No. 1990
De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van Fidji haar complimenten aan en heeft de eer te verwijzen naar de brief van
20 oktober 1971 van de Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken van Fidji
aan de Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, No. 1173/15/1,
die als volgt luidt:
[Red: (zoals in Nr. I)]
De Ambassade heeft de eer het Ministerie mede te delen dat de Regering van het Koninkrijk
der Nederlanden het voorstel van de Regering van Fidji aanvaardt, dat het op 31 mei
1932 te Londen ondertekende Verdrag tussen Nederland en Groot-Brittannië, houdende
bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke
en handelszaken, bindend zal zijn tussen hun landen, met dien verstande dat met betrekking
tot Fidji het Verdrag zal worden gewijzigd door de woorden „Senior Master of the Supreme
Court of Judicature” te vervangen door „Chief Registrar of the Supreme Court”, overal
waar deze in de tekst voorkomen.
De Ambassade heeft de eer het Ministerie verder mede te delen dat de Regering van
het Koninkrijk der Nederlanden bereid is een overeenkomst in dien zin aan te gaan
met de Regering van Fidji.
De Nederlandse Regering stelt echter voor, dat deze overeenkomst, die zal worden gevormd
door de brief van de Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken van Fidji
van 20 oktober 1971, No. 1173/15/1, deze Nota en de Nota van het Ministerie als bevestigend
antwoord daarop, op zodanige wijze zal worden toegepast, dat aanvragen van de bevoegde
rechterlijke autoriteit van het ene land aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van
het andere land om betekening van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken of
om bewijslevering, kunnen worden geadresseerd en verzonden in overeenstemming met
het bepaalde in en krachtens het Verdrag van 1932, dan wel rechtstreeks kunnen geschieden
tussen deze rechterlijke autoriteiten.
De Nederlandse Regering stelt verder voor dat deze overeenkomst van kracht zal worden
op de datum waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden de Regering van
Fidji schriftelijk heeft medegedeeld, dat aan de in het Koninkrijk der Nederlanden
voor deze overeenkomst grondwettelijk vereiste procedures is voldaan.
De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden moge van deze gelegenheid gebruik
maken om de verzekering van haar zeer bijzondere hoogachting jegens het Ministerie
van Buitenlandse Zaken van Fidji te hernieuwen.
Wellington
22 april 1974