Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van [...] tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, 's-Gravenhage, 18-05-1977

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 28-03-1999 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

Het Koninkrijk der Nederlanden en Malta,

Geleid door de wens een overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. Reikwijdte van de Overeenkomst

Artikel 1. Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de Staten of van beide Staten.

Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is

  • 1 Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.

  • 2 Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, belastingen naar het bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

  • 3 De bestaande belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:

    • a. voor Nederland:

      • - de inkomstenbelasting;

      • - de loonbelasting;

      • - de vennootschapsbelasting;

      • - de dividendbelasting;

      • - de vermogensbelasting;

      (hierna te noemen: „Nederlandse belasting”);

    • b. voor Malta:

      • de income tax (inkomstenbelasting) en surtax, daaronder begrepen voorheffingen die hetzij bij wijze van inhouding aan de bron, hetzij op andere wijze hebben plaats gevonden;

    (hierna te noemen: „Maltese belasting”).

  • 4 Deze Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van deze Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Staten delen elkaar alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht, mede.

  • 5 Indien op grond van een bepaling van deze Overeenkomst in een van de Staten een hetzij volledige, hetzij gedeeltelijke vermindering van belasting over bepaalde inkomsten moet worden verleend en ingevolge de in de andere Staat geldende wetgeving een persoon ter zake van die inkomsten niet voor het volle bedrag aan belasting is onderworpen, doch slechts voor zover die inkomsten naar die andere Staat zijn overgemaakt of aldaar zijn ontvangen, vindt de vermindering die de eerstbedoelde Staat ingevolge deze Overeenkomst moet verlenen, slechts toepassing op het gedeelte van de inkomsten dat naar de andere Staat is overgemaakt of aldaar is ontvangen.

HOOFDSTUK II. Begripsbepalingen

Artikel 3. Algemene begripsbepalingen

  • 1 In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist:

    • a. betekent de uitdrukking „Staat” Nederland of Malta, al naar het zinsverband vereist;

      betekent de uitdrukking „Staten” Nederland en Malta;

    • b. omvat de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, en het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan waarop het Koninkrijk der Nederlanden in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten heeft;

    • c. betekent de uitdrukking „Malta” de Republiek Malta, en, wanneer zij in aardrijkskundige zin wordt gebezigd, het eiland Malta, het eiland Gozo en de andere eilanden van de Maltese archipel, daaronder begrepen de daartoe behorende territoriale wateren en elk gebied buiten de territoriale wateren van Malta, dat in overeenstemming met het internationale recht bij de wetgeving van Malta inzake het continentaal plat is of nog zal worden aangewezen als een gebied waarbinnen de rechten van Malta met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen kunnen worden uitgeoefend;

    • d. omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

    • e. betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

    • f. betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een van de Staten” en „onderneming van de andere Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een van de Staten en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Staat;

    • g. betekent de uitdrukking „onderdaan”:

      • (i) met betrekking tot Nederland, iedere natuurlijke persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit en iedere rechtspersoon, vennootschap of vereniging die zijn rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nederland van kracht is;

      • (ii) met betrekking tot Malta, iedere staatsburger van Malta zoals geregeld is in Hoofdstuk III van de Grondwet van Malta en in de „Maltese Citizenship Act, 1965”, en iedere rechtspersoon, vennootschap of vereniging die zijn rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Malta van kracht is;

    • h. betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of een luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een van de Staten is gelegen, behalve wanneer het schip of het luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Staat zijn gelegen;

    • i. betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

      • (i) wat Nederland betreft, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

      • (ii) wat Malta betreft, de Minister verantwoordelijk voor de financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger.

  • 2 Voor de toepassing van deze Overeenkomst door elk van de Staten heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van deze Overeenkomst uitmaken.

Artikel 4. Fiscale woonplaats

  • 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „inwoner van een van de Staten” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. De uitdrukking omvat niet een persoon die in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die Staat of van vermogen dat in die Staat is gelegen.

  • 2 Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een van de Staten in de andere Staat of in een derde Staat en die onderdaan is van de zendstaat, geacht inwoner van de zendstaat te zijn, indien hij in die Staat aan dezelfde verplichtingen ter zake van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen is onderworpen als inwoners van die Staat.

  • 3 Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van het eerste lid inwoner van beide Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:

    • a. hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

    • b. indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

    • c. indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

    • d. indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

  • 4 Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van het eerste lid inwoner van beide Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5. Vaste inrichting

  • 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

  • 2 De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:

    • a. een plaats waar leiding wordt gegeven;

    • b. een filiaal;

    • c. een kantoor;

    • d. een fabriek;

    • e. een werkplaats;

    • f. een mijn, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;

    • g. de plaats van uitvoering van een bouwwerk of constructie- of montagewerkzaamheden of daarmee verband houdende werkzaamheden van toezichthoudende aard, indien dat bouwwerk of die werkzaamheden worden voortgezet gedurende meer dan twaalf maanden.

  • 3 Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht, indien:

    • a. gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

    • b. een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

    • c. een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

    • d. een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

    • e. een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.

  • 4 Een persoon die in een van de Staten voor een onderneming van de andere Staat werkzaam is - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het vijfde lid - wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd, indien hij een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen of koopwaar voor de onderneming.

  • 5 Een onderneming van een van de Staten wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, indien deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

  • 6 De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van de beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

HOOFDSTUK III. Belastingheffing naar het inkomen

Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen

  • 1 Inkomsten uit onroerende goederen mogen worden belast in de Staat waar deze goederen zijn gelegen.

  • 2 De uitdrukking „onroerende goederen” heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door de wetgeving van de Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

  • 3 De bepaling van het eerste lid is van toepassing op de inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

  • 4 De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.

Artikel 7. Winst uit onderneming

  • 1 De voordelen van een onderneming van een van de Staten zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

  • 2 Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een van de Staten in de andere Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.

  • 3 Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten - daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten - die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

  • 4 Voorzover het in een van de Staten gebruikelijk was de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet het tweede lid die Staat niet de te belasten voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de beginselen die in dit artikel liggen besloten.

  • 5 Geen voordelen worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.

  • 6 Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.

  • 7 Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8. Zeevaart en luchtvaart

  • 1 Voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

  • 2 Indien de plaats van de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de Staat waar de thuishaven van het schip is gelegen, of, indien er geen thuishaven is, in de Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.

  • 3 De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op voordelen verkregen uit hoofde van een deelneming in een „pool”, in een gemeenschappelijke onderneming of in een internationaal geëxploiteerd agentschap.

Artikel 9. Gelieerde ondernemingen

  • 1 Indien:

    • a. een onderneming van een van de Staten onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Staat, of

    • b. dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een van de Staten en een onderneming van de andere Staat,

    en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden aanvaard of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

  • 2 Indien voordelen, ter zake waarvan een onderneming van een van de Staten in die Staat in de belastingheffing is betrokken, eveneens zijn begrepen in de voordelen van een onderneming van de andere Staat en dienovereenkomstig zijn belast en deze voordelen bestaan uit voordelen welke die onderneming van de andere Staat zou hebben behaald indien tussen de ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal de eerstbedoelde Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig herzien. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze overeenkomst ten aanzien van de aard van de voordelen en te dien einde plegen de bevoegde autoriteiten van de Staten zo nodig met elkaar overleg.

