De Staten die partij zijn bij dit Verdrag,
Aangespoord door de grootse vooruitzichten die voor de mensheid in het verschiet liggen als gevolg van het binnendringen van de mens in de kosmische ruimte,
Zich bewust van het gemeenschappelijk belang voor de gehele mensheid van de vorderingen op het gebied van het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte voor vreedzame doeleinden,
Van oordeel zijnde dat het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte moeten worden voortgezet ten dienste van alle volkeren onafhankelijk van de graad van hun economische of wetenschappelijke ontwikkeling,
Verlangend bij te dragen tot internationale samenwerking op grote schaal wat betreft de wetenschappelijke en de juridische aspecten van het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte voor vreedzame doeleinden,
Van oordeel zijnde dat een dergelijke samenwerking zal bijdragen tot de groei van onderling begrip en de versteviging van de vriendschappelijke betrekkingen tussen de Staten en volkeren,
In herinnering brengend Resolutie 1962 (XVIII), getiteld „Verklaring houdende rechtsbeginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte”, welke resolutie op 13 december 1963 met algemene stemmen is aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,
In herinnering brengend Resolutie 1884 (XVIII), waarin een beroep wordt gedaan op de Staten zich te onthouden van het brengen in een baan om de aarde van voorwerpen die kernwapens of andere wapens van massavernietiging vervoeren, of van het installeren van zodanige wapens op hemellichamen, welke resolutie op 17 oktober 1963 met algemene stemmen is aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,
Rekening houdend met Resolutie 110 (II) van 3 november 1947 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin een veroordeling wordt uitgesproken over propaganda welke gericht is op of aanleiding kan geven tot het uitlokken of aanmoedigen van enigerlei bedreiging van de vrede, inbreuk op de vrede of daad van agressie, en overwegende dat genoemde resolutie van toepassing is op de kosmische ruimte,
Ervan overtuigd dat een verdrag inzake beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, de doelstellingen en grondbeginselen van het Handvest van de Verenigde Naties zal bevorderen,
Zijn als volgt overeengekomen:
Artikel I
Het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, vinden plaats ten voordele en in het belang van alle landen, ongeacht de graad van hun economische of wetenschappelijke ontwikkeling, en gaan de gehele mensheid aan.
De kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, mag vrijelijk worden onderzocht en gebruikt door alle Staten zonder enige vorm van discriminatie, op voet van gelijkheid en in overeenstemming met het volkenrecht, en de toegang tot alle delen van de hemellichamen is vrij.
Er is vrijheid van wetenschappelijk onderzoek in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, en de Staten vergemakkelijken en bevorderen internationale samenwerking bij zulk een onderzoek.
Artikel II
De kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, is niet vatbaar voor toeëigening door Staten door middel van soevereiniteitsaanspraken, gebruik of bezetting, of op enige andere wijze.
Artikel III
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verrichten hun activiteiten bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en de andere hemellichamen, in overeenstemming met het volkenrecht, met inbegrip van het Handvest van de Verenigde Naties, in het belang van de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en de bevordering van samenwerking en begrip tussen de volkeren.
Artikel IV
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verbinden zich geen voorwerpen in een baan om de aarde te brengen die kernwapens of andere wapens van massavernietiging vervoeren, zodanige wapens niet op hemellichamen te installeren, noch op enige andere wijze zodanige wapens in de kosmische ruimte te stationeren.
De maan en andere hemellichamen worden door alle Staten die partij zijn bij dit Verdrag uitsluitend voor vreedzame doeleinden gebruikt. De vestiging van militaire bases, installaties en versterkingen, het beproeven van wapens van welke aard dan ook, en het houden van militaire manoeuvres op hemellichamen is verboden. Het gebruik maken van militair personeel voor wetenschappelijk onderzoek of enig ander vreedzaam doel is niet verboden. Het gebruik van welke uitrusting of voorzieningen dan ook, welke noodzakelijk zijn voor vreedzaam onderzoek van de maan of andere hemellichamen, is eveneens niet verboden.
