-
a. „ongeval”, een ongewenste of onbedoelde plotselinge gebeurtenis of reeks gebeurtenissen
van die aard met schadelijke gevolgen; ongevallen worden in de volgende categorieën
onderverdeeld: botsingen, ontsporingen, ongevallen op spoorwegovergangen, persoonlijke
ongevallen veroorzaakt door rollend materieel in rijdende toestand, branden en andere
ongevallen;
-
b. „constructietypetoelating”, het verleende recht uit hoofde waarvan de bevoegde autoriteit
een constructietype spoorvoertuig toelaat op grond waarvan het gebruik wordt toegestaan
van voertuigen die met dat type overeenkomen;
-
c. „gebruikstoelating”, het verleende recht uit hoofde waarvan de bevoegde autoriteit
elk spoorvoertuig of ander spoorwegmaterieel toelaat tot het rijden in het internationaal
verkeer;
-
d. „Commissie van technisch deskundigen”, de Commissie voorzien in artikel 13, § 1, onderdeel f, van het Verdrag.
-
da. „aanbestedende dienst”, elke openbare of particuliere entiteit die opdracht geeft
voor het ontwerp of de constructie of de vernieuwing of verbetering van een subsysteem.
Deze entiteit kan een spoorwegonderneming, een infrastructuurbeheerder, een houder
of een concessionaris die belast is met de uitvoering van een project zijn;
-
e. „Verdragsstaat”, elke Lidstaat van de Organisatie, die geen verklaring met betrekking
tot deze Uniforme Regelen heeft afgelegd overeenkomstig artikel 42, § 1, eerste zin, van het Verdrag;
-
f. „verklaring”, het bewijs van een beoordeling of onderdeel van beoordelingen verricht
teneinde te bevestigen dat een voertuig, constructietype of een element van een constructie
voldoet aan de bepalingen van de APTU Uniforme Regelen en de UTP’s (met inbegrip van
relevante specifieke gevallen en nationale specificaties die van kracht zijn overeenkomstig
artikel 12 van de APTU Uniforme Regelen);
-
g. „element van een constructie” of „onderdeel”, een basiscomponent, groep componenten,
deel van een samenstel of volledig samenstel van materieel, deel uitmakend of bestemd
om deel uit te maken van een spoorvoertuig, ander spoorwegmaterieel of infrastructuur;
het begrip „element van een constructie” dekt niet alleen materiële, maar ook immateriële
objecten, zoals programmatuur;
-
h. „de met het onderhoud belaste entiteit” (ECM), de entiteit die belast is met het onderhoud
van een voertuig en als zodanig geregistreerd is in het voertuigenregister overeenkomstig
artikel 13; deze omschrijving is eveneens van toepassing op ander spoorwegmaterieel;
-
i. „essentiële eisen, alle in de APTU Uniforme Regelen omschreven voorwaarden waaraan het spoorwegsysteem, de subsystemen en de interoperabiliteitsonderdelen,
met inbegrip van de interfaces, moeten voldoen;
-
j. „incident”, elk ander voorval dan een ongeval of een ernstig ongeval, dat verband
houdt met de exploitatie van treinen en dat de veiligheid van de exploitatie aantast;
-
k. „infrastructuurbeheerder”, elke onderneming of elke autoriteit die een spoorweginfrastructuur
beheert;
-
l. „internationaal verkeer”, het rijden van spoorvoertuigen over spoorlijnen die gelegen
zijn op het grondgebied van ten minste twee Verdragsstaten;
-
m. „onderzoek”, een procedure die beoogt ongevallen en incidenten te voorkomen, waaronder
de verzameling en analyse van informatie, het trekken van conclusies, daarbij inbegrepen
het vaststellen van de oorzaken (handelingen, verzuimen, gebeurtenissen, omstandigheden
of een combinatie daarvan die tot het ongeval of incident hebben geleid) en, waar
nodig, het doen van veiligheidsaanbevelingen.
