Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Guatemala inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, 's-Gravenhage, 15-12-1977

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 06-06-1979 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Guatemala inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Guatemala inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Guatemala, hierna te noemen „De Overeenkomstsluitende Partijen”, partijen bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening werd opengesteld, geleid door de wens een Overeenkomst te sluiten als aanvulling op genoemd Verdrag met het doel om geregelde luchtdiensten in te stellen tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, in een geest van volledige samenwerking en billijke wederkerigheid, zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I

Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent, tenzij het zinsverband anders vereist:

  • a. De uitdrukking „luchtvaartautoriteiten”, wat Guatemala betreft, het Ministerie van Verbindingen en Openbare Werken of elke persoon of instelling die bevoegd is de functies te vervullen die thans door genoemd ministerie worden vervuld, danwel gelijksoortige functies te vervullen;

    wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of elke persoon of instelling die bevoegd is de functies te vervullen die thans door genoemd ministerie worden vervuld, danwel gelijksoortige functies te vervullen;

  • b. De uitdrukking „Verdrag”, het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening werd opengesteld;

  • c. De uitdrukking „aangewezen luchtvaartmaatschappij”, een luchtvaartmaatschappij die overeenkomstig artikel III van deze Overeenkomst aangewezen en gemachtigd is;

  • d. De uitdrukking „tarief”, de prijzen van het vervoer van passagiers, bagage en vracht en de voorwaarden waarop deze worden toegepast, met inbegrip van de prijzen en voorwaarden die betrekking hebben op de diensten van agentschappen en andere hulpdiensten, met uitzondering van de vergoedingen en voorwaarden met betrekking tot het vervoer van post;

  • e. De uitdrukkingen „grondgebied”, „luchtvaartmaatschappij”, „luchtdienst”, „internationale luchtdienst” en „landing anders dan voor verkeersdoeleinden” hebben de betekenis die onderscheidenlijk in artikel 2 en 96 van het Verdrag daaraan wordt toegekend;

  • f. De uitdrukking „luchtroute”, de vooraf vastgestelde route die wordt gevolgd door een luchtvaartuig dat gebruikt wordt op een geregelde luchtdienst;

  • g. De uitdrukking „aangeboden capaciteit”, de totale capaciteit van de luchtvaartuigen die gebruikt worden voor de exploitatie van elk der overeengekomen luchtdiensten, vermenigvuldigd met de frequentie waarmede deze luchtvaartuigen gedurende een bepaalde periode gebruikt worden;

  • h. De uitdrukking „frequentie”, het aantal retourvluchten dat een luchtvaartmaatschappij gedurende een bepaalde periode op een omschreven route uitvoert;

  • i. De uitdrukking „vijfde vrijheid van de lucht”, het recht om passagiers, vracht en post op te nemen en af te zetten met bestemming naar of afkomstig uit derde landen.

Artikel II

  • 1 Met het doel geregelde internationale luchtdiensten in te stellen, verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de andere Overeenkomstsluitende Partij de volgende rechten voor de door deze andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij:

    • a. om zonder te landen over het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te vliegen;

    • b. om op genoemd grondgebied te landen anders dan voor verkeersdoeleinden; en

    • c. om op genoemd grondgebied te landen voor het opnemen of afzetten van passagiers, vracht en post in internationaal verkeer, afzonderlijk of gecombineerd, terwijl deze een dienst op een overeengekomen route exploiteert zoals omschreven in de ter uitvoering van deze Overeenkomst opgestelde Bijlage.

    Genoemde diensten en routes worden hierna genoemd „overeengekomen diensten” onderscheidenlijk „omschreven routes”.

  • 2 Niets in het eerste lid van dit artikel wordt geacht de luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende Partij het recht te geven tot het opnemen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of beloning en bestemd voor een ander punt op het grondgebied van genoemde andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel III

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht, de andere Overeenkomstsluitende Partij schriftelijk een luchtvaartmaatschappij aan te wijzen voor het exploiteren van de overeengekomen diensten op de omschreven routes.

  • 2 De andere Overeenkomstsluitende Partij die deze aanwijzing heeft ontvangen, verleent onverwijld, onverminderd de bepalingen in het derde en vierde lid van dit artikel, de desbetreffende exploitatievergunning aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij.

  • 3 De luchtvaartautoriteiten van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen verlangen dat de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij aantoont te voldoen aan de eisen voor de exploitatie van internationale luchtdiensten gesteld bij de wetten, voorschriften en procedures die gewoonlijk en redelijkerwijze door genoemde autoriteiten worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.