Artikel V
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag beschouwen ruimtevaarders als afgezanten van de mensheid in de kosmische ruimte en verlenen hun alle mogelijke hulp bij een ongeval, bij moeilijkheden of bij een noodlanding op het grondgebied van een andere Staat die partij is bij dit Verdrag of op de volle zee. Wanneer ruimtevaarders een zodanige landing maken, worden zij onverwijld veilig teruggezonden naar de Staat waar hun ruimtevaartuig is geregistreerd.
Bij de uitvoering van activiteiten in de kosmische ruimte en op hemellichamen verlenen de ruimtevaarders van de ene Staat die partij is bij dit Verdrag alle mogelijke hulp aan de ruimtevaarders van andere Staten die partij zijn bij dit Verdrag.
Staten die partij zijn bij dit Verdrag stellen onmiddellijk de andere Staten die partij zijn bij dit Verdrag of de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in kennis van alle verschijnselen die zij waarnemen in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en de andere hemellichamen, die een gevaar zouden kunnen betekenen voor het leven of de gezondheid van ruimtevaarders.
Artikel VI
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag dragen internationale verantwoordelijkheid voor nationale activiteiten in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, ongeacht of zodanige activiteiten worden verricht door overheidsinstanties of door niet-gouvernementele lichamen, en voor het zeker stellen dat de nationale activiteiten worden verricht in overeenstemming met de in dit Verdrag vervatte bepalingen. Voor de activiteiten van niet-gouvernementele lichamen in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, is toestemming en voortdurend toezicht van de betrokken Staat vereist. Wanneer activiteiten in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, worden verricht door een internationale organisatie, zijn zowel de internationale organisatie als de Staten die partij zijn bij dit Verdrag en deel uitmaken van een zodanige organisatie, ervoor verantwoordelijk, dat overeenkomstig het Verdrag wordt gehandeld.
Artikel VII
Iedere Staat die partij is bij dit Verdrag en die een voorwerp in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, lanceert of doet lanceren, en iedere Staat die partij is bij dit Verdrag en van wiens grondgebied of installatie een voorwerp wordt gelanceerd, is internationaal aansprakelijk voor schade door zulk een voorwerp of de samenstellende delen ervan op de aarde, in de dampkring of in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, toegebracht aan een andere Staat die partij is bij dit Verdrag, of aan diens natuurlijke of rechtspersonen.
Artikel VIII
Een Staat die partij is bij dit Verdrag en bij wie een in de kosmische ruimte gelanceerd voorwerp is geregistreerd, behoudt rechtsbevoegdheid en zeggenschap over zulk een voorwerp en over de eventuele bemanning daarvan, terwijl deze zich in de kosmische ruimte of op een hemellichaam bevinden. De eigendom van voorwerpen die gelanceerd zijn in de kosmische ruimte, met inbegrip van voorwerpen die zijn geland of die in elkaar zijn gezet op een hemellichaam, en van hun samenstellende delen wordt niet aangetast door hun aanwezigheid in de kosmische ruimte of op een hemellichaam of door hun terugkeer naar de aarde. Zodanige voorwerpen of samenstellende delen daarvan worden, indien zij worden aangetroffen buiten de grenzen van de Staat die partij is bij dit Verdrag en bij wie zij zijn geregistreerd, teruggegeven aan die Staat, die desgevraagd vóór hun teruggave gegevens ter identificatie verschaft.
Artikel IX
Bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, laten de Staten die partij zijn bij dit Verdrag zich leiden door het beginsel van samenwerking en onderlinge bijstand en bij al hun activiteiten in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, houden zij rekening met de overeenkomstige belangen van alle andere Staten die partij zijn bij dit Verdrag. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag bestuderen en onderzoeken de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, op zulk een wijze dat schadelijke besmetting ervan en tevens nadelige veranderingen in de omgeving van de aarde als gevolg van het daarin brengen van niet van de aarde afkomstige materie, worden vermeden en nemen voor dit doel zo nodig passende maatregelen. Indien een Staat die partij is bij dit Verdrag reden heeft om aan te nemen dat een door hem of zijn onderdanen voorgenomen activiteit of proefneming in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, schadelijke gevolgen zou kunnen hebben voor activiteiten van andere Staten die deelnemen aan het vreedzame onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, pleegt hij op passende wijze internationaal overleg alvorens tot een zodanige activiteit of proefneming over te gaan. Een Staat die partij is bij dit Verdrag en die reden heeft om aan te nemen dat een activiteit of proefneming die een andere Staat die partij is bij dit Verdrag voornemens is in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, te verrichten, schadelijke gevolgen zou kunnen hebben voor activiteiten in het kader van het vreedzame onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, kan om overleg inzake die activiteit of proefneming verzoeken.
