Europees Verdrag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, Straatsburg, 25-01-1974

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 27-06-2003 t/m heden

Europees Verdrag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven

Authentiek : EN

European Convention on the non-applicability of statutory limitation to crimes against humanity and war crimes

The member States of the Council of Europe, signatory hereto,

Considering the necessity to safeguard human dignity in time of war and in time of peace;

Considering that crimes against humanity and the most serious violations of the laws and customs of war constitute a serious infraction of human dignity;

Concerned in consequence to ensure that the punishment of those crimes is not prevented by statutory limitations whether in relation to prosecution or to the enforcement of the punishment;

Considering the essential interest in promoting a common criminal policy in this field, the aim of the Council of Europe being to achieve a greater unity between its members,

Have agreed as follows:

Article 1

Each Contracting State undertakes to adopt any necessary measures to secure that statutory limitation shall not apply to the prosecution of the following offences, or to the enforcement of the sentences imposed for such offences, in so far as they are punishable under its domestic law:

Article 2

  • 1 The present Convention applies to offences committed after its entry into force in respect of the Contracting State concerned.

  • 2 It applies also to offences committed before such entry into force in those cases where the statutory limitation period had not expired at that time.

Article 3

  • 1 This Convention shall be open to signature by the member States of the Council of Europe. It shall be subject to ratification or acceptance. Instruments of ratification or acceptance shall be deposited with the Secretary General of the Council of Europe.

  • 2 The Convention shall enter into force three months after the date of deposit of the third instrument of ratification or acceptance.

  • 3 In respect of a signatory State ratifying or accepting subsequently, the Convention shall come into force three months after the date of the deposit of its instrument of ratification or acceptance.

Article 4

  • 1 After the entry into force of this Convention, the Committee of Ministers of the Council of Europe may invite any non-member State to accede thereto, provided that the resolution containing such invitation receives the unanimous agreement of the Members of the Council who have ratified the Convention.

  • 2 Such accession shall be effected by depositing with the Secretary General of the Council of Europe an instrument of accession which shall take effect three months after the date of its deposit.

Article 5

  • 1 Any State may, at the time of signature or when depositing its instrument of ratification, acceptance or accession, specify the territory or territories to which this Convention shall apply.

  • 2 Any State may, when depositing its instrument of ratification, acceptance or accession or at any later date, by declaration addressed to the Secretary General of the Council of Europe, extend this Convention to any other territory or territories specified in the declaration and for whose international relations it is responsible or on whose behalf it is authorised to give undertakings.

  • 3 Any declaration made in pursuance of the preceding paragraph may, in respect of any territory mentioned in such declaration, be withdrawn according to the procedure laid down in Article 7 of this Convention.

Article 6

  • 1 Any Contracting State may, at any time, by declaration addressed to the Secretary General of the Council of Europe, extend this Convention to any violations provided for in Article 1, paragraph 3 of this Convention.

  • 2 Any declaration made in pursuance of the preceding paragraph may be withdrawn according to the procedure laid down in Article 7 of this Convention.

Article 7

  • 1 This Convention shall remain in force indefinitely.

  • 2 Any Contracting State may, insofar as it is concerned, denounce this Convention by means of a notification addressed to the Secretary General of the Council of Europe.

  • 3 Such denunciation shall take effect six months after the date of receipt by the Secretary General of such notification.

Article 8

The Secretary General of the Council of Europe shall notify the member States of the Council and any State which has acceded to this Convention of:

  • (a) any signature;

  • (b) any deposit of an instrument of ratification, acceptance or accession;

  • (c) any date of entry into force of this Convention in accordance with Article 3 thereof;

  • (d) any declaration received in pursuance of the provisions of Article 5 or Article 6;

  • (e) any notification received in pursuance of the provisions of Article 7 and the date on which the denunciation takes effect.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorised thereto, have signed this Convention.

DONE at Strasbourg, this 25th day of January 1974, in the English and French languages, both texts being equally authoritative, in a single copy which shall remain deposited in the archives of the Council of Europe. The Secretary General of the Council of Europe shall transmit certified copies to each of the signatory and acceding States.