-
n. „houder”, de persoon of entiteit die eigenaar is van een voertuig of het recht heeft
het te gebruiken, het voertuig exploiteert als vervoermiddel en als zodanig geregistreerd
is in het voertuigenregister bedoeld in artikel 13;
-
o. „onderhoudsdossier”, document(en) waarin de inspecties en onderhoudswerkzaamheden
worden beschreven die uitgevoerd moeten worden aan een (type) voertuig of ander spoorwegmaterieel
en dat/die is/zijn opgezet volgens de regels en specificaties in de UTP’s, met inbegrip
van eventuele specifieke gevallen en van kracht zijnde nationale technische specificaties,
overeenkomstig artikel 12 van de APTU Uniforme Regelen;
-
p. „dossier omtrent staat van onderhoud”, de documentatie met betrekking tot een toegelaten
voertuig of ander spoorwegmaterieel over de gebruiksgeschiedenis, de verrichte inspecties
en onderhoudswerkzaamheden;
-
q. „netwerk”, de lijnen, stations, terminals en alle soorten vaste uitrusting die nodig
zijn voor een veilige en continue werking van het spoorwegsysteem;
-
r. „open punten”, de technische aspecten die betrekking hebben op essentiële eisen die
niet expliciet aan de orde komen in een UTP;
-
s. „ander spoorwegmaterieel”, elk spoorwegmaterieel dat bestemd is voor gebruik in het
internationaal verkeer en dat geen spoorvoertuig is;
-
t. „spoorwegvervoeronderneming”, elke privaatrechtelijke of publiekrechtelijke onderneming:
-
u. „spoorweginfrastructuur” (of alleen „infrastructuur”), alle spoorlijnen en vaste installaties,
voor zover deze nodig zijn voor de compatibiliteit met spoorvoertuigen en ander spoorwegmaterieel
toegelaten overeenkomstig deze Uniforme Regelen en voor het rijden in alle veiligheid
van deze voertuigen en ander spoorwegmaterieel;
-
v. „spoorwegmaterieel”, spoorvoertuigen, ander spoorwegmaterieel en spoorweginfrastructuren;
-
w. „spoorvoertuig”, elk voertuig dat geschikt is om zich met of zonder tractie op eigen
wielen voort te bewegen over spoorlijnen;
-
x. „regionale organisatie”, een organisatie zoals omschreven in artikel 38 van het Verdrag
binnen de exclusieve bevoegdheid die haar door de Verdragsstaten werd verleend;
-
y. „vernieuwing”, belangrijke vervangingswerkzaamheden uitgevoerd op een subsysteem of
deel van een subsysteem en die geen wijziging van de algemene prestaties van het subsysteem
tot gevolg hebben;
-
ya. „RID”, Aanhangsel C bij het Verdrag;
-
z. „ernstig ongeval”, elke botsing of ontsporing van treinen, waarbij ten minste één
persoon omkomt of vijf of meer personen ernstig gewond raken of grote schade aan het
rollend materieel, de infrastructuur of het milieu wordt veroorzaakt, dan wel elk
soortgelijk ongeval dat duidelijk consequenties heeft voor de regelgeving op het gebied
van de veiligheid op het spoor of het veiligheidsbeheer; onder „grote schade” wordt
verstaan schade waarvan de totale kosten onmiddellijk door de onderzoekende instantie
op ten minste 1,8 miljoen SDR kunnen worden geraamd;
-
aa. „specifiek geval”, elk deel van het spoorwegsysteem van de Verdragsstaten waarvoor
om geografische of topografische redenen of omwille van het stadsmilieu of de coherentie
met het bestaande systeem, bijzondere tijdelijke of definitieve bepalingen in de UTP’s
moeten worden opgenomen. Dergelijke gevallen zijn bijvoorbeeld spoorlijnen en -netwerken
die niet verbonden zijn met de rest van het netwerk, het profiel, de spoorwijdte of
de spoorafstand, alsmede voertuigen en ander spoorwegmaterieel die uitsluitend bestemd
zijn voor lokaal, regionaal of historisch gebruik en voertuigen en ander spoorwegmaterieel
afkomstig uit of bestemd voor derde landen;
-
bb. „subsysteem”, het resultaat van de onderverdeling van het spoorwegsysteem, zoals in
de UTP’s aangegeven; deze subsystemen waarvoor essentiële eisen moeten worden gedefinieerd,
kunnen van structurele of functionele aard zijn;
-
cc. „technische toelating”, de procedure die door de bevoegde autoriteit wordt gevolgd
om een spoorvoertuig of ander spoorwegmaterieel tot het rijden of tot het gebruik
in het internationaal verkeer toe te laten of om een constructietype toe te laten;
-
dd. „technisch certificaat”, het officiële bewijs van de technische toelating in de vorm
van een geldig certificaat van de typetoelating of een geldig gebruikscertificaat;
-
ee. „technisch dossier”, de documentatie met betrekking tot het voertuig of ander spoorwegmaterieel
die alle technische kenmerken van het type bevat (typekenmerken), met inbegrip van
een gebruikershandleiding en de nodige kenmerken om het desbetreffende object of de
desbetreffende objecten te identificeren;
-
eea. „TSI”, de technische specificaties inzake interoperabiliteit aangenomen in overeenstemming
met Richtlijnen 96/48/EG, 2001/16/EG en 2008/57/EG die op elk subsysteem of deel van een subsysteem van toepassing zijn teneinde te
voldoen aan de essentiële eisen en de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem te
waarborgen;
-
ff. „constructietype”, de elementaire ontwerpkenmerken van het spoorvoertuig of ander
spoorwegmaterieel waarop een afzonderlijk onderzoekscertificaat omschreven in beoordelingsmodule
SB van de UTP’s van toepassing is;
-
gg. „verbetering”, belangrijke werkzaamheden waarbij een subsysteem of deel van een subsysteem
wordt gewijzigd en die een verbetering van de algemene prestaties van het subsysteem
tot gevolg hebben.