Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst van 16 juni 1959 tussen het Koninkrijk der [...] het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied, Bonn, 13-03-1980

[Regeling vervallen per 01-12-2015.]
Geraadpleegd op 04-05-2024.
Geldend van 01-01-1981 t/m 30-11-2015

Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst van 16 juni 1959 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied

Authentiek : NL

Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst van 16 juni 1959 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied

[Regeling vervallen per 01-12-2015]

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Bondsrepubliek Duitsland,

De wens koesterende om, voorafgaand aan een algehele herziening van de op 16 juni 1959 ondertekende „Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied” (hierna te noemen „Overeenkomst”), de fiscale positie te verbeteren van personen die in een van de Staten wonen en die in de andere Staat niet-zelfstandige arbeid uitoefenen en op deze wijze, wat de Nederlands-Duitse grens betreft, het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Gemeenschap te bevorderen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-12-2015]

  • (1) Indien een van de Staten ingevolge artikel 10, 11 of 12 van de Overeenkomst het recht tot belastingheffing heeft voor inkomsten van een natuurlijk persoon met woonplaats in de andere Staat, verleent de eerstgenoemde Staat bij de belastingheffing van deze inkomsten aan deze persoon op verzoek voor ten minste 90% de in het tweede lid opgesomde tegemoetkomingen waarop een natuurlijk persoon met woonplaats in die Staat recht heeft; indien de persoon met woonplaats in de andere Staat gehuwd is, worden bij de belastingheffing van deze inkomsten op verzoek voor ten minste 90% de in het tweede lid opgesomde tegemoetkomingen verleend waarop een natuurlijk persoon recht heeft van wie de echtgenoot c.q. echtgenote zijn of haar woonplaats eveneens in de eerstgenoemde Staat heeft. Voorwaarde daarbij is dat de inkomsten waarvoor de eerstgenoemde Staat krachtens de Overeenkomst het recht tot belastingheffing heeft ten minste 90% bedragen van het gehele inkomen van de natuurlijke persoon, en dat deze bij niet duurzaam gescheiden levende echtgenoten ten minste 90% bedragen van het gehele inkomen van beide echtgenoten.

  • (2) Met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde verlenen de Staten:

    • 1. tegemoetkomingen uit hoofde van een huwelijk, het aantal kinderen en de leeftijd;

    • 2. tegemoetkomingen ter zake van betalingen ter voorziening in het levensonderhoud van de gewezen of duurzaam gescheiden levende echtgenoot c.q. echtgenote;

    • 3. tegemoetkomingen in verband met buitengewone lasten ter zake van bevalling, ziekte, invaliditeit en overlijden;

    • 4. tegemoetkomingen ter zake van een opleiding of studie voor een beroep van de natuurlijke persoon en diens echtgenoot c.q. echtgenote.

  • (3) Het recht van elk van de Staten om verdergaande tegemoetkomingen te verlenen blijft onverlet.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-12-2015]

  • (1) De Staten verplichten zich ertoe, elkaar bijstand te verlenen bij het bezorgen van stukken betreffende de belastingheffing of de uitvoering daarvan, alsmede bij de invordering van belastingen, kosten en rente, voor zover deze bijstand voor de toepassing en de uitvoering van artikel 1 noodzakelijk is.

  • (2) Op verzoek van de hoogste belastingautoriteit van een van de Staten neemt de hoogste belastingautoriteit van de andere Staat, onder toepassing van zijn wettelijke en administratieve voorschriften, maatregelen voor het bezorgen van stukken en voor de invordering overeenkomstig het eerste lid. De aangezochte Staat is niet verplicht aan de vordering van de verzoekende Staat voorrang te verlenen vanwege het feit dat het om belastingen gaat, noch om executoire maatregelen te treffen die volgens de wettelijke en administratieve voorschriften van de verzoekende Staat niet toegestaan zijn.

  • (3) Bij verzoeken in de zin van het tweede lid dient een ambtelijke verklaring te worden gevoegd waaruit blijkt dat:

    • a) de vordering waarop het verzoek betrekking heeft een belasting betreft waarop artikel 1 van toepassing is;

    • b) tegen deze vordering geen rechtsmiddelen meer openstaan;

    • c) alle nationale invorderingsmogelijkheden zijn uitgeput of invorderingsmaatregelen op aanzienlijke moeilijkheden zouden stuiten.

  • (4) Indien tegen de vordering nog rechtsmiddelen openstaan, kan de hoogste belastingautoriteit van een van de Staten de hoogste belastingautoriteit van de andere Staat verzoeken om, ter handhaving van zijn rechten, de in de wetgeving van die andere Staat voorziene conservatoire maatregelen te treffen; met betrekking tot deze maatregelen vinden de leden 1 tot en met 3 overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-12-2015]

Dit Aanvullend Protocol is ook van toepassing op het Land Berlijn, tenzij de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland tegenover de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden binnen drie maanden na het in werking treden van dit Aanvullend Protocol een tegenovergestelde verklaring afgeeft.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-12-2015]

  • (1) Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin de Staten elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat aan de nationaal vereiste voorwaarden voor de inwerkingtreding is voldaan.

  • (2) Dit Aanvullend Protocol vindt toepassing op inkomsten die van 1 januari 1979 af zijn verkregen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-12-2015]

Dit Aanvullend Protocol is een integrerend bestanddeel van de Overeenkomst van 16 juni 1959 en treedt, ingeval die Overeenkomst wordt opgezegd, tegelijk daarmee buiten werking.

GEDAAN te Bonn, de 13e maart 1980, in tweevoud, in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) H. PHILIPSE

Voor de Bondsrepubliek Duitsland

(w.g.) G. VAN WELL

(w.g.) G. OBERT

Naar boven