  • 4 Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht de exploitatievergunningen bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet te verlenen ofwel die voorwaarden te stellen die zij noodzakelijk acht voor de uitoefening door de genoemde aangewezen luchtvaartmaatschappij van de in artikel II van deze Overeenkomst omschreven rechten, wanneer niet ten genoegen van genoemde Overeenkomstsluitende Partij is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom en het daadwerkelijk toezicht op deze luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij of bij haar onderdanen.

  • 5 Onverminderd de bepalingen in het derde lid van dit artikel kan de aangewezen luchtvaartmaatschappij aan wie de vergunning is verleend, op ieder tijdstip een aanvang maken met de exploitatie van de overeengekomen diensten, op voorwaarde dat met betrekking tot deze diensten een tarief van kracht is, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel X van deze Overeenkomst.

  • 6 De aangewezen luchtvaartmaatschappij legt ten minste dertig dagen voor de aanvang van de exploitatie van een overeengekomen dienst de frequentie, de dienstregeling en het type luchtvaartuig ter goedkeuring voor aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Dit zelfde is van toepassing op latere wijzigingen.

Artikel IV

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht een exploitatievergunning in te trekken of de uitoefening van de in artikel II van deze Overeenkomst omschreven rechten door de luchtvaartmaatschappij die door de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangewezen, op te schorten of aan de uitoefening van genoemde rechten de door haar noodzakelijk geachte voorwaarden te verbinden, indien:

    • a. niet te haren genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom en het daadwerkelijk toezicht op de luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen of bij haar onderdanen; of

    • b. de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de wetten, voorschriften of bepalingen van de Overeenkomstsluitende Partij die haar deze rechten heeft verleend, na te leven; of

    • c. de luchtvaartmaatschappij anderszins in gebreke blijft de exploitatie uit te oefenen overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst en van de Bijlage daarbij.

  • 2 Het recht van intrekking, opschorting of het stellen van voorwaarden wordt uitgeoefend na overleg met de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de onmiddellijke intrekking, opschorting of het onmiddellijk stellen van voorwaarden noodzakelijk is, ten einde verdere inbreuken op wetten, voorschriften of bepalingen of verder in gebreke blijven bij de uitoefening van de exploitatie overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst en van de Bijlage daarbij te voorkomen.

Artikel V

  • 1 De door elk der Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappij wordt op billijke en gelijke wijze in de gelegenheid gesteld de overeengekomen diensten op de omschreven routes te exploiteren.

  • 2 Bij de exploitatie van de overeengekomen diensten houdt de door elk der Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappij rekening met de belangen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij, zodat de diensten die laatstgenoemde luchtvaartmaatschappij op dezelfde routes of een deel daarvan onderhoudt niet op onredelijke wijze worden getroffen.

  • 3 De luchtdiensten die door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de Overeenkomstsluitende Partijen worden onderhouden dienen nauwkeurig te worden afgestemd op de vervoersbehoefte van het publiek op de omschreven routes en hebben als voornaamste doel de verschaffing, met inachtneming van een redelijke beladingsgraad, van de capaciteit die voldoet aan de huidige en redelijkerwijze te verwachten behoefte aan vervoer van passagiers, vracht en post tussen het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen en de landen van uiteindelijke bestemming van het vervoer.

  • 4 Het vervoer van passagiers, vracht en post, die zowel worden opgenomen als afgezet op punten op de omschreven routes in het grondgebied van andere Staten dan die welke de luchtvaartmaatschappij hebben aangewezen, wordt verzorgd overeenkomstig de algemene beginselen dat de capaciteit dient te zijn afgestemd op:

    • a. de vervoersbehoeften naar en van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen;

    • b. de vervoersbehoeften van het gebied via hetwelk de overeengekomen dienst gaat, nadat rekening is gehouden met andere vervoersdiensten die zijn ingesteld door luchtvaartmaatschappijen van de Staten die te zamen dit gebied vormen; en

    • c. de eisen welke de exploitatie van doorgaande diensten stelt.

