Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] aanvulling van de NAVO-overeenkomst van 21 september 1960), 's-Gravenhage, 16-05-1961

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 08-10-1971 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland ter aanvulling van de op 21 september 1960 te Parijs ondertekende NAVO-overeenkomst inzake de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en onderwerp van octrooiaanvragen vormen (Nederlands-Duitse overeenkomst ter aanvulling van de NAVO-overeenkomst van 21 september 1960)

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland ter aanvulling van de op 21 september 1960 te Parijs ondertekende NAVO-overeenkomst inzake de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en onderwerp van octrooiaanvragen vormen (Nederlands-Duitse overeenkomst ter aanvulling van de NAVO-overeenkomst van 21 september 1960)

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland

Er naar strevende de in het Noordatlantische Verdrag van 4 april 1949 voorziene samenwerking tussen beide Staten te bevorderen,

Verlangend, de mogelijkheden der wederzijdse geheimhouding van uitvindingen en technische gegevens die van belang zijn voor de verdediging, verder uit te strekken dan de regeling vervat in de op 21 september 1960 te Parijs ondertekende NAVO-overeenkomst inzake de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en het onderwerp van octrooiaanvragen vormen,

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

De bepalingen van de op 21 september 1960 te Parijs ondertekende Overeenkomst inzake de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en het onderwerp van octrooiaanvragen vormen (NAVO-overeenkomst), zijn mede van toepassing op uitvindingen

  • a) waarvoor in een van de beide Staten in het belang van de verdediging geheimhouding is opgelegd en waarvoor, zonder dat zij in deze Staat het onderwerp van een octrooiaanvrage of van een aanvrage betreffende een gebruiksmodel zijn, in de andere Staat octrooi wordt aangevraagd,

  • b) waarvoor in de Bondsrepubliek Duitsland in het belang van de verdediging geheimhouding is opgelegd, die aldaar het onderwerp zijn van een aanvrage betreffende een gebruiksmodel en waarvoor in het Koninkrijk der Nederlanden octrooi wordt aangevraagd, of

  • c) waarvoor in het Koninkrijk der Nederlanden in het belang van de verdediging geheimhouding is opgelegd en waarvoor in de Bondsrepubliek Duitsland een aanvrage betreffende een gebruiksmodel wordt ingediend,

voorzover de stukken voor de octrooiaanvrage of de aanvrage betreffende een gebruiksmodel overeenkomstig de in artikel 3 bedoelde procedureregeling naar de andere Staat worden overgebracht.

Artikel 2

Verder zijn de bepalingen van de NAVO-overeenkomst van overeenkomstige toepassing op technische gegevens waarvoor in het belang van de verdediging in een van de beide Staten geheimhouding is opgelegd en die op grond van overeenkomsten

  • a) tussen beide Regeringen,

  • b) tussen de Regering van een van beide Staten en natuurlijke of rechtspersonen die hun woonplaats of zetel in de andere Staat hebben,

  • c) tussen nauurlijke of rechtspersonen waarvan de ene zijn woonplaats of zetel in de ene Staat heeft en de andere in de andere Staat,

naar de andere Staat worden overgebracht, voorzover de overbrenging van de stukken overeenkomstig de in artikel 3 bedoelde procedureregeling plaatsvindt.

Artikel 3

  • 1 Voor de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en van de NAVO-overeenkomst geldt de als bijlage hierbij gevoegde procedureregeling, die onderdeel van deze Overeenkomst vormt.

  • 2 Zodra de procedureregeling ter uitvoering van de NAVO-overeenkomst (NAVO-procedureregeling) tussen beide Overeenkomstsluitende Partijen van toepassing is geworden, zullen beide Regeringen onderhandelingen openen over een aanpassing van de in lid 1 bedoelde procedureregeling aan de NAVO-procedureregeling.

Artikel 4

De twee Regeringen komen overeen elkaar onverwijld mededeling te doen van iedere wijziging van het nationale rechtsbestel die van invloed is of zou kunnen zijn op de toepassing van deze Overeenkomst en van de krachtens artikel 3 vastgestelde procedureregeling, onder vermelding van de invloed van die wijziging op deze Overeenkomst en de procedureregeling.