Artikel 10. Dividenden

  • 1 Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

  • 2 Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een inwoner van Malta mogen ook in Nederland overeenkomstig de Nederlandse wetgeving worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

    • a. 5 percent van het bruto-bedrag van de dividenden, indien de genieter een lichaam is dat onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt;

    • b. 15 percent van het bruto-bedrag van de dividenden, in alle andere gevallen.

    Dit lid laat onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

  • 3 Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Malta aan een inwoner van Nederland die de uiteindelijk gerechtigde daartoe is, zijn vrijgesteld van elke belasting in Malta die geheven wordt ter zake van dividenden naast de belasting die geheven wordt ter zake van de winsten van het lichaam. Voorts mag de Maltese belasting die geheven wordt ter zake van door het lichaam uitgedeelde winst 15 percent van het bruto-bedrag daarvan niet overschrijden, indien de uitgedeelde winst bestaat uit voordelen of winst die behaald zijn in enig jaar ter zake waarvan dat lichaam in het genot is van enige faciliteit ingevolge de bepalingen die de steun aan industrieën in Malta regelen, en de winst wordt uitgedeeld aan een lichaam dat inwoner is van Nederland en dat ter zake van deze winst niet in de Nederlandse vennootschapsbelasting wordt betrokken. Hierbij geldt echter de voorwaarde, dat het ontvangende lichaam bij de belastingautoriteiten van Malta aangiftebiljetten indient en jaarstukken overlegt ter zake van zijn in het desbetreffende aanslagjaar aan Maltese belasting onderworpen inkomsten.

    Dit lid laat onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit wordt uitgedeeld, maar de genieter van de uitgedeelde winst is gerechtigd tot elke teruggaaf die ingevolge de wetgeving van Malta kan worden verleend met betrekking tot de door het lichaam betaalde belasting, indien de aldus betaalde belasting meer bedraagt dan de belasting die volgens de bepalingen van dit lid of van de wetgeving van Malta van uitgedeelde winst geheven mag worden.

  • 4 De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de belastingwetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.

  • 5 De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing, indien de genieter van de dividenden, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat een vrij beroep uitoefent vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 15 van toepassing.

  • 6 Indien een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

Artikel 11. Interest

  • 1 Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.

  • 2 Deze interest mag echter in de Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het bruto-bedrag van de interest niet overschrijden.

  • 3 Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid:

    • a. is interest afkomstig uit Malta en betaald aan de Nederlandse Regering, de Nederlandsche Bank N.V., de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. en de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V., vrijgesteld van Maltese belasting;

    • b. is interest afkomstig uit Nederland en betaald aan de Maltese Regering, de Centrale Bank van Malta of de Maltese Ontwikkelings Maatschappij (Malta Development Corporation) vrijgesteld van Nederlandse belasting;

    • c. zijn de in dit lid verleende vrijstellingen ook van toepassing op ieder ander bij de wet opgericht lichaam van een van de Staten, indien dat lichaam een afzonderlijke rechtspersoon is.

  • 4 De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit overheidsleningen, inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, al dan niet verzekerd door hypotheek doch niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst, en inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldlening worden gelijkgesteld.

  • 5 De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de genieter van de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat een vrij beroep uitoefent vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 15 van toepassing.

  • 6 Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien zij wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.

  • 7 Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan zij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 12. Royalty's

  • 1 Royalty's afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar, indien die inwoner de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is en de royalty's bestaan uit vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap.

  • 2 Royalty's afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat mogen in die andere Staat worden belast, indien de royalty's bestaan uit vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, bioscoopfilms of banden voor televisie of radio, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, van nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap. Deze royalty's mogen echter ook in de Staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het bruto-bedrag van die royalty's niet overschrijden.

  • 3 De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de genieter van de royalty's, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of in die andere Staat een vrij beroep uitoefent vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 15 van toepassing.

  • 4 Royalty's worden geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien zij worden betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de royalty's betaalt, of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting heeft waarvoor de verplichting tot het betalen van de royalty's was aangegaan, en deze royalty's ten laste komen van die vaste inrichting, worden deze royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.

  • 5 Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 13. Beperking van de artikelen 10, 11 en 12

Internationale organisaties, hun organen en functionarissen, alsmede personen die deel uitmaken van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een derde Staat, die in een van de Staten verblijven, hebben in de andere Staat geen recht op de verminderingen of vrijstellingen van belasting voorzien in de artikelen 10, 11 en 12, met betrekking tot uit die andere Staat afkomstige bestanddelen van het inkomen die in deze artikelen zijn behandeld, indien die bestanddelen van het inkomen in de eerstbedoelde Staat niet aan een belasting naar het inkomen zijn onderworpen.

Artikel 14. Vermogenswinsten

  • 1 Voordelen verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, mogen worden belast in de Staat waar deze goederen zijn gelegen.

  • 2 Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een van de Staten in de andere Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een vrij beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast.

  • 3 Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, zijn voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. De bepalingen van artikel 8, tweede lid, vinden hierbij toepassing.

  • 4 Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere zaken dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

  • 5 De bepaling van het vierde lid tast niet aan het recht van elk van de Staten overeenkomstig zijn eigen wetgeving belasting te heffen op voordelen die uit de vervreemding van aandelen of winstbewijzen in een lichaam dat inwoner is van die Staat, worden verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere Staat, maar die in de loop van de laatste vijf jaren voorafgaande aan de vervreemding van de aandelen of winstbewijzen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest.

Artikel 15. Zelfstandige arbeid

  • 1 Voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij hij in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt. Indien hij over zulk een vast middelpunt beschikt, mogen de voordelen in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend. Een inwoner van een van de Staten die in de andere Staat zulk een vrij beroep uitoefent of andere zelfstandige werkzaamheden verricht, wordt geacht in die andere Staat over zulk een vast middelpunt te beschikken, indien hij in die andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen te boven gaan.

  • 2 De uitdrukking „vrij beroep” omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 16. Niet-zelfstandige arbeid

  • 1 Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 17, 19, 20 en 21 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.

  • 2 Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een in de andere Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:

    • a. de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan; en

    • b. de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is; en

    • c. de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.

  • 3 Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 17. Bestuurders- en commissarissenbeloningen

  • 1 Bestuurders- en commissarissenbeloningen en soortgelijke betalingen, verkregen door een inwoner van Nederland in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van de raad van toezicht van een lichaam dat inwoner van Malta is, mogen in Malta worden belast.

  • 2 Beloningen en andere betalingen, verkregen door een inwoner van Malta in zijn hoedanigheid van bestuurder of commissaris van een lichaam dat inwoner van Nederland is, mogen in Nederland worden belast.

Artikel 18. Artiesten en sportbeoefenaars

  • 1 Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 15 en 16 mogen voordelen of inkomsten, verkregen door artiesten, zoals toneelspelers, film-, radio- of televisieartiesten en musici, alsmede door sportbeoefenaars, uit hun persoonlijke werkzaamheden als zodanig worden belast in de Staat waarin deze werkzaamheden worden verricht.

  • 2 Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden als zodanig van een artiest of sportbeoefenaar niet aan die artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 15 en 16, worden belast in de Staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.

Artikel 19. PENSIOENEN, LIJFRENTEN EN SOCIALE-ZEKERHEIDS-UITKERINGEN

  • 1 Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 20, tweede lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen die worden betaald aan een inwoner van een van de Staten ter zake van een vroegere dienstbetrekking, alsook lijfrenten, slechts in die Staat belastbaar.

  • 2 Indien deze beloningen echter geen periodiek karakter dragen en worden betaald ter zake van een in de andere Staat uitgeoefende vroegere dienstbetrekking, of indien in plaats van het recht op lijfrenten een afkoopsom wordt betaald, mogen deze beloningen of deze afkoopsom worden belast in de Staat waaruit zij afkomstig zijn.