Artikel VI

  • 1 De wetten, voorschriften en procedures van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende de toelating tot of het vertrek uit haar grondgebied van in de internationale luchtvaart gebruikte luchtvaartuigen of betreffende de exploitatie van en het vliegen met zulke luchtvaartuigen gedurende hun verblijf binnen haar grondgebied, zijn van toepassing op de luchtvaartuigen van de door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij en dienen door die luchtvaartuigen te worden nageleefd bij het binnenkomen in of het verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 De wetten en voorschriften van een Overeenkomstsluitende Partij betreffende de binnenkomst, in- en uitklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine dienen door of vanwege de bemanningen en passagiers alsook met betrekking tot vracht en post te worden nageleefd bij het binnenkomen in of verlaten van en gedurende het verblijf binnen het grondgebied van een zodanige Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3 Passagiers, bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer over het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen die niet buiten het hiervoor bestemde gedeelte van de luchthaven komen, zijn slechts onderworpen aan een vereenvoudigde controle, behalve in het geval van veiligheidsmaatregelen tegen geweld en vliegtuigkaping.

    Bagage en vracht in rechtstreeks doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten en andere soortgelijke heffingen.

Artikel VII

  • 1 Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn uitgereikt of geldig verklaard en die nog van kracht zijn, worden door de andere Partij als geldig erkend voor de exploitatie van luchtdiensten op de omschreven routes mits zodanige bewijzen en vergunningen werden uitgereikt of geldig verklaard ingevolge en overeenkomstig de op grond van het Verdrag gestelde normen. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor, de erkenning van bewijzen van bevoegdheid en van vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen onderdanen zijn uitgereikt te weigeren voor vluchten boven haar eigen grondgebied.

  • 2 Indien de voorrechten of voorwaarden verbonden aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde vergunningen en bewijzen die door de luchtvaartautoriteiten van een Overeenkomstsluitende Partij zijn uitgereikt aan een persoon of luchtvaartmaatschappij, een afwijking van de krachtens het Verdrag vastgestelde normen zouden toestaan en indien deze afwijking is geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, kunnen de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij verzoeken om overleg met de luchtvaartautoriteiten van die Overeenkomstsluitende Partij, ten einde zich ervan te vergewissen of de desbetreffende exploitatie voor hen aanvaardbaar is. Indien geen bevredigende overeenstemming bereikt wordt inzake vliegveiligheid, vormt zulks een grond voor de toepassing van artikel IV van deze Overeenkomst.

Artikel VIII

  • 1 De kosten die op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen aan de luchtvaartuigen van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgelegd voor het gebruik van luchthavens en andere luchtvaartvoorzieningen mogen niet hoger zijn dan die welke in rekening worden gebracht aan luchtvaartuigen van andere luchtvaartmaatschappijen die soortgelijke internationale luchtdiensten uitvoeren.

  • 2 Geen der Overeenkomstsluitende Partijen mag enige andere luchtvaartmaatschappij begunstigen ten opzichte van een door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij bij de toepassing van haar voorschriften inzake douane, immigratie, quarantaine en soortgelijke voorschriften of bij het gebruik van luchthavens, luchtwegen en luchtverkeersdiensten en aanverwante voorzieningen waarop zij toezicht uitoefent.

Artikel IX

  • 1 Luchtvaartuigen die door de door een der Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen op internationale luchtdiensten worden gebruikt, alsmede hun normale uitrustingsstukken, reservedelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen, proviand (met inbegrip van etenswaren, dranken en tabaksartikelen) die zich aan boord van die luchtvaartuigen bevinden, zijn bij binnenkomst op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten en andere soortgelijke heffingen, op voorwaarde dat deze uitrustingsstukken en voorraden aan boord van de luchtvaartuigen blijven totdat zij weer worden uitgevoerd.

  • 2 Voorraden motorbrandstof, smeermiddelen, reservedelen, normale uitrustingsstukken en proviand, ingevoerd in het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij door of namens een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij of aan boord genomen van de door een zodanige luchtvaartmaatschappij geëxploiteerde luchtvaartuigen en alleen bestemd voor gebruik tijdens de exploitatie van internationale luchtdiensten, zijn vrijgesteld van alle rechten en heffingen, met inbegrip van douanerechten en inspectiekosten, opgelegd in het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Partij, zelfs indien deze voorraden worden gebruikt op delen van de vlucht boven het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar zij aan boord zijn genomen. De hierboven bedoelde goederen kunnen op verzoek onder douanetoezicht of -controle worden gehouden.

