Briefwisseling houdende vaststelling van een addendum bij het Verdrag tussen het Koninkrijk [...] de culturele en intellectuele betrekkingen, Brussel, 26-03-1969

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1997. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 11-12-1969 t/m heden

Briefwisseling houdende vaststelling van een addendum bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de culturele en intellectuele betrekkingen

Authentiek : NL

Nr. I

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1997. Zie het overzicht van wijzigingen]

MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

EN BUITENLANDSE HANDEL

Brussel, 12 november 1968.

Mijnheer de Ambassadeur,

Ik heb de eer te verwijzen naar besprekingen tussen vertegenwoordigers van onze onderscheiden Regeringen aangaande de mogelijkheid een overeenkomst te sluiten tot vaststelling van een addendum bij het op 16 mei 1946 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de culturele en intellectuele betrekkingen. Dit addendum, dat dient tot regeling van de coproductie tussen België en Nederland van films, zulks met inachtneming van de in beide landen bestaande wetten en regelingen op het gebied van de film, zou de volgende bepalingen kunnen inhouden:

  • 1. Coproductie-beginsel

    De vervaardiging van goede korte, zowel als lange films in coproductie tussen Nederlandse en Belgische producenten zal worden aangemoedigd.

    Dergelijke films zullen door de Regeringen van beide landen als nationale films worden beschouwd en de voordelen genieten die door beide Regeringen daaraan worden of zullen worden toegekend.

  • 2. Medewerkers

    De auteurs, de artistieke en de technische medewerkers, die bij de in coproductie vervaardigde films zijn betrokken, moeten in beginsel de Nederlandse of de Belgische nationaliteit bezitten. Het aantal van deze medewerkers zal, voor wat betreft hun nationaliteit, bij iedere productie in redelijke verhouding moeten staan tot de financiële participatie van beide landen in deze productie.

    Slechts bij hoge uitzonderingen kunnen medewerkers uit derde landen worden aangetrokken.

  • 3. Beeldopnamen, studio- en laboratoriumwerkzaamheden

    In beginsel zullen de beeldopnamen, de studio- en laboratoriumwerkzaamheden in beide of in een van beide landen moeten plaatsvinden. Alleen bij hoge uitzonderingen kan van deze regel worden afgeweken.

  • 4. Participaties

    Van de goedgekeurde productiekosten zal ten minste 30 % voor rekening komen van één van beide landen.

  • 5. Ontvangsten

    De verdeling der ontvangsten geschiedt in beginsel naar rato van het aandeel van ieder der coproducenten in de totale productiekosten.

  • 6. Erkenning

    Ten behoeve van de erkenning van een coproductie in de zin van dit addendum dient een aanvraag te worden ingediend bij de bevoegde instanties van beide landen, te weten:

voor Nederland: het Directoraat-Generaal voor Culturele Zaken van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

en

voor België: het Algemeen bestuur, Culturele Zaken, van het Ministerie van de Nederlandse c.q. Franse Cultuur,

onder overlegging van voldoende documentatie nodig voor de beoordeling van de productie.

Beide instanties zullen de aanvraag toetsen aan de onder 1 t/m 5 genoemde criteria en in onderling overleg beslissen over bedoelde erkenning. Deze beslissing zal binnen tien weken na indiening van de aanvraag schriftelijk aan de betrokkenen worden medegedeeld. Indien het niet mogelijk blijkt de behandeling van de aanvraag binnen de evengenoemde termijn af te sluiten, zijn beide instanties gerechtigd van deze termijn af te wijken. Zij dienen in dat geval betrokkenen hiervan in kennis te stellen.

Indien deze bepalingen voor de Nederlandse Regering aanvaardbaar zijn, heb ik de eer voor te stellen, dat deze brief en Uwer Excellentie's bevestigend antwoord daarop een overeenkomst tussen onze beide Regeringen tot vaststelling van het addendum vormen, welke overeenkomst in werking treedt op de dag waarop de Regering van het Koninkrijk België van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden een kennisgeving ontvangt, waarin wordt medegedeeld dat aan de in het Koninkrijk der Nederlanden geldende grondwettelijke voorschriften is voldaan.

Gelieve, Mijnheer de Ambassadeur, de hernieuwde verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

(w.g.) PIERRE HARMEL

Aan Zijne Excellentie

de Heer J. A. G. Baron de Vos van Steenwijk

Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur

van het Koninkrijk der Nederlanden

te Brussel

Nr. II

AMBASSADE VAN HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

4507/

Brussel, 26 maart 1969

Mijnheer de Minister,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uwer Excellentie's brief van 12 november 1968, waarvan de inhoud als volgt luidt:

[Red: (Zoals in Nr. I)]

Ik heb de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat de bepalingen van het addendum zoals omschreven in bovengenoemde brief voor de Nederlandse Regering aanvaardbaar zijn, zodat die brief en het onderhavige antwoord daarop een overeenkomst tussen onze beide Regeringen tot vaststelling van het addendum vormen, welke overeenkomst in werking treedt op de dag waarop de Regering van het Koninkrijk België van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden een kennisgeving ontvangt, waarin wordt medegedeeld dat aan de in het Koninkrijk der Nederlanden geldende grondwettelijke voorschriften is voldaan.

Gelief, Mijnheer de Minister, de hernieuwde verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Ambassadeur der Nederlanden,

(w.g.) J. A. DE VOS VAN STEENWIJK

Aan Zijne Excellentie

de Heer P. Harmel,

Minister van Buitenlandse Zaken

en Buitenlandse Handel

te Brussel

Naar boven