tijdvak van een daarmede in verband staande vakantie of na
afloop van deze tijdvakken, doch in dit geval ten belope van 2% van die uitkeringen per jaar tewerkstelling in de genoemde gebieden, vakantie inbegrepen.
-
2 De in dit artikel voorziene uitkeringen worden slechts uitbetaald, indien en voor
zover zij meer bedragen dan hetgeen door of vanwege de onderneming die de werknemers
in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gebieden tewerkgesteld heeft, als
pensioen is toegezegd terzake van de in deze gebieden verrichte arbeid.
-
1 De ondernemingen met een zetel in Nederland, die op het grondgebied van voormalig
Belgisch-Congo of Ruanda-Urundi een of meer werknemers van Belgische of Nederlandse
nationaliteit te Werk stellen zijn van 1 januari 1966 af verplicht voor deze werknemers
dezelfde patronale solidariteitsbijdragen te storten als die welke door de Belgische
wet van 17 juli 1963 aan de in België gevestigde ondernemingen zijn opgelegd uit hoofde
van hun in die gebieden tewerkgestelde werknemers.
-
2 De invordering van deze bijdragen geschiedt door de organen, aangewezen door de bevoegde
autoriteit, bedoeld in artikel 8 van deze Overeenkomst. Deze organen zullen handelen
in naam en voor rekening van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, belast
met de invordering van de bijdragen die krachtens de in het eerste lid van dit artikel
genoemde wettelijke bepalingen verschuldigd zijn, met overeenkomstige toepassing van
de regelen, die gelden voor de invordering van de aan deze organen verschuldigde bijdragen.
Geen beroep op deze Overeenkomst mag worden gedaan om voordelen te verkrijgen, die
hierin niet uitdrukkelijk voorzien zijn.
Voor ieder der Overeenkomstsluitende Partijen worden als bevoegde autoriteit in de
zin van deze Overeenkomst beschouwd: de Ministers, die ieder voor wat hem betreft,
met de uitvoering van de in deze Overeenkomst vermelde regelingen belast zijn.
Alle geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst die
niet in gemeen overleg tussen de in artikel 8 bedoelde Ministers kunnen worden geregeld,
worden langs diplomatieke weg tot een oplossing gebracht.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst alleen van toepassing
op het in Europa gelegen grondgebied van het Koninkrijk.
De aanvraag om toekenning van een uitkering, als bedoeld in artikel 4 van deze Overeenkomst,
ter zake van een gebeurtenis, die plaatsvond vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst,
moet worden ingediend binnen een termijn van twee jaren te rekenen van de dag van
haar inwerkingtreding. Wordt de aanvraag ingediend na het verstrijken van deze termijn,
dan wordt het recht op uitkering verkregen te rekenen van de eerste dag van de maand,
volgende op de dag van indiening.
Deze Overeenkomst treedt in werking, met terugwerkende kracht te rekenen van 1 januari
1966 af, op de dag waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden de Regering
van het Koninkrijk België ervan in kennis stelt dat de in Nederland grondwettelijk
vereiste formaliteiten zijn vervuld.
Deze Overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Elk der beide Overeenkomstsluitende
Partijen kan haar uiterlijk drie maanden voor het eind van een kalenderjaar opzeggen,
in welk geval de Overeenkomst met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar ophoudt
van kracht te zijn.