  • 3 De normale boorduitrustingsstukken, reservedelen, proviand en voorraden motorbrandstof en smeermiddelen, die zich aan boord bevinden van de luchtvaartuigen van een der Overeenkomstsluitende Partijen kunnen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van die Partij, die kunnen verlangen dat deze goederen onder hun toezicht worden geplaatst tot het tijdstip waarop zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.

Artikel X

  • 1 De tarieven te heffen door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van een Overeenkomstsluitende Partij voor het vervoer naar of uit het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij worden op een redelijk niveau vastgesteld waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle daarvoor in aanmerking komende factoren, daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst, de kenmerkende eigenschappen van de dienst en met de tarieven van andere luchtvaartmaatschappijen.

  • 2 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde tarieven worden, indien mogelijk, in onderlinge overeenstemming vastgesteld door de betrokken aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen in overleg met de andere luchtvaartmaatschappijen die de route of een deel daarvan exploiteren. Een zodanige overeenstemming dient, indien mogelijk, te worden bereikt door middel van de procedures voor het vaststellen van tarieven van de Internationale Luchtvervoersvereniging.

  • 3 De aldus overeengekomen tarieven worden aan de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen ter goedkeuring voorgelegd ten minste zestig dagen voor de voorgestelde datum van invoering. In bijzondere gevallen kan dit tijdvak worden verkort, behoudens toestemming van genoemde autoriteiten.

  • 4 Indien de aangewezen luchtvaartmaatschappijen niet tot overeenstemming kunnen komen over deze tarieven of indien om enige andere reden een tarief niet kan worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid van dit artikel, of indien in de loop van de eerste dertig dagen van het tijdvak van zestig dagen bedoeld in het derde lid van dit artikel een der Overeenkomstsluitende Partijen aan de andere Overeenkomstsluitende Partij kennis geeft van haar bezwaar tegen enig tarief, overeengekomen overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid van dit artikel, trachten de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen in onderling overleg het tarief vast te stellen.

  • 5 Indien de luchtvaartautoriteiten niet tot overeenstemming kunnen komen omtrent de goedkeuring van een tarief dat hun is voorgelegd, overeenkomstig het derde lid van dit artikel of omtrent de vaststelling van een tarief volgens het vierde lid, wordt het geschil opgelost overeenkomstig de bepalingen van artikel XIII van deze Overeenkomst.

  • 6 Een tarief wordt niet van kracht indien dit niet door de luchtvaartautoriteiten van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij is goedgekeurd overeenkomstig hun nationale voorschriften.

  • 7 De overeenkomstig de bepalingen van dit artikel vastgestelde tarieven blijven van kracht totdat nieuwe tarieven zijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

  • 8 De Overeenkomstsluitende Partijen stellen binnen hun eigen rechtsgebieden doeltreffende werkwijzen in om inbreuk op de tarieven te onderzoeken en de nodige corrigerende maatregelen te nemen met inbegrip van het opleggen van consequente en eenvormige sancties.

Artikel XI

Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de luchtvaartmaatschappij van de andere Overeenkomstsluitende Partij het recht van vrije overmaking in convertibele valuta van het batig saldo van de ontvangsten en uitgaven, door elke luchtvaartmaatschappij verkregen tijdens het normale verloop van haar exploitatie.

Deze overmakingen worden regelmatig en lopend toegestaan en zijn gebaseerd op de officieel geldende wisselkoersen voor lopende betalingen.

Op deze overmakingen zijn geen andere kosten van toepassing dan de normale bankkosten.

Artikel XII

In een geest van nauwe samenwerking raadplegen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar wanneer zulks nodig is ten einde de uitvoering en de bevredigende naleving van de bepalingen van deze Overeenkomst en de Bijlage daarbij te verzekeren.

Artikel XIII

  • 1 Indien tussen de Overeenkomstsluitende Partijen een geschil mocht ontstaan omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, trachten de Overeenkomstsluitende Partijen in de eerste plaats dit geschil te regelen door middel van rechtstreekse onderhandelingen.