Artikel 5

  • 1 De Overeenkomst treedt in werking een maand na de dag waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden aan de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland mededeelt dat aan de te dien aanzien geldende nationale voorschriften is voldaan, doch niet voor de dag waarop de NAVO-overeenkomst tussen beide Overeenkomstsluitende Partijen in werking treedt.

  • 2 Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden geldt de Overeenkomst voor het gehele Koninkrijk voor zover de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden niet tegelijk met de in lid 1 bedoelde mededeling verklaart dat de Overeenkomst niet zal gelden ten aanzien van een of meer der delen van het Koninkrijk buiten Europa.

Artikel 6

  • 1 De Overeenkomst kan te allen tijde door elk van beide Regeringen worden opgezegd; zij treedt een jaar na de opzegging buiten werking. De Overeenkomst treedt bovendien buiten werking op de dag waarop de NAVO-overeenkomst tussen de beide Overeenkomstsluitende Partijen buiten werking treedt.

  • 2 De buitenwerkingtreding is echter niet van invloed op de reeds door beide Regeringen krachtens deze Overeenkomst aangegane verplichtingen en verkregen rechten.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigde vertegenwoordigers van beide Partijen, na uitwisseling van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te 's-Gravenhage, de 16e mei 1961, in twee originele exemplaren, elk in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. LUNS

Voor de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland

(w.g.) DR. J. LÖNS

Procedureregeling ter uitvoering van de op 21 september 1960 te Parijs ondertekende NAVO-overeenkomst inzake de wederzijdse geheimhouding van uitvindingen die voor de verdediging van belang zijn en het onderwerp van octrooiaanvragen vormen (NAVO-overeenkomst) en van de Nederlands-Duitse Aanvullende overeenkomst bij de NAVO-overeenkomst

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland verplichten zich er zorg voor te dragen, dat ter uitvoering van de NAVO-overeenkomst en van de Duits-Nederlandse Aanvullende overeenkomst bij de NAVO-overeenkomst de volgende procedure wordt gevolgd:

  • 1) Tot het verlenen van toestemming voor het indienen in een van beide Staten van een aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel inzake een uitvinding waarvoor in de andere Staat (Staat van oorsprong) geheimhouding is opgelegd, of voor het overbrengen van technische gegevens waarvoor in een van beide Staten (Staat van oorsprong) geheimhouding is opgelegd, naar de andere Staat, is bevoegd (bevoegde instantie):

    • a) in de Bondsrepubliek Duitsland de Bondsminister van Defensie (Bundesminister für Verteidigung);

    • b) in het Koninkrijk der Nederlanden de Minister van Defensie.

  • 2) De stukken die betrekking hebben op uitvindingen en technische gegevens worden door de bevoegde instantie van de Staat van oorsprong per diplomatieke koerier overgebracht naar de Ambassade van die Staat gevestigd in de andere Staat. Aan deze stukken wordt een verklaring in tweevoud van de bevoegde instantie van de Staat van oorsprong toegevoegd,

    • a) dat voor die uitvinding of voor die technische gegevens in de Staat van oorsprong in het belang van de verdediging geheimhouding is opgelegd, waarbij de aan de uitvindingen of de technische gegevens toegekende graad van geheimhouding wordt vermeld;

    • b) dat toestemming is verleend voor het indienen van een aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel inzake de uitvinding in de andere Staat of voor het overbrengen van de technische gegevens.