  • 3 Pensioenen en andere betalingen krachtens de bepalingen van een stelsel voor sociale zekerheid van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat mogen in de eerstbedoelde Staat worden belast.

  • 4 De uitdrukking „lijfrente” betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.

Artikel 20. Overheidsfuncties

  • 1

    • a. Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of dat plaatselijke publiekrechtelijke lichaam daarvan mogen in die Staat worden belast.

    • b. Deze beloningen zijn echter slechts in de andere Staat belastbaar, indien de diensten in die Staat worden bewezen en de genieter inwoner is van die andere Staat, die:

      • (i) onderdaan is van die Staat; of

      • (ii) niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat werd.

  • 2

    • a. Pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of dat plaatselijke publiekrechtelijke lichaam daarvan, mogen in die Staat worden belast.

    • b. Deze pensioenen zijn echter slechts in de andere Staat belastbaar, indien de genieter onderdaan en inwoner is van die Staat.

  • 3 De bepalingen van de artikelen 16, 17 en 19 zijn van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten, bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf, uitgeoefend door een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

Artikel 21. Professoren en leraren

  • 1 Vergoedingen die een professor of leraar, die inwoner is van een van de Staten en die in de andere Staat verblijft met het doel gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaren onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden aan een universiteit, hogeschool of andere inrichting voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek in die andere Staat, voor dat onderwijs of dat onderzoek ontvangt, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.

  • 2 Dit artikel is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.

Artikel 22. Studenten en stagiairs

  • 1 Een natuurlijke persoon, die onmiddellijk voorafgaand aan zijn bezoek aan de andere Staat inwoner was van een van de Staten, en die in die andere Staat tijdelijk verblijf houdt enkel als student aan een universiteit, hogeschool, school of een andere soortgelijke onderwijsinstelling in die andere Staat, of als een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, is vanaf de datum waarop hij in verband met dat bezoek voor de eerste maal in die andere Staat aankomt, in die andere Staat vrijgesteld van belasting:

    • a. op alle overmakingen uit het buitenland ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding; en

    • b. gedurende een tijdvak van in totaal niet meer dan vijf jaren op alle beloningen die per kalenderjaar 5000 gulden of de tegenwaarde daarvan in Maltese valuta niet overschrijden, voor persoonlijke diensten in die andere Staat bewezen teneinde de hem ten behoeve van die doeleinden ter beschikking staande middelen aan te vullen.

  • 2 Een natuurlijke persoon, die onmiddellijk voorafgaand aan zijn bezoek aan de andere Staat inwoner was van een van de Staten en die in die andere Staat tijdelijk verblijf houdt enkel met de bedoeling te studeren, wetenschappelijke onderzoekingen te doen of een opleiding te verkrijgen, zulks als genieter van een toelage, vergoeding of prijs verleend door een organisatie op het gebied van wetenschap, onderwijs, godsdienst of liefdadigheid of op grond van een programma van technische hulpverlening, waaraan de Regering van een van de Staten deelneemt, is vanaf de datum waarop hij in verband met dat bezoek voor de eerste maal in die andere Staat aankomt, in die andere Staat vrijgesteld van belasting:

    • a. op het bedrag van die toelage, vergoeding of prijs; en

    • b. op alle overmakingen uit het buitenland ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding.

Artikel 23. Overige inkomsten

  • 1 Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de Staten, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing, indien de genieter van de inkomsten, die inwoner is van een van de Staten in de andere Staat een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat een vrij beroep uitoefent vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 15 van toepassing.

HOOFDSTUK IV. Belastingheffing naar het vermogen

Artikel 24. Vermogen

  • 1 Vermogen bestaande uit onroerende goederen, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, mag worden belast in de Staat waar deze goederen zijn gelegen.

  • 2 Vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting van een onderneming, of uit roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep, mag worden belast in de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

  • 3 Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid zijn schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd en roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. De bepalingen van artikel 8, tweede lid, vinden hierbij toepassing.

  • 4 Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een van de Staten zijn slechts in die Staat belastbaar.

HOOFDSTUK V. Vermijding van dubbele belasting

Artikel 25. Vermijding van dubbele belasting

  • 1 Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Malta mogen worden belast.

  • 3 Nederland verleent voorts een vermindering op de overeenkomstig de voorgaande leden van dit artikel berekende belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 17, eerste lid, artikel 18, en artikel 19, tweede lid, in Malta mogen worden belast en die in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag zijn begrepen.

    Het bedrag van deze vermindering is het laagste van de volgende bedragen:

    • (i) het bedrag dat gelijk is aan de in Malta geheven belasting;

    • (ii) het bedrag van de Nederlandse belasting dat tot het overeenkomstig het eerste lid van dit artikel berekende belastingbedrag in dezelfde verhouding staat als het bedrag van de genoemde bestanddelen van het inkomen staat tot het bedrag van het inkomen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag vormt.

  • 4 Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid verleent Nederland een vermindering op de overeenkomstig de voorgaande leden van dit artikel berekende belasting voor inkomen dat volgens artikel 7 in Malta mag worden belast, indien dat inkomen in Malta onder een bijzondere regeling valt zoals bedoeld in artikel 30.

    Het bedrag van deze vermindering is het laagste van de volgende bedragen:

    • i. het bedrag dat gelijk is aan de in Malta geheven belasting;

    • ii. het bedrag van de Nederlandse belasting dat tot het overeenkomstig het eerste lid van dit artikel berekende belastingbedrag in dezelfde verhouding staat als het bedrag van de genoemde bestanddelen van het inkomen staat tot het bedrag van het inkomen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag vormt.

  • 5 Indien als gevolg van bijzondere stimuleringsmaatregelen gericht op het bevorderen van de economische ontwikkeling in Malta, de in feite geheven Maltese belasting op uit Malta afkomstige interest en royalty's (niet zijnde royalty's ter zake van bioscoopfilms of banden voor televisie en radio) minder bedraagt dan de belasting die Malta ingevolge artikel 11, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 12, tweede lid, mag heffen, wordt het bedrag dat gelijk is aan de in Malta over die interest en royalty's geheven belasting als bedoeld in het derde lid, letter (i), geacht 10 percent van het bruto-bedrag daarvan te zijn.

  • 6 Met inachtneming van de bepalingen van de wetgeving van Malta die betrekking hebben op de verrekening van buitenlandse belasting met Maltese belasting (welke bepalingen het algemene beginsel van het hiernavolgende niet mogen aantasten) en behoudens de bepalingen van het zesde lid, wordt, indien in een Maltese aanslag inkomsten of vermogen zijn begrepen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Nederland mogen worden belast, de Nederlandse belasting over die inkomsten of, naar gelang van het geval, dat vermogen verrekend met de desbetreffende daarover verschuldigde Maltese belasting.

  • 7 Indien een inwoner van een van de Staten voordelen verkrijgt die ingevolge artikel 14, vijfde lid, in de andere Staat mogen worden belast, verleent die andere Staat een vermindering op zijn belasting over deze voordelen tot een bedrag dat gelijk is aan de belasting die in de eerstbedoelde Staat over die voordelen is geheven.

HOOFDSTUK VI. Bijzondere bepalingen

Artikel 26. Non-discriminatie

  • 1 Onderdanen van een van de Staten, of zij inwoner zijn van die Staat of niet, worden in de andere Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.