Artikel X
Ten einde overeenkomstig de doelstellingen van dit Verdrag de internationale samenwerking te bevorderen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, nemen de Staten die partij zijn bij dit Verdrag ieder verzoek van andere Staten die partij zijn bij dit Verdrag, om in de gelegenheid te worden gesteld de vlucht waar te nemen van ruimtevoorwerpen die door die Staten worden gelanceerd, op basis van gelijkheid in overweging.
De aard van een zodanige gelegenheid tot waarneming en de voorwaarden waaronder deze kan worden gegeven, worden bij overeenkomst tussen de betrokken Staten vastgesteld.
Artikel XI
Ten einde de internationale samenwerking bij het vreedzame onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte te bevorderen, komen de Staten die partij zijn bij dit Verdrag en die activiteiten verrichten in de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, overeen om de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, het publiek en de internationale wetenschappelijke gemeenschap voor zover dit enigszins mogelijk en uitvoerbaar is, in kennis te stellen van de aard, de uitvoering, de plaatsen en de resultaten van zodanige activiteiten. Na ontvangst van bovengenoemde inlichtingen zou de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties deze terstond op doeltreffende wijze dienen te verspreiden.
Artikel XII
Alle stations, installaties, materieel en ruimtevaartuigen op de maan en andere hemellichamen staan op basis van wederkerigheid open voor vertegenwoordigers van andere Staten die partij zijn bij dit Verdrag. Deze vertegenwoordigers geven een redelijke tijd van tevoren kennis van een voorgenomen bezoek, opdat passend overleg kan plaatsvinden en maximale voorzorgsmaatregelen kunnen worden genomen om de veiligheid te verzekeren en verstoring van de gewone werkzaamheden in het te bezoeken object te vermijden.
Artikel XIII
De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op de activiteiten van de Staten die partij zijn bij dit Verdrag, bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, ongeacht of deze activiteiten worden verricht door één enkele Staat die partij is bij dit Verdrag, of tezamen met andere Staten, met inbegrip van gevallen waarin zij worden uitgevoerd binnen het kader van internationale intergouvernementele organisaties.
Alle problemen van praktische aard die ontstaan in verband met activiteiten uitgevoerd door internationale intergouvernementele organisaties bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, worden door de Staten die partij zijn bij dit Verdrag opgelost, hetzij met de daarvoor in aanmerking komende internationale organisatie, hetzij met een of meer van de Staten die lid zijn van die internationale organisatie en partij zijn bij dit Verdrag.
Artikel XIV
2 Dit Verdrag dient door de ondertekenende Staten te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging en de akten van toetreding worden nedergelegd bij de Regering van de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken, de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die hierbij worden aangewezen als depotregeringen.
5 De depotregeringen doen terstond alle ondertekenende en toetredende Staten mededeling van de datum van iedere ondertekening, de datum van nederlegging van iedere akte van bekrachtiging van, of toetreding tot, dit Verdrag, de datum van de inwerkingtreding ervan, alsmede van andere gegevens.
Artikel XV
ledere Staat die partij is bij dit Verdrag kan voorstellen doen tot wijziging ervan. Wijzigingen treden voor iedere Staat die partij is bij dit Verdrag en die deze aanvaardt, in werking na hun aanvaarding door een meerderheid van de Staten die partij zijn bij dit Verdrag, en vervolgens voor iedere overige Staat die partij is bij dit Verdrag, op de datum dat hij deze aanvaardt.
Artikel XVI
ledere Staat die partij is bij dit Verdrag kan door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depotregeringen mededeling doen van zijn uittreding uit dit Verdrag een jaar na de inwerkingtreding ervan. Een zodanige uittreding wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van deze kennisgeving.
Artikel XVII
Dit Verdrag, waarvan de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt in het archief van elk der depotregeringen nedergelegd. Behoorlijk gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag worden door de depotregeringen aan de ondertekenende en toetredende Staten toegezonden.