Benelux-Overeenkomst betreffende de uitoefening van de advocatuur, Brussel, 12-12-1968

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-09-1971 t/m heden

Benelux-Overeenkomst betreffende de uitoefening van de advocatuur

Authentiek : NL

Benelux-Overeenkomst betreffende de uitoefening van de advocatuur

De Regeringen van de Beneluxlanden, die deze Overeenkomst hebben ondertekend,

Overwegende dat de voortdurend verdergaande economische integratie van de Beneluxlanden en de toeneming van de gemeenschappelijke rechtsregels het gewenst maken de uitoefening van de advocatuur en daarmede de rechtsbedeling te vergemakkelijken;

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

  • 1 De advocaten die in een van de Overeenkomstsluitende Staten zijn ingeschreven, kunnen in burgerlijke zaken, strafzaken en administratieve zaken pleiten voor de rechtsprekende instanties van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mits zij worden bijgestaan door een advocaat die gerechtigd is te pleiten ter plaatse waar zij aldus werkzaam zijn, en wel met dezelfde voorrechten en dezelfde verplichtingen als de advocaat die hen bijstaat.

  • 2 Het recht om te pleiten omvat het recht het dossier in te zien en het recht om de gedetineerde te bezoeken.

Artikel 2

De advocaten dragen in voorkomend geval het costuum van de balie waartoe zij behoren of het costuum van de ontvangende balie.

Artikel 3

  • 1 De beoordeling van overtredingen van de ereregelen door de advocaat in de uitoefening van de in artikel 1 genoemde werkzaamheden behoort tot de bevoegdheid van de tuchtrechtelijke autoriteiten van de ontvangende balie, onverminderd de bevoegdheid van de tuchtrechtelijke autoriteiten van de balie waartoe de betrokken advocaat behoort.

  • 2 De raad van toezicht van de orde der ontvangende balie kan de advocaat voor een periode van ten hoogste een jaar het recht ontzeggen om de in artikel 1 genoemde werkzaamheden te verrichten binnen het arrondissement waar de ontvangende balie is gevestigd. Indien en voor zover de spoed zulks vereist, heeft de deken of stafhouder van de raad dezelfde bevoegdheid.

  • 3 De tuchtrechtelijke autoriteiten van de balie waartoe de betrokken advocaat behoort worden ingelicht omtrent de beslissing en de omstandigheden die tot die beslissing hebben geleid.

Artikel 4

Indien en zolang deze Overeenkomst van kracht is voor de drie Beneluxlanden, worden de bepalingen daarvan aangemerkt als gemeenschappelijke rechtsregels voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof.

Artikel 5

  • 1 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst slechts van toepassing op het in Europa gelegen grondgebied.

  • 2 De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan de toepassing van deze Overeenkomst uitbreiden tot Suriname en de Nederlandse Antillen bij een daartoe strekkende verklaring, te richten tot de Belgische Regering. Deze uitbreiding zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de ontvangst van deze verklaring door de Belgische Regering.

Artikel 7

  • 1 Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij de Belgische Regering.

  • 2 Deze Overeenkomst zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de datum van de nederlegging van de tweede akte van bekrachtiging.

  • 3 Voor de Regering van het Beneluxland die de Overeenkomst bekrachtigt na de nederlegging van de tweede akte van bekrachtiging, zal de Overeenkomst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de datum van de nederlegging van haar akte van bekrachtiging.

Artikel 8

  • 1 Deze Overeenkomst kan slechts worden opgezegd na overleg tussen de Regeringen van de Beneluxlanden.

  • 2 Opzegging geschiedt door middel van een kennisgeving, gericht aan de Belgische Regering. De opzegging wordt van kracht één jaar na de dag waarop de Belgische Regering de kennisgeving van opzegging heeft ontvangen. Indien de Overeenkomst voor de drie Beneluxlanden van kracht is, heeft de opzegging slechts rechtsgevolg ten aanzien van de Regering van het Beneluxland die hiervan kennis heeft gegeven.

  • 3 Opzegging door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden kan beperkt worden tot de gebieden of tot een van de gebieden, bedoeld in artikel 5, lid 2.