Vertaling : NL

Europees Verdrag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven

De Lid-Staten van de Raad van Europa die dit Verdrag hebben ondertekend,

De noodzaak overwegend om zowel in tijd van oorlog als in vredestijd de menselijke waardigheid te beschermen;

Overwegend dat misdrijven tegen de menselijkheid en de ernstigste schendingen van de wetten en gebruiken van de oorlog een ernstige aantasting van de menselijke waardigheid vormen;

Om die reden verlangend te verzekeren dat de bestraffing van die misdrijven niet wordt verhinderd door verjaring ten aanzien van hetzij het recht van vervolging, hetzij het recht van tenuitvoerlegging van de straf;

Het wezenlijke belang overwegend dat is gelegen in het bevorderen van een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid op dit gebied, gegeven het feit dat het doel van de Raad van Europa is de totstandbrenging van een grotere eenheid tussen zijn leden,

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

Iedere Verdragsluitende Staat verbindt zich ertoe de noodzakelijke maatregelen te nemen om te verzekeren, dat het recht van vervolging van de volgende strafbare feiten of van tenuitvoerlegging van terzake opgelegde straffen niet verjaart, voor zover deze krachtens zijn nationale wetgeving strafbaar zijn:

Artikel 2

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing op strafbare feiten begaan na de inwerkingtreding daarvan voor de desbetreffende Verdragsluitende Staat.

  • 2 Het is tevens van toepassing op misdrijven begaan vóór een zodanige inwerkingtreding, in de gevallen waarin de verjaringstermijn op dat moment nog niet is verlopen.

Artikel 3

  • 1 Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de Lid-Staten van de Raad van Europa. Het dient te worden bekrachtigd of aanvaard. De akten van bekrachtiging of aanvaarding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

  • 2 Het Verdrag treedt in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de derde akte van bekrachtiging of aanvaarding.

  • 3 Voor elke ondertekenende Staat die het daarna bekrachtigt of aanvaardt, treedt het Verdrag in werking drie maanden na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of aanvaarding.

Artikel 4

  • 1 Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa iedere Staat die geen Lid is van de Raad uitnodigen toe te treden tot dit Verdrag, mits de resolutie betreffende deze uitnodiging unaniem is goedgekeurd door de Leden van de Raad die het Verdrag hebben bekrachtigd.

  • 2 Toetreding geschiedt door nederlegging bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa van een akte van toetreding die van kracht wordt drie maanden na de datum van nederlegging.

Artikel 5

  • 1 Een Staat kan bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding het grondgebied of de grondgebieden aanwijzen, waarop dit Verdrag van toepassing is.

  • 2 Een Staat kan bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding, of op elk later tijdstip door middel van een verklaring, gericht tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot ieder ander in de verklaring aangewezen grondgebied, voor welks internationale betrekkingen hij verantwoordelijk is of voor hetwelk hij bevoegd is verbintenissen aan te gaan.

  • 3 Verklaringen afgelegd krachtens het voorgaande lid kunnen, wat betreft een grondgebied dat is aangewezen in deze verklaring, onder de in artikel 7 van dit Verdrag genoemde voorwaarden worden ingetrokken.

Artikel 6

  • 1 Een Verdragsluitende Staat kan op ieder tijdstip door middel van een verklaring, gericht tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, dit Verdrag uitbreiden tot de schendingen, bedoeld in artikel 1, derde lid, van dit Verdrag.

  • 2 Verklaringen afgelegd krachtens het voorgaande lid kunnen onder de in artikel 7 van dit Verdrag genoemde voorwaarden worden ingetrokken.

Artikel 7

  • 1 Dit Verdrag blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

  • 2 Een Verdragsluitende Staat kan dit Verdrag wat hem betreft opzeggen door een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa te zenden.

  • 3 De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 8

De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa geeft aan de Lid-Staten van de Raad en aan iedere Staat die is toegetreden tot dit Verdrag kennis van:

  • (a) ondertekeningen;

  • (b) nederlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding;

  • (c) data van inwerkingtreding van dit Verdrag overeenkomstig artikel 3;

  • (d) verklaringen ontvangen krachtens het bepaalde in artikel 5 of 6;

  • (e) kennisgevingen ontvangen ingevolge het bepaalde in artikel 7 en de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Straatsburg, de 25ste januari 1974, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk gezaghebbend, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen aan alle Staten die het Verdrag hebben ondertekend of daartoe zijn toegetreden.

Naar boven