  • 2 De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een van de Staten verplicht aan inwoners van de andere Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.

  • 3 Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, zevende lid, of artikel 12, vijfde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty's en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat. Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstbedoelde Staat.

  • 4 Ondernemingen van een van de Staten, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

  • 5 In dit artikel ziet de uitdrukking „belastingheffing” op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 27. Regeling voor onderling overleg

  • 1 Indien een inwoner van een van de Staten van oordeel is dat de maatregelen van een van de Staten of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Staat waarvan hij inwoner is, of, in gevallen waarop artikel 26, eerste lid, betrekking heeft, aan die van de Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaren nadat de maatregel die aanleiding geeft tot belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

  • 2 De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de Staten.

  • 3 De bevoegde autoriteiten van de Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ten einde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen waarvoor in de Overeenkomst geen voorziening is getroffen.

  • 4 De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.

Artikel 28. Uitwisseling van inlichtingen

  • 1 De bevoegde autoriteiten van de Staten wisselen zodanige inlichtingen uit als nodig zijn om uitvoering te geven aan deze Overeenkomst of aan de nationale wetgeving van de Staten met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met deze Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. Alle door een van de Staten ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen die het onderwerp van de Overeenkomst uitmaken. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruik maken. Deze personen of autoriteiten mogen de inlichtingen bekend maken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

  • 2 In geen geval worden bepalingen van het eerste lid aldus uitgelegd dat zij een van de Staten de verplichting opleggen:

    • a. administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de administratieve praktijk van die of van de andere Staat;

    • b. bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of die van de andere Staat;

    • c. inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

Artikel 29. Diplomatieke en consulaire ambtenaren

De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren en beambten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

Artikel 30. Uitsluiting van bepaalde lichamen of andere personen

  • 1 Deze Overeenkomst is niet van toepassing op lichamen of andere personen die geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld van belasting uit hoofde van een bijzondere regeling krachtens de wetten van een van beide Staten. De Overeenkomst is evenmin van toepassing op door een inwoner van de andere Staat van deze lichamen of andere personen verkregen inkomsten, noch op aandelen, winstbewijzen of belangen in deze lichamen of andere personen.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn ook van toepassing ingeval een lichaam of andere persoon krachtens de administratieve praktijk van die Staat op dezelfde of soortgelijke wijze wordt behandeld als een lichaam of persoon zoals bedoeld in dat lid.

  • 3 De bevoegde autoriteiten van de Staten zullen in onderlinge overeenstemming beslissen welke bijzondere regeling bedoeld wordt in de bepalingen van het eerste lid van dit artikel. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op gelijke of in wezen gelijksoortige wettelijke voorschriften die naast of in de plaats van een dergelijke bijzondere regeling worden uitgevaardigd na 1 januari 1993, tenzij de bevoegde autoriteiten van de Staten in onderlinge overeenstemming anders beslissen.

Artikel 31. Uitvoeringsvoorschriften

  • 2 De bevoegde autoriteit van elk van de Staten kan, in overeenstemming met het gebruik van die Staat, uitvoeringsvoorschriften vaststellen die nodig zijn om de overige bepalingen van deze Overeenkomst uit te voeren.

Artikel 32. Uitbreiding tot andere gebieden

  • 1 Deze Overeenkomst kan, hetzij in haar geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of Aruba, indien het desbetreffende land belastingen heft die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is. Zulk een uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, daaronder begrepen voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, nader vast te stellen en overeen te komen bij diplomatieke notawisseling.

  • 2 Tenzij anders is overeengekomen, brengt de beëindiging van de Overeenkomst zelf niet met zich mede, dat tevens de uitbreiding van de Overeenkomst tot de Nederlandse Antillen of Aruba wordt beëindigd.

HOOFDSTUK VII. Slotbepalingen

Artikel 33. Inwerkingtreding

  • 1 De Regeringen van de Staten delen elkaar mede dat aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is voldaan.

  • 2 De Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de dag waarop de laatste van de mededelingen als bedoeld in het eerste lid is gedaan, en de bepalingen ervan vinden toepassing:

    • a. ter zake van belastingen naar het inkomen op inkomsten verkregen op of na 1 januari 1976;

    • b. ter zake van belastingen naar het vermogen, geheven met ingang van 1 januari 1976.

Artikel 34. Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door de Regering van een van de Staten is beëindigd. Elk van de Staten kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg opzeggen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar na het jaar 1981 een kennisgeving van beëindiging te zenden. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn:

  • a. ter zake van belastingen naar het inkomen op inkomsten verkregen op of na 1 januari, volgend op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan;

  • b. ter zake van belastingen naar het vermogen, geheven met ingang van 1 januari volgend op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 18e mei 1977, in twee exemplaren, in de Nederlandse en Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) M. VAN DER STOEL.

Voor de Regering van de Republiek Malta,

(w.g.) G. AGIUS.

Protocol

Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, heden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Malta gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.

I. Ad Artikel 4

Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een duurzaam tehuis in een van de Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar het schip zijn thuishaven heeft.

II. Ad Artikelen 5 en 7

Behoudens voor zover het herverzekering betreft, tasten de bepaingen van de artikelen 5 en 7 van de Overeenkomst niet aan de bepalingen van de wetgeving van elk van de Staten betreffende de belastingheffing van voordelen behaald met de uitoefening van een verzekeringsbedrijf.

III. Ad Artikelen 8, 14 en 24

  • 1 Niettegenstaande de bepalingen van artikel 8, mogen voordelen uit de exploitatie van schepen in internationaal verkeer, verkregen door een lichaam dat inwoner van Malta is, in Nederland worden belast, tenzij het lichaam bewijst dat deze voordelen niet zijn vrijgesteld van Maltese belasting op grond van de bepalingen van de „Merchant Shipping Act, 1973”, of op grond van een gelijke of gelijksoortige bepaling. De voorgaande zin is echter niet van toepassing, indien het lichaam bewijst dat niet meer dan 25 percent van zijn kapitaal, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van personen die geen inwoner zijn van Malta.

IV. Ad Artikel 10

  • 1 De bepalingen van onderdeel a) van artikel 10, tweede lid, zijn niet van toepassing indien de verhouding tussen de twee lichamen hoofdzakelijk is opgezet of in stand wordt gehouden met de bedoeling om zich van deze vermindering te verzekeren.

  • 2 Het is wel te verstaan dat de verwijzing in de tweede zin van artikel 10, derde lid, naar de bepalingen van de Nederlandse wetgeving, welke er op gericht zijn dat het ontvangende lichaam niet in de Nederlandse vennootschapsbelasting wordt betrokken ter zake van door een lichaam van Malta uitgedeelde winst, slaat op de toepassing van de zogenaamde „deelnemingsvrijstelling” in de Nederlandse Wet op de Vennootschapsbelasting. Onder voorbehoud van de bepalingen van de genoemde Wet en van toekomstige wijzigingen daarvan, leidt deze „deelnemingsvrijstelling” ertoe, dat een lichaam dat inwoner is van Nederland, bij de vaststelling van zijn belastbare winst dividenden die het ontvangt van een lichaam dat inwoner is van Malta, buiten beschouwing kan laten, indien het ten minste vijf percent van het gestorte kapitaal van het laatstbedoelde lichaam bezit.

