MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN
DVE/VV-269254
's-Gravenhage, 5 oktober 1978
Excellentie,
Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uw brief van 3 maart 1977, kenmerk EXT/133/17,
die als volgt luidt:
[Red: (Zoals in Nr. I)]
In antwoord daarop heb ik de eer Uwer Excellentie mede te delen dat de Regering van
het Koninkrijk der Nederlanden het voorstel van de Regering van het Gemenebest van
de Bahamas om het Verdrag tussen Nederland en Groot-Brittannië betreffende rechtsgedingen
in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Londen op 31 mei 1932 en aangevuld
te 's-Gravenhage op 17 november 1967, bindend te doen zijn tussen hun landen, aanvaardt,
met dien verstande dat het Verdrag ten aanzien van het Gemenebest van de Bahamas zal
worden gewijzigd door de woorden „Registrar of the Supreme Court” te vervangen door
„Senior Master of the Supreme court of Judicature” in alle gevallen waarin de laatstgenoemde
woorden in de tekst voorkomen.
Ik heb de eer Uwer Excellentie tevens mede te delen dat de Regering van het Koninkrijk
der Nederlanden bereid is tot dat doel een overeenkomst te sluiten met de Regering
van het Gemenebest van de Bahamas.
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden stelt evenwel voor dat deze overeenkomst,
bestaande uit Uw brief van 3 maart 1977, deze brief en Uwer Excellentie's bevestigend
antwoord, op zodanige wijze zal worden toegepast dat aanvragen van de bevoegde rechterlijke
autoriteit in het ene land aan de bevoegde rechterlijke autoriteit in het andere land
om betekening van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken of om bewijslevering,
kunnen worden geadresseerd en verzonden in overeenstemming met het bepaalde in en
krachtens het Verdrag van 1932, dan wel rechtstreeks kunnen geschieden tussen deze
rechterlijke autoriteiten.
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden stelt verder voor dat deze overeenkomst
in werking zal treden op de datum waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
de Regering van het Gemenebest van de Bahamas schriftelijk heeft medegedeeld dat aan
de in het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien van deze overeenkomst grondwettelijk
vereiste procedures is voldaan.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik om de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting
jegens Uwe Excellentie te hernieuwen.
(w.g.) C. A. VAN DER KLAAUW
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken
van het Gemenebest van de Bahamas