Overeenkomst tussen het Duitse Deichverband "Kleve-Landesgrenze" en het Nederlandse [...] stroomgebied naar het gemaal te Nijmegen, Kranenburg, 20-09-1972

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 18-08-2010 t/m heden

Overeenkomst tussen het Duitse Deichverband "Kleve-Landesgrenze" en het Nederlandse Polderdistrict "Maas en Waal" over de waterafvoer uit het gemeenschappelijke stroomgebied naar het gemaal te Nijmegen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Duitse Deichverband „Kleve-Landesgrenze” en het Nederlandse Polderdistrict „Maas en Waal” over de waterafvoer uit het gemeenschappelijke stroomgebied naar het gemaal te Nijmegen

Het Deichverband „Kleve-Landesgrenze” (hierna te noemen „het Deichverband”), vertegenwoordigd door de Dijkgraaf Robert Jansen en het Polderdistrict „Maas en Waal” (hierna te noemen „het Polderdistrict”), vertegenwoordigd door de Dijkgraaf P. Th. Ermers gaan van de volgende overwegingen uit:

  • 1. Ter verzekering van een goede waterafvoer uit hun gemeenschappelijk stroomgebied zijn de volgende overeenkomsten gesloten:

    • a. de overeenkomst, met eerste en tweede nadere overeenkomst, alle van 28 juni 1932, tussen het Deichverband en het Nederlandse waterschap „Nijmegen-Duitsche grens”;

    • b. de derde nadere overeenkomst van 24 oktober 1960 tussen het Deichverband en het Polderdistrict „Circul van Ooy en Millingen” (als rechtsopvolger van het inmiddels opgeheven waterschap „Nijmegen-Duitsche grens”).

  • 2. De kosten werden in deze overeenkomsten over de Partijen verdeeld overeenkomstig de verhouding van de oppervlakten van hun gebieden.

  • 3. Sindsdien is het noodzakelijk gebleken het door het Deichverband te dragen aandeel in de kosten te herzien, en wel op basis van de verhouding waarin de grootte van de wederzijdse, respectievelijk onder de ene en onder de andere partij ressorterende, delen van het stroomgebied tot elkaar staan. De noodzaak daartoe ontstaat in het bijzonder uit de toeneming van de waterafvoer, met name uit het Nederlandse gebied bij Groesbeek en het Duitse gebied bij Kranenburg, alsmede uit de wijzigingen van de Duits-Nederlandse landsgrens.

  • 4. Het Duitse deel van het stroomgebied is 9 700 ha groot, het Nederlandse 6 765 ha, zodat voor de toekomst een aandeel van het Deichverband van 60% in de kosten redelijk lijkt.

  • 5. De Permanente Nederlands-Duitse Grenswaterencommissie heeft zich met deze wijziging verenigd.

Daarom sluiten het Deichverband en het Polderdistrict (als rechtsopvolger van het Polderdistrict „Circul van de Ooy en Millingen”) met inachtneming van Hoofdstuk 4, artikel 59 van het Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland van 8 april 1960, de volgende Overeenkomst.

Artikel 1

  • 1 Het Polderdistrict neemt op zich:

    • a. het gemaal aan de meersluis bij Nijmegen te exploiteren, te beheren, te onderhouden en zo nodig te vergroten of te verbeteren;

    • b. de watergang „Het Meer”, alsmede de bij grenspaal 640 (ten zuiden van de Querdam), onderscheidenlijk bij grenspaal 641 (ten noorden van de Querdam) beginnende en in „Het Meer” uitmondende beide watergangen te beheren, te onderhouden, en deze zo nodig te verbeteren teneinde een betere afwatering te verkrijgen.

  • 2 De huidige toestand van het gemaal en van de watergangen is omschreven in een door beide partijen ondertekend grondplan, dat - met mogelijke toekomstige veranderingen - deel uitmaakt van deze overeenkomst.

  • 3 Het Deichverband en het Polderdistrict zullen, elk in hun deel van het gemeenschappelijke stroomgebied, alles in het werk stellen, opdat het zuiver houden van het water in de in het eerste lid genoemde watergangen overeenkomstig hun nationale wetgeving wordt gewaarborgd.

Artikel 2

  • 1 Bij het nakomen van zijn verplichting tot exploiteren, beheren en onderhouden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, zal het Polderdistrict het grondplan in acht nemen, alsmede de voorschriften die het Deichverband en het Polderdistrict terstond na het sluiten van deze Overeenkomst in onderlinge overeenstemming opstellen en waarin in het bijzonder ook de aan te houden waterstanden worden vastgelegd.

  • 2 Over het bestaan van de noodzaak tot uitbreidingen of verbeteringen als bedoeld in het eerste lid van artikel 1, dienen het Deichverband en het Polderdistrict vooraf tot overeenstemming te komen.