V. Ad Artikelen 10, 11 en 12

Verzoeken om terugbetaling van belasting die in strijd met de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 is geheven, moeten bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, worden ingediend binnen een tijdvak van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

VI. Ad artikelen 24 en 25

De bepalingen inzake het heffen van belastingen naar het vermogen in artikel 24 en de bepalingen betreffende de vermijding van dubbele belasting met betrekking tot het vermogen in het tweede lid van artikel 25 van de Overeenkomst zijn niet van toepassing zolang Malta geen belasting naar het vermogen heft.

VII. Ad Artikel 25

Het is wel te verstaan dat, wat de Nederlandse inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting betreft, de grondslag bedoeld in artikel 25, eerste lid, is het onzuivere inkomen of de winst in de zin van de Nederlandse wetten op de inkomstenbelasting, onderscheidenlijk de vennootschapsbelasting.

VIII. Ad artikel 25

Niettegenstaande artikel 34 van de Overeenkomst houdt de bepaling van artikel 25, vijfde lid, op van kracht te zijn na de laatste dag van december 1997, tenzij de bevoegde autoriteiten in onderlinge overeenstemming anders beslissen.

IX. Ad artikelen 28 en 30

  • 1 Het is wel te verstaan dat bepalingen inzake de vertrouwelijkheid die zijn opgenomen in een bijzondere regeling zoals bedoeld in artikel 30, of dergelijke bepalingen van gelijke of in wezen gelijksoortige wettelijke voorschriften die worden uitgevaardigd naast of in de plaats van deze bijzondere regeling, geen beperkingen mogen opleggen aan de uitwisseling van inlichtingen zoals bedoeld in artikel 28 van de Overeenkomst in gevallen waarin de bevoegde autoriteit van Malta en de desbetreffende autoriteit die verantwoordelijk is voor de toepassing van die bijzondere regeling, overeenkomen dat er voldoende bewijs bestaat om strafrechtelijke vervolging te rechtvaardigen.

  • 2 Het is voorts wel te verstaan dat bepalingen van wettelijke voorschriften inzake de vertrouwelijkheid die na 1 januari 1994 worden uitgevaardigd, gelijk aan of in de plaats van bepalingen inzake de vertrouwelijkheid, opgenomen in de bijzondere regeling zoals bedoeld in artikel 30 van de Overeenkomst, geen beperkingen mogen opleggen aan de uitwisseling van inlichtingen zoals bedoeld in artikel 28 van de Overeenkomst in geval van verdenking van het vermijden van belasting of het ontgaan van belasting.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 18e mei 1977, in twee exemplaren, in de Nederlandse en Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) M. VAN DER STOEL.

Voor de Regering van de Republiek Malta,

(w.g.) G. AGIUS.

Nr. I

's-Gravenhage, 18 juli 1995

Excellentie,

Onder verwijzing naar het heden ondertekende Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 18 mei 1977, heb ik de eer namens de Regering van Malta het volgende te verklaren:

De Malta International Business Activities Act, 1988 (de MIBA Act) wordt beschouwd als een bijzondere regeling als bedoeld in de bepalingen van artikel 30, eerste lid, van de gewijzigde Overeenkomst. De bepalingen van artikel 30, eerste lid, zijn echter niet van toepassing op lichamen en andere personen die zijn onderworpen aan belasting over hun totale inkomen tegen het volle tarief overeenkomstig de bepalingen van de Income Tax Act (Hfdst. 123) en die onherroepelijk afstand hebben gedaan van hun rechten op bescherming op grond van artikel 38 van de MIBA Act.

De overgangsperiode waarin verzoeken om registratie op grond van de MIBA Act-regeling kunnen worden gedaan, zal op 31 december 1996 eindigen.

Tijdens de onderhandelingen werd erkend dat als gevolg van de geheimhoudingsbepalingen in de MIBA Act Malta niet in staat zal zijn om zijn verplichtingen ter zake van de uitwisseling van inlichtingen als bedoeld in artikel 28 van de Overeenkomst na te komen met betrekking tot lichamen die voor 23 september 1994 op grond van de MIBA Act geregistreerd zijn. Deze situatie zal eindigen op 23 september 2004, of zoveel eerder als de garanties op geheimhouding op grond van de MIBA Act zijn verstreken.

Tijdens de onderhandelingen werd voorts erkend dat bijvoorbeeld de volgende informatie op verzoek tussen de bevoegde autoriteiten van beide staten kan worden uitgewisseld in geval deze informatie voor Nederlandse of Maltese belastingdoeleinden van belang zou kunnen zijn:

  • a. het verloop van een bankrekening van een belastingplichtige, inclusief rente-inkomsten en gedane stortingen;

  • b. namen en adressen van aandeelhouders van buitenlandse lichamen;

  • c. bedragen van commissies en soortgelijke betalingen en namen en adressen van ontvangers van deze betalingen;

  • d. verificatie of een persoon bij de belastingdienst is geregistreerd, of hij een aangiftebiljet heeft ingediend en de verschuldigde belasting heeft betaald;

  • e. verificatie of het inkomen van een belastingplichtige dat van belasting is vrijgesteld of waarvoor verrekening is gegeven op basis van het bilaterale belastingverdrag daadwerkelijk in de andere staat is belast;

  • f. informatie om te beoordelen of verrekenprijzen voor goederen of diensten tussen Maltese en Nederlandse lichamen juist zijn berekend (bijvoorbeeld als goederen kort na hun aankoop verkocht zijn en tegen welke prijs);

  • g. de inhoud van een door de belastingdienst afgegeven ruling.

Tijdens de onderhandelingen werd tenslotte erkend dat een trust, geregistreerd op grond van de Offshore Trusts Act, 1988, respectievelijk een unit trust en een van belasting vrijgesteld vennootschappelijk lichaam met een variabel aandelenkapitaal (SICAV), geregistreerd op grond van de voorgestelde Investment Services Act niet zullen worden aangemerkt als een inwoner van een van de staten voor de toepassing van de Overeenkomst.

Indien het voorgaande aanvaardbaar is voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, heb ik de eer voor te stellen dat deze brief en Uw antwoordbrief een verdrag zullen vormen tussen Malta en het Koninkrijk der Nederlanden dat van kracht wordt op de datum van inwerkingtreding van het bovengenoemde Protocol.

Sta mij toe, Excellentie, U de hernieuwde verzekering te geven van mijn zeer bijzondere hoogachting.

Voor de Regering van Malta

(w.g.) N. BUTTIGIEG SCICLUNA

Dr. Noel Buttigieg Scicluna

Zijne Excellenctie

dr. W. A. F. G. Vermeend

Staatssecretaris van Financiën

Nr. II

's-Gravenhage, 18 juli 1995

Excellentie,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uw brief, gedateerd heden, die als volgt luidt:

[Red: Zoals in Nr. 1]

Ik heb de eer Uwe Excellentie ter kennis te brengen dat het voorgaande aanvaardbaar is voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en ik heb de eer namens de Regering te bevestigen dat Uw brief en deze antwoordbrief een verdrag vormen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta dat van kracht wordt op de datum van inwerkingtreding van het bovengenoemde Protocol.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting te willen aanvaarden.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. K. T. POSTMA

J.K.T. Postma

Voor de Staatssecretaris van Financiën

Zijne Excellentie

Dr. Noel Buttigieg Scicluna

Buitengewoon en Gevolmachtigde Ambassadeur van Malta

Authentiek : EN

Agreement between the Kingdom of the Netherlands and Malta for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital

The Kingdom of the Netherlands and Malta,

Desiring to conclude an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,

Have agreed as follows:

CHAPTER I. Scope of the Agreement

Article 1. Personal scope

This Agreement shall apply to persons who are residents of one or both of the States.

