Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië, Tunis, 11-02-1964

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 20-01-1966 t/m heden

Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië

Authentiek : FR

Accord Culturel entre le Royaume des Pays-Bas et la République Tunisienne

Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas et le Gouvernement de la République Tunisienne, désireux de resserrer les liens culturels entre les deux Pays et d'établir une coopération étroite dans les domaines de l'enseignement, des sciences et des arts, et afin de consolider l'entente amicale et de maintenir la compréhension la plus complète entre les deux peuples, ont décidé de conclure un accord culturel et sont convenus des dispositions suivantes:

Article I

Les Parties contractantes s'engagent à encourager entre les deux pays la coopération culturelle, scientifique et artistique et cela en prenant toutes les dispositions nécessaires à cette fin. Elles s'engagent notamment:

  • a) à encourager l'échange de personnel universitaire, de professeurs, de savants, de chercheurs scientifiques et d'étudiants entre les instituts scientifiques et les universités des deux Pays et à leur accorder toutes les facilités relatives à l'entrée et à la résidence, et ce, conformément aux lois en vigueur dans chacun des deux Pays;

  • b) à créer, chacune dans son Pays, des bourses d'études, afin de permettre aux étudiants et aux jeunes diplômés de l'autre Pays de poursuivre leurs études dans des instituts scientifiques et universités ou de parfaire leur formation scientifique;

  • c) à faciliter aux boursiers, étudiants, stagiaires et chercheurs scientifiques l'accès aux monuments, bibliothèques, collections d'archives, musées et autres institutions culturelles et scientifiques;

  • d) à encourager l'organisation d'expositions, de concerts et de conférences qui feront meiux connaître la culture de l'autre Pays;

  • e) à favoriser la coopération culturelle, scientifique, sportive et sociale entre les institutions éducatives reconnues dans les deux Pays;

  • f) à faciliter, chacune sur son propre territoire, les activités en matière d'archéologie entreprises par l'autre Pays, conformément aux lois en vigueur dans chacun des deux Pays.

Article II

Les Autorités compétentes dans chacun des deux Pays prendront les dispositions nécessaires pour estimer la valeur des diplômes et des titres académiques délivrés par les institutions de l'autre Pays.

Article III

Les Parties contractantes autoriseront la création d'associations bilatérales sur leurs territoires respectifs ayant pour but de promouvoir la coopération scientifique et culturelle entre les deux Pays. Ces associations seront soumises aux lois et aux règlements en vigueur dans chaque Pays.

Article IV

Les Autorités compétentes des Parties contractantes établiront de commun accord les mesures de détail nécessaires à l'exécution des dispositions des articles ci-dessus. A cet effet, il sera constitué dans chacun des deux Pays une commission appelée à soumettre au Gouvernement des suggestions quant à l'exécution du présent accord.

Dans chacun des deux Pays, les membres de cette commission seront désignés par le Ministre responsable de l'exécution du présent accord. Le représentant diplomatique de l'autre Pays contractant pourra être invité à prendre part aux délibérations de cette commission.

Article V

Le présent accord sera ratifié et les instruments de ratification seront échangés à La Haye dans le plus bref délai possible. L'accord entrera en vigueur à la date de l'échange des instruments de ratification.

Article VI

En ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas, le présent accord s'appliquera au territoire en Europe.

Article VII

Le présent accord restera en vigueur pour une période de cinq ans. S'il n'a pas été dénoncé six mois avant la date de son expiration, il sera prorogé par voie de tacite reconduction, chacune des Parties contractantes se réservant, en ce cas, le droit de le dénoncer à tout moment moyennant un préavis de six mois.

EN FOI DE QUOI, les Plénipotentiaires respectifs ont signé le présent accord et y ont apposé leurs sceaux.

FAIT à Tunis, le 11 février 1964, en double exemplaire, en langue française.

Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas,

(s.) Th. P. BERGSMA

Pour le Gouvernement de la République Tunisienne,

(s.) TAÏEB SAHBANI

Vertaling : NL

Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Tunesië, de wens koesterende de culturele banden tussen de beide landen te versterken en een nauwe samenwerking op het gebied van onderwijs, kunsten en wetenschappen te bewerkstelligen, de vriendschappelijke verstandhouding te bevestigen en een zo volledig mogelijk begrip tussen de beide volken te handhaven, hebben besloten een culturele overeenkomst te sluiten en zijn de volgende bepalingen overeengekomen:

Artikel I

De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich de samenwerking tussen de beide landen op het gebied van cultuur, kunst en wetenschappen aan te moedigen en wel door het nemen van alle daartoe noodzakelijke maatregelen. Zij verbinden zich met name ertoe:

  • a) de uitwisseling te bevorderen van leden van de wetenschappelijke staf van instellingen van hoger onderwijs, van hoogleraren, geleerden, wetenschappelijke onderzoekers en studenten tussen de wetenschappelijke instellingen en de universiteiten van beide landen, en hun alle faciliteiten te verlenen met betrekking tot de binnenkomst en het verblijf, zulks overeenkomstig de in elk der beide landen van kracht zijnde wetten;

  • b) elk in haar eigen land studiebeurzen in te stellen teneinde studenten en jonge afgestudeerden van het andere land de gelegenheid te bieden hun studie voort te zetten aan wetenschappelijke instellingen en universiteiten, dan wel hun wetenschappelijke opleiding te voltooien;

  • c) aan bursalen, studenten, stagiaires en wetenschappelijke onderzoekers de toegang tot monumenten, bibliotheken, archiefcollecties, musea en andere culturele en wetenschappelijke instellingen te vergemakkelijken;

  • d) de organisatie van tentoonstellingen, concerten en lezingen aan te moedigen die tot een betere kennis van de cultuur van het andere land bijdragen;

  • e) de samenwerking op het gebied van cultuur, wetenschap, sport en maatschappelijk leven te bevorderen tussen de in beide landen erkende onderwijsinstellingen;

  • f) elk op haar eigen grondgebied, en overeenkomstig de in elk der beide landen van kracht zijnde wetten, werkzaamheden op het gebied der oudheidkunde door het andere land ondernomen te vergemakkelijken.

Artikel II

De bevoegde Autoriteiten in elk der beide landen nemen de maatregelen die noodzakelijk zijn om de waarde der door de instellingen van het andere land verleende diploma's en academische titels te bepalen.

Artikel III

De Overeenkomstsluitende Partijen keuren de oprichting van bilaterale genootschappen op Hun onderscheiden grondgebieden goed, welke ten doel hebben de wetenschappelijke en culturele samenwerking tussen de beide landen te bevorderen. Deze genootschappen zijn aan de in elk land van kracht zijnde wetten en voorschriften onderworpen.

Artikel IV

De bevoegde Autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen treffen in onderling overleg de nadere maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van het bepaalde in de bovenstaande artikelen. Te dien einde wordt in elk van beide landen een commissie ingesteld die tot taak heeft aan de Regering voorstellen te doen ter uitvoering van de onderhavige Overeenkomst.

In elk van beide landen worden de leden van deze commissie benoemd door de Minister die voor de uitvoering van de onderhavige Overeenkomst verantwoordelijk is. De diplomatieke vertegenwoordiger van de andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden uitgenodigd aan de beraadslagingen van die commissie deel te nemen.

Artikel V

De onderhavige Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te 's-Gravenhage worden uitgewisseld. De Overeenkomst zal in werking treden op de datum van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

Artikel VI

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is de onderhavige Overeenkomst van toepassing op het in Europa gelegen gebied.

Artikel VII

De onderhavige Overeenkomst blijft van kracht voor een tijdvak van vijf jaar. Indien zij niet zes maanden voor de datum van haar beëindiging is opgezegd, wordt zij stilzwijgend verlengd, met dien verstande dat elk van de Overeenkomstsluitende Partijen zich in dat geval het recht voorbehoudt haar op ieder tijdstip op te zeggen met inachtneming van een termijn van zes maanden.

TEN BLIJKE WAARVAN de onderscheidene Gevolmachtigenden de onderhavige Overeenkomst hebben ondertekend en van hun zegels voorzien.

GEDAAN te Tunis, de 11e februari 1964, in tweevoud, in de Franse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) Th. P. BERGSMA

Voor de Regering van de Republiek Tunesië,

(w.g.) TAÏEB SAHBANI

Naar boven