    De uitvoering dient te geschieden volgens plannen, welke door beide partijen gezamenlijk worden opgesteld; de voorschriften van ieders nationale recht blijven overigens onverlet. Een dergelijk plan maakt, na uitvoering daarvan, deel uit van deze overeenkomst.

  • 3 De Oberdeichinspektor te Düsseldorf en de Directeur-Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat van Gelderland hebben het recht de verbeteringswerken te inspecteren. Het vijfde lid van artikel 3 vindt overeenkomstige toepassing.

  • 4 De voorschriften en plannen als bedoeld in het eerste en tweede lid alsmede mogelijke toekomstige wijzigingen behoeven slechts de goedkeuring van de Regierungspräsident te Düsseldorf en van Gedeputeerde Staten van Gelderland te Arnhem.

Artikel 3

  • 1 Voor het begin van elk rekeningsjaar (kalenderjaar) maakt het Polderdistrict een begroting op, waarin met voorafgaande toestemming van het Deichverband de verwachte inkomsten en uitgaven, met de uitvoering van deze Overeenkomst in verband staande, en het dienovereenkomstig door het Deichverband te dragen aandeel in de kosten afzonderlijk geraamd worden.

    De uitgaven dienen binnen de voormelde begroting te blijven.

  • 2 Uitgaven, waarin in de begroting niet, of tot een lager bedrag, is voorzien behoeven de voorafgaande toestemming van het Deichverband; indien verhoging van de bemalingskosten noodzakelijk is, doch de omstandigheden bijzonder snel optreden vereisen, is de voorafgaande toestemming van de Deichgraf van het Deichverband voldoende.

  • 3 Vóór 30 juni van elk jaar legt het polderdistrict het Deichverband een afrekening voor van alle inkomsten en uitgaven van het verstreken rekeningsjaar.

  • 4 Het Deichverband heeft het recht met twee vertegenwoordigers aan alle vergaderingen van het gecombineerd college of van het dagelijks bestuur van het Polderdistrict, alsmede aan alle schouwen deel te nemen, voor zover de vergaderingen of schouwen betrekking hebben op de in deze Overeenkomst geregelde aangelegenheden (vgl. artikel 1).

    Het Polderdistrict dient het Deichverband tijdig daartoe uit te nodigen. Het bepaalde in de beide eerste volzinnen geldt op overeenkomstige wijze voor de Oberdeichinspektor persoonlijk.

  • 5 De wettige vertegenwoordiger van het Deichverband of de door hem hiertoe aangewezen personen hebben het recht, zich te allen tijde op de hoogte te stellen van de toestand van het gemaal alsmede van de exploitatie, het beheer en het onderhoud daarvan; zij hebben het recht om inzage te nemen van alle bescheiden van het Polderdistrict die betrekking hebben op deze overeenkomst.

Artikel 4

  • 1 Het Deichverband neemt op zich:

    • a. een aandeel van 53 procent te dragen van de kosten welke het Polderdistrict maakt bij de nakoming van de in artikel 1 neergelegde verplichtingen (uitvoeringskosten), met uitzondering echter van de kosten van het beheer;

    • b. een aandeel van 18 procent te dragen van de kosten, die het Polderdistrict in elk rekeningsjaar (kalenderjaar) maakt voor het beheer van het Nederlandse deel van het gemeenschappelijke stroomgebied.

  • 2 Indien ten gevolge van door een der partijen of door derden uitgevoerde werkzaamheden (b.v. door uitgravingen, de nieuwbouw of uitbreiding van steenfabrieken, alsmede van andere niet-landbouwbedrijven of de toeneming van de woningbouw) in het gemeenschappelijk stroomgebied (vgl. art. 6) de waterhoeveelheden, in het bijzonder de hoeveelheden kwelwater, aanmerkelijk zouden toenemen of de grondwaterstand aanzienlijk zou veranderen, dan treffen de partijen ter zake van de hieruit voortvloeiende kostenverhoging een nieuwe regeling.

  • 3 Elk der partijen is verplicht de andere partij tijdig op de hoogte te brengen van de aanvang van werkzaamheden als hierboven bedoeld.

  • 4 Op verzoek van een der partijen zullen de partijen zich tezamen ter plaatse op de hoogte stellen van het bestaan van zodanige werkzaamheden.

Artikel 5

  • 1 Als vooruitbetaling op de volgens het eerste lid van artikel 4 door hem te dragen kosten betaalt het Deichverband aan het Polderdistrict jaarlijks vóór 1 juli een bedrag ter grootte van 50 % van het in de begroting van het lopende rekeningsjaar voor hem geraamde aandeel in de totale kosten.

    De overblijvende kosten dienen te worden betaald binnen twee maanden na overlegging van de rekeningen, zoals deze door het gecombineerd college van het Polderdistrict zijn vastgesteld.