Artikel 9

De Belgische Regering zal aan de Nederlandse en de Luxemburgse Regering kennis geven van:

  • a. elke ondertekening en elke nederlegging van een akte van bekrachtiging;

  • b. de data waarop deze Overeenkomst in werking treedt op grond van artikel 7, leden 2 en 3,

  • c. de kennisgevingen ontvangen op grond van de artikelen 5, lid 2, en 8, leden 2 en 3.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 12 december 1968, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in de archieven van de Belgische Regering, die daarvan gewaarmerkte afschriften zal verschaffen aan de Regeringen van de drie Beneluxlanden.

Memorie van toelichting

Algemeen

De toenemende economische en culturele samenwerking tussen de Beneluxlanden, het toenemende wegverkeer en de te verwachten toeneming van het aantal eenvormige wetten en parallelle wetgevingen hebben de regeringen ertoe geleid nu reeds maatregelen te overwegen waardoor hun advocaten het recht verkrijgen als zodanig te pleiten voor de rechtsprekende instanties van de beide andere landen, op voorwaarde dat zij worden bijgestaan door een advocaat van het land waar de zaak dient.

De huidige toestand in de drie landen is de volgende:

  • a) In België mogen buitenlandse advocaten voor de Belgische rechter pleiten, indien het land waarvan zij onderdaan zijn dezelfde faciliteiten verleent aan Belgische advocaten.

    Bijstand van een Belgische advocaat, hoewel niet vereist, is gewenst. Daarentegen is wel vereist, dat de buitenlandse advocaat door de autoriteit, die in zijn land bevoegd is ten aanzien van de advocatuur, is voorgesteld aan de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Belgische rechtscollege, ten overstaan waarvan hij zijn pleidooi moet houden.

    Buitenlandse advocaten kunnen slechts toegang tot een gevangenis krijgen op vertoon van een bijzondere machtiging, die op advies van de procureur des Konings en van de stafhouder van de Orde van advocaten van het arrondissement waar de strafinrichting zich bevindt door de minister van justitie wordt afgegeven.

  • b) In Luxemburg wordt in de wetgeving betreffende de regeling van de rechtspraak als beginsel gesteld, dat uitsluitend Luxemburgse advocaten en advocaten-procureurs, die voor het Hof de beroepseed hebben afgelegd, voor de rechter mogen pleiten.

    De president van het betreffende rechtscollege kan echter bij wijze van uitzondering een buitenlandse advocaat toestaan vóór dat rechtscollege een pleidooi te houden wanneer ernstige redenen of het belang van de cliënt een zodanige uitzondering rechtvaardigen.

    Krachtens een voorschrift van de balie dienen buitenlandse advocaten bovendien toestemming te vragen aan en te hebben ontvangen van de Deken van de Orde van advocaten en zich te doen bijstaan door een Luxemburgse advocaat of advocaat-procureur. De buitenlandse advocaat, die toestemming heeft gekregen om in een bepaalde zaak vóór een Luxemburgse rechter te pleiten en die zijn in hechtenis bevindende cliënt wenst te bezoeken, heeft daartoe een bijzondere machtiging nodig. Deze machtiging wordt verstrekt hetzij door de rechter van instructie, indien de cliënt zich in voorlopige hechtenis bevindt, hetzij door de «procureur d'Etat», indien de cliënt reeds is veroordeeld. Volgens de rechtspraktijk wordt deze machtiging verleend op voorwaarde dat de Luxemburgse advocaat bij het bezoek aanwezig is.

  • c) In Nederland bestaan geen wettelijke bepalingen, die voorzien in de mogelijkheid, dat buitenlandse advocaten als zodanig voor de Nederlandse rechter de zaken van hun cliënt behandelen. Wel zou de rechter in daarvoor in aanmerking komende gevallen kunnen goedvinden, dat de Nederlandse advocaat of procureur zich door een buitenlandse confrère doet bijstaan bij de gerechtelijke behandeling van een zaak. Dit laatste geschiedt dan echter niet krachtens enig wettelijk voorschrift.