Article 2. Taxes covered

  • 1 This Agreement shall apply to taxes on income and on capital imposed on behalf of each of the States or of its political subdivisions or local authorities, irrespective of the manner in which they are levied.

  • 2 There shall be regarded as taxes on income and on capital all taxes imposed on total income, on total capital, or on elements of income or of capital, including taxes on gains from the alienation of movable or immovable property, taxes on the total amounts of wages or salaries paid by enterprises, as well as taxes on capital appreciation.

  • 3 The existing taxes to which this Agreement shall apply are, in particular:

    • a. in the case of the Netherlands:

      • - de inkomstenbelasting (income tax);

      • - de loonbelasting (wages tax);

      • - de vennootschapsbelasting (company tax);

      • - de dividendbelasting (dividend tax);

      • - de vermogensbelasting (capital tax);

      (hereinafter referred to as “Netherlands tax”);

    • b. in the case of Malta:

      the income tax and surtax, including prepayments of tax whether made by deduction at source or otherwise,

      (hereinafter referred to as “Malta tax”).

  • 4 This Agreement shall also apply to any identical or substantially similar taxes which are imposed after the date of signature of this Agreement in addition to, or in place of, the existing taxes. The competent authorities of the States shall notify to each other any substantial changes which have been made in their respective taxation laws.

  • 5 Where under any provision of this Agreement income is relieved from tax in one of the States, either in full or in part, and, under the law in force in the other State, a person, in respect of the said income, is subject to tax by reference to the amount thereof which is remitted to or received in that other State and not by reference to the full amount thereof, then the relief to be allowed under this Agreement in the first-mentioned State shall apply to so much of the income as is remitted to or received in the other State.

CHAPTER II. Definitions

Article 3. General definitions

  • 1 In this Agreement, unless the context otherwise requires:

    • a. the term “State” means the Netherlands or Malta, as the contexts requires; the term “States” means the Netherlands and Malta;

    • b. the term “the Netherlands” comprises the part of the Kingdom of the Netherlands that is situated in Europe and the part of the seabed and its subsoil under the North-Sea, over which the Kingdom of the Netherlands has sovereign rights in accordance with international law;

    • c. the term “Malta” means the Republic of Malta, and, when used in a geographical sense, means the Island of Malta, the Island of Gozo and the other islands of the Maltese archipelago, including the territorial waters thereof, and any area outside the territorial sea of Malta which, in accordance with international law, has been or may hereafter be designated, under the laws of Malta concerning the Continental Shelf, as an area within which the rights of Malta with respect to the seabed and subsoil and their natural resources may be exercised;

    • d. the term “person” comprises an individual, a company and any other body of persons;

    • e. the term “company” means any body corporate or any entity which is treated as a body corporate for tax purposes;

    • f. the terms “enterprise of one of the States” and “enterprise of the other State” mean respectively an enterprise carried on by a resident of one of the States and an enterprise carried on by a resident of the other State;

    • g. the term “national” means:

      • (i) in respect of the Netherlands, any individual possessing the nationality of the Netherlands and any legal person, partnership or association deriving its status as such from the law in force in the Netherlands;

      • (ii) in respect of Malta, any citizen of Malta as provided for in Chapter III of the Constitution of Malta and in the Maltese Citizenship Act, 1965, and any legal person, partnership or association deriving its status as such from the law in force in Malta;

    • h. the term “international traffic” means any transport by a ship or aircraft operated by an enterprise which has its place of effective management in one of the States, except when the ship or aircraft is operated solely between places in the other State;

    • i. the term “competent authority” means:

      • (i) in the case of the Netherlands, the Minister of Finance or his authorized representative;

      • (ii) in the case of Malta, the Minister responsible for finance or his authorized representative.

  • 2 As regards the application of this Agreement by either of the States, any term not otherwise defined shall, unless the context otherwise requires; have the meaning which it has under the laws of that State relating to the taxes which are the subject of this Agreement.

Article 4. Fiscal domicile

  • 1 For the purposes of this Agreement, the term “resident of one of the States” means any person who, under the law of that State, is liable to taxation therein by reason of his domicile, residence, place of management or any other criterion of a similar nature. The term does not include any person who is liable to tax in that State in respect only of income from sources therein or capital situated in that State.

  • 2 For the purposes of this Agreement an individual, who is a member of a diplomatic or consular mission of one of the States in the other State or in a third State and who is a national of the sending State, shall be deemed to be a resident of the sending State if he is submitted therein to the same obligations in respect of taxes on income and capital as are residents of that State.

  • 3 Where by reason of the provisions of paragraph 1 an individual is a resident of both States, then his status shall be determined as follows:

    • a. he shall be deemed to be a resident of the State in which he has a permanent home available to him. If he has a permanent home available to him in both States, he shall be deemed to be a resident of the State with which his personal and economic relations are closest (centre of vital interests);

    • b. if the State in which he has his centre of vital interests cannot be determined, or if he has not a permanent home available to him in either State, he shall be deemed to be a resident of the State in which he has an habitual abode;

    • c. if he has an habitual abode in both States or in neither of them, he shall be deemed to be a resident of the State of which he is a national;

    • d. if he is a national of both States or of neither of them, the competent authorities of the States shall settle the question by mutual agreement.

  • 4 Where by reason of the provisions of paragraph 1, a person other than an individual is a resident of both States, then it shall be deemed to be a resident of the State in which its place of effective management is situated.

Article 5. Permanent establishment

  • 1 For the purposes of this Agreement, the term “permanent establishment” means a fixed place of business in which the business of the enterprise is wholly or partly carried on.

  • 2 The term “permanent establishment” shall include especially:

    • a. a place of management;

    • b. a branch;

    • c. an office;

    • d. a factory;

    • e. a workshop;

    • f. a mine, quarry or other place of extraction of natural resources;

    • g. a building site or construction or assembly project or supervisory activities in connection therewith, where such site, project or activity continues for more than twelve months.

  • 3 The term “permanent establishment” shall not be deemed to include:

    • a. the use of facilities solely for the purpose of storage, display or delivery of goods or merchandise belonging to the enterprise;

    • b. the maintenance of a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of storage, display or delivery;

    • c. the maintenance of a stock of goods or merchandise belonging to the enterprise solely for the purpose of processing by another enterprise;

    • d. the maintenance of a fixed place of business solely for the purpose of purchasing goods or merchandise, or for collecting information, for the enterprise;

    • e. the maintenance of a fixed place of business solely for the purpose of advertising, for the supply of information, for scientific research or for similar activities which have a preparatory or auxiliary character, for the enterprise.

  • 4 A person acting in one of the States on behalf of an enterprise of the other State - other than an agent of an independent status to whom paragraph 5 applies - shall be deemed to be a permanent establishment in the first-mentioned State if he has, and habitually exercises in that State, an authority to conclude contracts in the name of the enterprise, unless his activities are limited to the purchase of goods or merchandise for the enterprise.

  • 5 An enterprise of one of the States shall not be deemed to have a permanent establishment in the other State merely because it carries on business in that other State through a broker, general commission agent or any other agent of an independent status, where such persons are acting in the ordinary course of their business.

  • 6 The fact that a company which is a resident of one of the States controls or is controlled by a company which is a resident of the other State, or which carries on business in that other State (whether through a permanent establishment or otherwise), shall not of itself constitute either company a permanent establishment of the other.