  • 2 Alle betalingen geschieden in Nederlands courant.

Artikel 6

  • 1 Het huidige gemeenschappelijke stroomgebied, het gedeelte van het stroomgebied van het Deichverband (Duitse stroomgebied) en dat van het Polderdistrict (Nederlands stroomgebied) zijn aangegeven op een kaart, die door beide partijen blijkens hun ondertekening voor juist wordt gehouden en deel uitmaakt van deze overeenkomst.

  • 2 Als in de toekomst de verhouding tussen de oppervlakten van het Duitse en van het Nederlandse stroomgebied meer dan 5 % wordt gewijzigd, dan stellen het Deichverband en het polderdistrict een dienovereenkomstige wijziging vast van de in het eerste lid van artikel 4 onder a gegeven kostenverdeling.

  • 3 Als er wijziging komt in de grootte der beheerskosten (art. 4, eerste lid, onder b) tengevolge van het aanvaarden van andere taken door het polderdistrict of door vergroting van het districtsgebied, dan treden het Deichverband en het Polderdistrict met elkaar in onderhandeling over een herverdeling van de beheerskosten.

Artikel 7

Schade, die een der partijen lijdt als gevolg van niet-nakoming door de andere partij van de ingevolge deze overeenkomst op haar rustende verplichtingen, dient te worden vergoed. Het Deichverband heeft het recht zich voor door hem geleden en door het Polderdistrict erkende schade vergoeding te verschaffen door deze dienovereenkomstig in mindering te brengen op het aandeel in de kosten, dat jaarlijks door hem moet worden bijgedragen.

Artikel 8

Bij de gunning van werken ter uitvoering van deze overeenkomst dienen Duitse en Nederlandse ondernemingen in aanmerking te komen zoveel mogelijk naar de verhouding, waarin de kosten overeenkomstig het eerste lid van artikel 4 onder a van deze overeenkomst over het Deichverband en het Polderdistrict worden verdeeld.

Artikel 9

  • 1 De partijen kunnen zelf, of door middel van de bij hen aangesloten lagere lichamen, voor betere afwatering van hun wederzijdse deel van het stroomgebied op hun eigen kosten aanvullende inrichtingen bouwen en exploiteren.

  • 2 Een betere afwatering dient te worden aangemerkt als een beïnvloeding in de zin van het tweede lid van artikel 4. Dat geldt niet voor de normale afwatering van voor landbouwdoeleinden gebezigde gronden, welke langs natuurlijke weg of op kunstmatige wijze tot stand komt.

Artikel 10

  • 1 Na beëindiging van de overeenkomst zal het polderdistrict aan het Deichverband diens aandeel in de kosten voor de bouw van het gemaal en voor mogelijke verbeteringen en uitbreidingen terugbetalen. De grootte van het aandeel wordt vastgesteld aan de hand van de waarde, die het gemaal ten tijde van de beëindiging van de overeenkomst heeft.

  • 2 Alles, wat tot de inrichting van de kantoren en vergaderruimten van het polderdistrict behoort, is zijn eigendom en zulks onafhankelijk van de omstandigheid, of de betrokken zaken thans reeds aanwezig zijn of nog zullen worden verkregen.

Artikel 11

Wijzigingen van deze overeenkomst behoeven de goedkeuring der Regeringen van de Bondsrepubliek Duitsland en van het Koninkrijk der Nederlanden. Zulks geldt niet voor een wijziging in de kostenverdeling ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 6.

Artikel 12

  • 1 Deze overeenkomst wordt gesloten voor 40 jaar. Als zij niet drie jaar voor de afloopdatum wordt opgezegd, wordt zij stilzwijgend voor telkens tien jaar verlengd.

  • 2 De opzegging dient te geschieden per aangetekende brief.

Artikel 13

  • 1 Deze overeenkomst behoeft de goedkeuring van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland. Zij treedt in werking een maand nadat de laatste der beide mededelingen van goedkeuring door de andere partij is ontvangen. De partijen stellen het tijdstip van de inwerkingtreding vast door middel van briefwisseling.

  • 2 Met ingang van de dag van haar inwerkingtreding treedt deze overeenkomst in de plaats van

    • a. de overeenkomst met eerste en tweede nadere overeenkomst, alle van 28 juni 1932, tussen het Deichverband en het Nederlands waterschap „Nijmegen-Duitsche grens”;

    • b. de derde nadere overeenkomst van 24 oktober 1960 tussen het Deichverband en het Polderdistrict „Circul van de Ooy en Millingen”.

GEDAAN te Kranenburg, de 20ste september 1972, in viervoud, in de Nederlandse en Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk gezaghebbend.

(w.g.) P. TH. ERMERS

(w.g.) ROBERT JANSEN

Naar boven