  • 3) De bevoegde instantie van de Staat van oorsprong draagt er zorg voor dat aan de stukken verklaringen van de verzoeker zijn toegevoegd waarbij

    • a) deze zich verplicht, indien hij in de andere Staat een aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel wil indienen, ervoor te zorgen dat de vertegenwoordiger in de andere Staat een afschrift van de aanvrage die bij de aldaar gevestigde octrooiverlenende instantie is ingediend, aan de aldaar bevoegde instantie ter kennisneming toezendt;

      indien het de overbrenging van technische gegevens betreft, hij ermede instemt, dat de bevoegde instantie van de andere Staat bij de overbrenging een door hem bijgevoegd tweede exemplaar ter kennisneming achterhoudt;

    • b) hij afstand doet van iedere aanspraak op schadevergoeding tegen de Regering van de andere Staat, die uitsluitend berust op het feit dat aldaar voor de uitvinding of de technische gegevens geheimhouding wordt opgelegd;

    • c) hij ermede instemt, dat de stukken aan de aangewezen vertegenwoordiger of aan de beoogde ontvanger van de technische gegevens slechts overhandigd worden indien deze vertegenwoordiger bevoegd is tot het behandelen van geheime aanvragen of geheime technische gegevens en indien is vastgesteld dat hij aan de vereisten voldoet die de geheimhouding daarvan waarborgen.

  • 4) De verplichting een tweede exemplaar van de aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel te zenden en een tweede exemplaar van de stukken betreffende technische gegevens toe te voegen, dat kan worden achtergehouden, geldt ook voor de gevallen dat de Regering van een der beide Staten een aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel indient of technische gegevens overbrengt.

  • 5)

    • a) De Ambassade van de Staat van oorsprong vraagt aan de bevoegde instantie van de andere Staat of de aangewezen vertegenwoordiger, of de beoogde ontvanger van technische gegevens bevoegd is tot het behandelen van geheime aanvragen of technische gegevens en voldoet aan de vereisten die geheimhouding daarvan waarborgen. Deze vraag moet zelfs dan worden gesteld, indien het een vertegenwoordiger of een ontvanger betreft die reeds een vorige maal was aangewezen.

    • b) Indien de aangewezen vertegenwoordiger niet aan de onder a bedoelde voorwaarden voldoet of indien het zich laat aanzien, dat dit niet tijdig vastgesteld kan worden, deelt de Ambassade dit door bemiddeling van de bevoegde instantie of rechtstreeks aan de aanvrager mede, teneinde hem in de gelegenheid te stellen, eventueel een andere vertegenwoordiger te kiezen.

    • c) Indien de ontvanger van technische gegevens niet aan de onder a bedoelde voorwaarden voldoet of niet bereid is de stukken in ontvangst te nemen, zendt de Ambassade alle stukken per diplomatieke koerier aan de bevoegde instantie terug.

    • d) Indien aan de onder a bedoelde voorwaarden is voldaan, doet de Ambassade alle haar toegezonden stukken toekomen aan de bevoegde instantie van de andere Staat met inachtneming van de aldaar geldende voorschriften ter verzekering van de geheimhouding.

    In de Bondsrepubliek Duitsland houdt de Bondsminister van Defensie in het geval van een voorgenomen aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel de onder 3 bedoelde verklaringen en een exemplaar van de onder 2 a en b bedoelde verklaring achter en doet vervolgens de stukken en het tweede exemplaar van de onder 2 a en b bedoelde verklaring aan de Bondsminister van Justitie toekomen, die voor het toezenden van de stukken en van de verklaring aan de door de aanvrager aangewezen vertegenwoordiger zorg draagt en de vertegenwoordiger uitdrukkelijk verplicht tot geheimhouding der stukken.

    In het geval van overbrenging van technische gegevens houdt de Bondsminister van Defensie een exemplaar der stukken, de onder 3 genoemde verklaringen en een exemplaar van de onder 2 a en b genoemde verklaring achter en doet vervolgens het tweede exemplaar van de stukken en van de onder 2 a en b genoemde verklaring aan de ontvanger toekomen, waarbij hij de ontvanger uitdrukkelijk verplicht tot geheimhouding van de stukken.

    Indien in het geval van overbrenging van technische gegevens de verzoeker een vertegenwoordiger heeft aangewezen en deze aan de onder a bedoelde voorwaarden voldoet, doet de Bondsminister van Defensie het in het vorige lid genoemde tweede exemplaar van de stukken en het tweede exemplaar van de onder 2 a en b bedoelde verklaring aan de Bondsminister van Justitie toekomen, die voor doorzending aan de vertegenwoordiger zorg draagt en deze uitdrukkelijk tot geheimhouding verplicht.