    Volgens de geldende bepalingen kunnen buitenlandse advocaten als regel niet optreden als raadsman in strafzaken. Bijgevolg missen zij ook het recht een verdachte te bezoeken die zich in een strafinrichting bevindt.

Opgemerkt zij, dat e.e.a. niet in strijd is met het Benelux-Unieverdrag: volgens artikel 61, lid 1, sub b) van dit Verdrag is namelijk artikel 2, lid 2, sub b) van dat Verdrag, krachtens hetwelk de onderdanen der drie landen bij de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden dezelfde behandeling genieten als de respectieve nationale onderdanen, niet van toepassing op het beroep van advocaat. In het gemeenschappelijke commentaar bij de artikelen van het Unieverdrag wordt erop gewezen, dat deze uitzondering zich niet verzet tegen de gebruiken van de balie die in meerdere of mindere mate het pleiten door buitenlandse advocaten toelaten. De onderhavige Overeenkomst heeft tot doel eenheid te brengen in bedoelde gebruiken en deze uit te breiden.

Toelichting op de artikelen

Artikel 1

De Overeenkomst beperkt zich tot het pleiten en de daarmee samenhangende verplichtingen en strekt zich niet uit tot de vertegenwoordiging van partijen.

De buitenlandse advocaat zal zich dienen te houden aan de wettelijke voorschriften en gebruiken van het rechtscollege waarvoor hij pleit. Hierbij wordt onder meer gedacht aan de bepalingen betreffende het taalgebruik in rechtszaken.

De buitenlandse advocaat mag pleiten met bijstand van een plaatselijk advocaat. Deze bijstand sluit niet noodzakelijkerwijze de voortdurende aanwezigheid van de plaatselijke advocaat in. De vorm die deze bijstand dient aan te nemen wordt overgelaten aan het oordeel van laatstgenoemde, gelet op de wettelijke bepalingen betreffende de rechterlijke organisatie en de procedure, alsmede op de ereregelen van zijn balie en de bijzonderheden van de zaak.

Bij de uitoefening van zijn functie geniet de buitenlandse advocaat dezelfde voorrechten als de advocaat van het land waar de zaak dient, met name ten aanzien van het beroepsgeheim en de onschendbaarheid van zijn dossier.

De buitenlandse advocaat die wordt bijgestaan door een plaatselijke advocaat, heeft dezelfde rechten als deze laatste ten aanzien van de inzage van het dossier en het contact met de gedetineerde door bezoek en correspondentie. Hij behoeft niet meer formaliteiten te vervullen dan voor de plaatselijke advocaat gelden.

Artikel 2

Ten aanzien van het dragen van de toga zullen de advocaten zich dienen te houden aan de plaatselijke gebruiken. Zij hebben niettemin de keuze tussen de toga van de balie waartoe zij behoren of de toga van de ontvangende balie.

Artikel 3

De beperkte tuchtrechtelijke bevoegdheid van de autoriteiten van de ontvangende balie t.a.v. buitenlandse advocaten zal volgens dezelfde regels worden uitgeoefend als die welke toepasselijk zijn op de ter plaatse ingeschreven advocaten. Het gekozen stelsel is gebaseerd op de gebruiken die in het algemeen in België worden gevolgd, maar heeft niet ten doel de balies te verplichten tuchtrechtspraak uit te oefenen over buitenlandse advocaten, indien zulks niet strookt met hun gebruiken.

Zulks neemt niet weg, dat de buitenlandse advocaat onderworpen blijft aan de tuchtrechtspraak van zijn eigen balie, waarvan de autoriteiten zullen beoordelen of de overtredingen aanleiding dienen te geven tot sancties hunnerzijds. Overleg terzake tussen de betrokken balies zou wenselijk kunnen blijken.

Artikelen 6. en volgende

De formulering van deze artikelen wijkt af van die, welke in het algemeen in Benelux-Overeenkomsten wordt gebezigd. Hierdoor wordt het mogelijk, dat de Overeenkomst tussen twee Staten in werking treedt, zodra deze haar hebben bekrachtigd en dat de derde Staat er zich later bij aansluit.

Naar boven