CHAPTER III. Taxation of income

Article 6. Income from immovable property

  • 1 Income from immovable property may be taxed in the State in which such property is situated.

  • 2 The term “immovable property” shall be defined in accordance with the law of the State in which the property in question is situated. The term shall in any case include property accessory to immovable property, rights to which the provisions of general law respecting landed property apply, usufruct of immovable property and rights to variable or fixed payments as consideration for the working of, or the right to work, mineral deposits, sources and other natural resources; ships and aircraft shall not be regarded as immovable property.

  • 3 The provisions of paragraph 1 shall apply to income derived from the direct use, letting, or use in any other form of immovable property.

  • 4 The provisions of paragraphs 1 and 3 shall also apply to the income from immovable property of an enterprise and to income from immovable property used for the performance of professional services.

Article 7. Business profits

  • 1 The profits of an enterprise of one of the States shall be taxable only in that State unless the enterprise carries on business in the other State through a permanent establishment situated therein. If the enterprise carries on business as aforesaid, the profits of the enterprise may be taxed in the other State but only so much of them as is attributable to that permanent establishment.

  • 2 Subject to the provisions of paragraph 3, where an enterprise of one of the States carries on business in the other State through a permanent establishment situated therein, there shall in each State be attributed to that permanent establishment the profits which it might be expected to make if it were a distinct and separate enterprise engaged in the same or similar activities under the same or similar conditions and dealing wholly independently with the enterprise of which it is a permanent establishment.

  • 3 In the determination of the profits of a permanent establishment, there shall be allowed as deductions expenses which are incurred for the purposes of the permanent establishment including executive and general administrative expenses so incurred, whether in the State in which the permanent establishment is situated or elsewhere.

  • 4 Insofar as it has been customary in one of the States to determine the profits to be attributed to a permanent establishment on the basis of an apportionment of the total profits of the enterprise to its various parts, nothing in paragraph 2 shall preclude that State from determining the profits to be taxed by such an apportionment as may be customary; the method of apportionment adopted shall, however, be such that the result shall be in accordance with the principles embodied in this Article.

  • 5 No profits shall be attributed to a permanent establishment by reason of the mere purchase by that permanent establishment of goods or merchandise for the enterprise.

  • 6 For the purposes of the preceding paragraphs, the profits to be attributed to the permanent establishment shall be determined by the same method year by year unless there is good and sufficient reason to the contrary.

  • 7 Where profits include items of income which are dealt with separately in other Articles of this Agreement, then the provisions of those Articles shall not be affected by the provisions of this Article.

Article 8. Shipping and air transport

  • 1 Profits from the operation of ships or aircraft in international traffic shall be taxable only in the State in which the place of effective management of the enterprise is situated.

  • 2 If the place of effective management of a shipping enterprise is aboard a ship, then it shall be deemed to be situated in the State in which the home harbour of the ship is situated, or, if there is no such home harbour, in the State of which the operator of the ship is a resident.

  • 3 The provisions of paragraph 1 shall also apply to profits derived from the participation in a pool, a joint business or in an international operating agency.

Article 9. Associated enterprises

  • 1 Where

    • a. an enterprise of one of the States participates directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of the other State, or

    • b. the same persons participate directly or indirectly in the management, control or capital of an enterprise of one of the States and an enterprise of the other State,

    and in either case conditions are made or imposed between the two enterprises in their commercial or financial relations which differ from those which would be made between independent enterprises, then any profits which would, but for those conditions, have accrued to one of the enterprises, but, by reason of those conditions, have not so accrued, may be included in the profits of that enterprise and taxed accordingly.

  • 2 Where profits on which an enterprise of one of the States has been charged to tax in that State are also included in the profits of an enterprise of the other State and taxed accordingly and the profits so included are profits which would have accrued to that enterprise of the other State if the conditions made between the enterprises had been those which would have been made between independent enterprises, then the first-mentioned State shall make an appropriate adjustment to the amount of tax charged on those profits in the first-mentioned State. In determining such an adjustment due regard shall be had to the other provisions of this Agreement in relation to the nature of the income, and for this purpose the competent authorities of the States shall if necessary consult each other.

Article 10. Dividends

  • 1 Dividends paid by a company which is a resident of one of the States to a resident of the other State may be taxed in that other State.

  • 2 Dividends paid by a company which is a resident of the Netherlands to a resident of Malta may also be taxed in the Netherlands, and according to Netherlands law, but, if the recipient is the beneficial owner of the dividends, the tax so charged shall not exceed:

    • a. 5 per cent of the gross amount of the dividends if the recipient is a company which holds directly at least 25 per cent of the capital of the company paying the dividends;

    • b. 15 per cent of the gross amount of the dividends, in all other cases.

    This paragraph shall not affect the taxation of the company in respect of the profits out of which the dividends are paid.

  • 3 Dividends paid by a company which is a resident of Malta to a resident of the Netherlands who is the beneficial owner thereof shall be exempt from any tax in Malta which is chargeable on dividends in addition to the tax chargeable in respect of the profits of the company. Furthermore, Malta tax chargeable with respect to distributed profits of the company shall not exceed 15 per cent of the gross amount thereof, if the distributed profits consist of gains or profits earned in any year in respect of which that company is in receipt of any benefit under the provisions regulating aids to industries in Malta, and the profits are distributed to a company which is a resident of the Netherlands and which is not charged to Netherlands company tax with respect to such profits: provided that the receiving company submits returns and accounts to the taxation authorities of Malta in respect of its income liable to Malta tax for the relative year of assessment.

    This paragraph shall not affect the taxation of the company in respect of the profits out of which distributions are made, but the recipient of any distributed profits shall be entitled to any refund which may be available under the law of Malta on account of the tax paid by the company, if the tax so paid is in excess of that chargeable on the distributed profits in accordance with the provisions of this paragraph or of the law of Malta.

  • 4 The term “dividends” as used in this Article means income from shares, “jouissance” shares or “jouissance” rights, mining shares, founders' shares or other rights participating in profits, as well as income from other corporate rights which is subjected to the same taxation treatment as income from shares by the taxation law of the State of which the company making the distribution is a resident.

  • 5 The provisions of paragraphs 1, 2 and 3 shall not apply if the recipient of the dividends, being a resident of one of the States, carries on business in the other State of which the company paying the dividends is a resident, through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State professional services from a fixed base situated therein, and the holding in respect of which the dividends are paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such a case, the provisions of Article 7 or Article 15, as the case may be, shall apply.

  • 6 Where a company which is a resident of one of the States derives profits or income from the other State, that other State may not impose any tax on the dividends paid by the company, except insofar as such dividends are paid to a resident of that other State or insofar as the holding in respect of which the dividends are paid is effectively connected with a permanent establishment or a fixed base situated in that other State, nor subject the company's undistributed profits to a tax on undistributed profits, even if the dividends paid or the undistributed profits consist wholly or partly of profits or income arising in such other State.

Article 11. Interest

  • 1 Interest arising in one of the States and paid to a resident of the other State may be taxed in that other State.

  • 2 However, such interest may be taxed in the State in which it arises and according to the law of that State, but if the recipient is the beneficial owner of the interest, the tax so charged shall not exceed 10 per cent of the gross amount of the interest.

  • 3 Notwithstanding the provisions of paragraph 2:

    • a. interest arising in Malta and paid to the Netherlands Government, the Central Bank of the Netherlands, the Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (Netherlands finance company for developing countries), and the Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (Netherlands investment bank for developing countries) shall be exempt from Malta tax;

    • b. interest arising in the Netherlands and paid to the Malta Government, the Central Bank of Malta or the Malta Development Corporation shall be exempt from Netherlands tax;

    • c. the exemptions granted by this paragraph shall also apply to any other statutory body of one of the States if such body possesses a distinct legal personality.