    In het Koninkrijk der Nederlanden houdt de Minister van Defensie in het geval van een voorgenomen octrooiaanvrage de onder 3 bedoelde verklaringen en een exemplaar van de onder 2 a en b bedoelde verklaring achter en doet vervolgens de stukken en het tweede exemplaar van laatstgenoemde verklaring aan de door de aanvrager aangewezen vertegenwoordiger toekomen en verplicht deze tot geheimhouding van de stukken.

    In het geval van overbrenging van technische gegevens houdt de Minister van Defensie een exemplaar van de stukken, de onder 3 bedoelde verklaringen en een exemplaar van de onder 2 a en b bedoelde verklaring achter en doet vervolgens het tweede exemplaar van de stukken en van de onder 2 a en b bedoelde verklaring aan de door de verzoeker aangewezen vertegenwoordiger of de ontvanger toekomen, waarbij hij de vertegenwoordiger of de ontvanger verplicht tot geheimhouding van de stukken.

  • 6) Voor de uitvindingen waarvoor een aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel is of moet worden ingediend, en voor de technische gegevens wordt in de andere Staat door de bevoegde instantie onverwijld geheimhouding opgelegd onder toekenning van de graad van geheimhouding die overeenkomt met de in de Staat van oorsprong verleende graad van geheimhouding. De in beide Staten geldende graden van geheimhouding zijn:

    in de Bondsrepubliek Duitsland:

    in het Koninkrijk der Nederlanden:

    STRENG GEHEIM

    GEHEIM

    VS-VERTRAULICH

    VS-NUR FÜR DEN DIENSTGEBRAUCH

    ZEER GEHEIM

    GEHEIM

    CONFIDENTIEEL of VERTROUWELIJK

    DIENSTGEHEIM

    De maatregelen ter verzekering van geheimhouding waarin de administratieve voorschriften van de betrokken Staat voorzien, worden op die uitvindingen en technische gegevens toegepast.

  • 7) De vertegenwoordiger die een aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel bij de octrooiverlenende instantie van de andere Staat indient, moet bij die aanvrage het hem toegezonden exemplaar van de onder 2 a en b bedoelde verklaring voegen.

  • 8) De vertegenwoordiger legt tegelijk met de indiening van de aanvrage om octrooi of betreffende een gebruiksmodel bij de octrooiverlenende instantie van de andere Staat een tweede exemplaar van die aanvrage over aan de aldaar bevoegde instantie, eventueel onder vermelding van het nummer van inschrijving en de datum van indiening van de overeenkomstige oorspronkelijke aanvrage.

  • 9) De gehele verdere briefwisseling tussen de aanvrager in de ene Staat en de octrooiverlenende instantie of de vertegenwoordiger in de andere Staat of tussen de partijen bij de uitwisseling van technische gegevens moet, voorzover zij betrekking heeft op de uitvindingen die het onderwerp vormen van de aanvrage om octrooi, of betreffende een gebruiksmodel of op de overgebrachte technische gegevens, geschieden op de wijze die in deze procedureregeling voor de overbrenging van stukken is voorgeschreven en met inachtneming van de in de betrokken Staat geldende voorschriften ter verzekering van de geheimhouding.

    Tot de briefwisseling die ongerubriceerd langs normale weg gevoerd kan worden, behoren formele bescheiden van de octrooiverlenende instanties en betalingen van taxen en de daarop betrekking hebbende briefwisseling, voorzover daarbij van mededelingen over het onderwerp der uitvinding wordt afgezien.

  • 10) De mededeling van de Regering van de Staat van oorsprong over een voorgenomen opheffing van de geheimhouding, alsmede over een opheffing van de geheimhouding die heeft plaatsgevonden, moet worden gericht tot de bevoegde instantie van de andere Staat.

Naar boven