  • 2 Indien de Overeenkomstsluitende Partijen er niet in slagen door middel van rechtstreekse onderhandelingen een regeling te treffen, kunnen zij overeenkomen het geschil ter beslissing voor te leggen aan een andere persoon of instantie; indien zij zulks niet overeenkomen, wordt het geschil op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen ter beslissing voorgelegd aan een scheidsgerecht bestaande uit drie scheidsmannen, van wie er één door elk der Overeenkomstsluitende Partijen wordt aangewezen en de derde, die als voorzitter van het scheidsgerecht zal optreden, wordt benoemd door de twee andere aangewezenen. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen wijst een scheidsman aan binnen zestig (60) dagen na het tijdstip waarop zij van de andere Overeenkomstsluitende Partij langs diplomatieke weg een kennisgeving heeft ontvangen waarin om voorlegging van het geschil wordt verzocht en de derde scheidsman wordt binnen het daaraan aansluitende tijdvak van eveneens zestig (60) dagen benoemd. Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen nalaat, binnen het aangegeven tijdvak een scheidsman aan te wijzen of indien de derde scheidsman niet binnen het aangegeven tijdvak wordt benoemd, kan de President van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen een scheidsman of eventueel scheidsmannen benoemen. In dat geval dient de derde scheidsman onderdaan te zijn van een derde Staat en op te treden als voorzitter van het scheidsgerecht.

  • 3 De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe iedere ingevolge het tweede lid van dit artikel genomen beslissing na te komen.

  • 4 De kosten van het scheidsgerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

Artikel XIV

  • 1 Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht enige bepaling van deze Overeenkomst of van de Bijlage daar bij te wijzigen, kan zij de andere Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoeken. Dit overleg, dat zowel mondeling als schriftelijk kan worden gepleegd, kan plaatsvinden tussen de luchtvaartautoriteiten en vangt aan binnen een termijn van zestig (60) dagen te rekenen van de datum van het verzoek.

  • 2 Wijzigingen in deze Overeenkomst waartoe gedurende het in het eerste lid van dit artikel bedoelde overleg is besloten, worden overeengekomen door middel van een diplomatieke notawisseling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen en treden in werking op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkander schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen constitutioneel vereiste formaliteiten is voldaan.

  • 3 Wijzigingen in de Bijlage bij deze Overeenkomst, waartoe tijdens het in het eerste lid van dit artikel bedoelde overleg is besloten, worden schriftelijk overeengekomen tussen de luchtvaartautoriteiten en treden onmiddellijk in werking.

Artikel XV

Deze Overeenkomst en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel XVI

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkander schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen constitutioneel vereiste formaliteiten is voldaan.

  • 2 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is deze Overeenkomst uitsluitend van toepassing op het Rijk in Europa.

Artikel XVII

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde de andere Overeenkomstsluitende Partij mededeling doen van haar besluit deze Overeenkomst te beëindigen; deze mededeling wordt tegelijkertijd gezonden aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. De opzegging wordt van kracht twaalf (12) maanden na de datum van ontvangst van de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de mededeling van opzegging in onderling overleg wordt ingetrokken vóór het einde van dit tijdvak. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat de ontvangst te bevestigen, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen na ontvangst van de mededeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende Gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 15e december 1977, in tweevoud in de Engelse, de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) M. VAN DER STOEL

Voor de Republiek Guatemala

(w.g.) A. F. MALDONADO

Bijlage

  • 1. Routes te exploiteren door de luchtvaartmaatschappij aangewezen door de Regering van de Republiek Guatemala:

    ROUTE I

       
     

    Tussenliggende punten

     

    Guatemala

    San Salvador

    Amsterdam

     

    Managua

    San José de Costa Rica

    Bogota

    Cartagena

    Caracas

    San Juan de Puerto Rico

    Santo Domingo

    Pointe-à-Pitre

    Madrid

    Parijs

    Zürich

     

    ROUTE II

       
     

    Tussenliggende punten

     

    Guatemala

    Miami

    Amsterdam

     

    Dallas

    Fort Worth

    Montreal

     
  • 2. Routes te exploiteren door de luchtvaartmaatschappij aangewezen door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

    ROUTE I

       
     

    Tussenliggende punten

     

    Amsterdam

    Frankfurt

    Guatemala

     

    Zürich

    Lissabon

    Caracas

    Punten in het Caraïbisch Gebied

    Barranquilla

    Panamá

    San José de Costa Rica

     

    ROUTE II

       
     

    Tussenliggende punten

     

    Amsterdam

    Montreal

    Guatemala

     

    Houston

    Mexico

     
  • 3. De punten op de omschreven routes kunnen naar keuze van de aangewezen luchtvaartmaatschappij worden overgeslagen op elke willekeurige vlucht.

  • 4. Niets verhindert de aangewezen luchtvaartmaatschappij andere dan de in de eerste en tweede paragraaf opgesomde punten aan te doen, mits geen vervoersrechten worden uitgeoefend tussen deze punten en punten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Naar boven