  • 4 The term “interest” as used in this Article means income from Government securities, income from bonds or debentures, whether or not secured by mortgage but not carrying a right to participate in profits, and income from debt-claims of every kind whether or not secured by mortgage, as well as all other income assimilated to income from money lent by the taxation law of the States in which the income arises.

  • 5 The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the recipient of the interest, being a resident of one of the States, carries on business in the other State in which the interest arises, through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State professional services from a fixed base situated therein, and the debt-claim in respect of which the interest is paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such a case, the provisions of Article 7 or Article 15, as the case may be, shall apply.

  • 6 Interest shall be deemed to arise in one of the States when the payer is that State itself, a political subdivision, a local authority or a resident of that State. Where, however, the person paying the interest, whether he is a resident of one the States or not, has in one of the States a permanent establishment in connection with which the indebtedness on which the interest is paid was incurred, and such interest is borne by such permanent establishment, then such interest shall be deemed to arise in the State in which the permanent establishment is situated.

  • 7 Where, owing to a special relationship between the payer and the recipient or between both of them and some other person, the amount of the interest paid, having regard to the debt-claim for which it is paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the recipient in the absence of such relationship, the provisions of this Article shall apply only to the last-mentioned amount. In that case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the law of each State, due regard being had to the other provisions of this Agreement.

Article 12. Royalties

  • 1 Royalties arising in one of the States and paid to a resident of the other State shall be taxable only in that other State if such resident is the benificial owner of the royalties and the royalties consist of payments of any kind received as consideration for the use of, or the right to use, any copyright of literary, artistic or scientific work.

  • 2 Royalties arising in one of the States and paid to a resident of the other State may be taxed in that other State if the royalties consist of payments of any kind received as a consideration for the use of, or the right to use, cinematographic films or tapes for television or broadcasting, any patent, trade mark, design, model, plan, secret formula or process, industrial, commercial or scientific equipment, or information concerning industrial, commercial or scientific experience. However, such royalties may also be taxed in the State in which they arise, and according to the law of that State, but if the recipient is the beneficial owner of the royalties, the tax so charged shall not exceed 10 per cent of the gross amount of such royalties.

  • 3 The provisions of paragraphs 1 and 2 shall not apply if the recipient of the royalties, being a resident of one of the States, carries on business in the other State in which the royalties arise, through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State professional services from a fixed base situated therein, and the right or property in respect of which the royalties are paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such a case, the provisions of Article 7 or Article 15, as the case may be, shall apply.

  • 4 Royalties shall be deemed to arise in one of the States when the payer is that State itself, a political subdivision, a local authority or a resident of that State. Where, however, the person paying the royalties, whether he is a resident of one of the States or not, has in one of the States a permanent establishment in connection with which the liability to pay the royalties was incurred, and such royalties are borne by such permanent establishment, then such royalties shall be deemed to arise in the State in which the permanent establishment is situated.

  • 5 Where, owing to a special relationship between the payer and the recipient or between both of them and some other person, the amount of the royalties paid, having regard to the use, right or information for which they are paid, exceeds the amount which would have been agreed upon by the payer and the recipient in the absence of such relationship, the provisions of this Article shall apply only to the last-mentioned amount. In that case, the excess part of the payments shall remain taxable according to the law of each State, due regard being had to the other provisions of this Agreement.

Article 13. Limitation of Articles 10, 11 and 12

International organizations, organs and officials thereof and members of a diplomatic or consular mission of a third State, being present in one of the States, are not entitled, in the other State, to the reductions or exemptions from tax provided for in Articles 10, 11 and 12 in respect of the items of income dealt with in these Articles and arising in that other State, if such items of income are not subject to a tax on income in the first-mentioned State.

Article 14. Capital gains

  • 1 Gains from the alienation of immovable property, as defined in paragraph 2 of Article 6, may be taxed in the State in which such property is situated.

  • 2 Gains from the alienation of movable property forming part of the business property of a permanent establishment which an enterprise of one of the States has in the other State, or of movable property pertaining to a fixed base available to a resident of one of the States in the other State for the purpose of performing professional services, including such gains from the alienation of such a permanent establishment (alone or together with the whole enterprise) or of such a fixed base, may be taxed in the other State.

  • 3 Notwithstanding the provisions of paragraph 2, gains from the alienation of ships and aircraft operated in international traffic or of movable property pertaining to the operation of such ships and aircraft, shall be taxable only in the State in which the place of effective management of the enterprise is situated. For the purposes of this paragraph the provisions of paragraph 2 of Article 8 shall apply.

  • 4 Gains from the alienation of any property other than those mentioned in paragraphs 1, 2 and 3, shall be taxable only in the State of which the alienator is a resident.

  • 5 The provisions of paragraph 4 shall not affect the right of each of the States to levy according to its own law a tax on gains from the alienation of shares or “jouissance” rights in a company which is a resident of that State, derived by an individual who is a resident of the other State but has been a resident of the firstmentioned State in the course of the last five years preceding the alienation of the shares or “jouissance” rights.

Article 15. Independent personal services

  • 1 Income derived by a resident of one of the States in respect of professional services or other independent activities of a similar character shall be taxable only in that State unless he has a fixed base regularly available to him in the other State for the purpose of performing his activities. If he has such a fixed base, the income may be taxed in the other State but only so much of it as is attributable to that fixed base. A resident of one of the States performing such professional services or other independent activities in the other State shall be deemed to have such a fixed base available to him in that other State if he is present in that other State for a period or periods exceeding in the aggregate 183 days in the calendar year concerned.

  • 2 The term “professional services” includes especially independent scientific, literary, artistic, educational or teaching activities as well as the independent activities of physicians, lawyers, engineers, architects, dentists and accountants.

Article 16. Dependent personal services

  • 1 Subject to the provisions of Articles 17, 19, 20 and 21, salaries, wages and other similar remuneration derived by a resident of one of the States in respect of an employment shall be taxable only in that State unless the employment is exercised in the other State. If the employment is so exercised, such remuneration as is derived therefrom may be taxed in that other State.

  • 2 Notwithstanding the provisions of paragraph 1, remuneration derived by a resident of one of the States in respect of an employment exercised in the other State shall be taxable only in the first-mentioned State if:

    • a. the recipient is present in the other State for a period or periods not exceeding in the aggregate 183 days in the calendar year concerned; and

    • b. the remuneration is paid by, or on behalf of, an employer who is not a resident of the other State; and

    • c. the remuneration is not borne by a permanent establishment or a fixed base which the employer has in the other State.

  • 3 Notwithstanding the preceding provisions of this Article remuneration derived by a resident of one of the States in respect of an employment exercised aboard a ship or aircraft in international traffic shall be taxable only in that State.

Article 17. Directors' fees

  • 1 Directors' fees and similar payments derived by a resident of the Netherlands in his capacity as a member of the board of directors of a company which is a resident of Malta may be taxed in Malta.

  • 2 Remuneration and other payments derived by a resident of Malta in his capacity as a “bestuurder” or a “commissaris” of a company which is a resident of the Netherlands may be taxed in the Netherlands.

Article 18. Artistes and athletes

  • 1 Notwithstanding the provisions of Articles 15 and 16, income derived by entertainers, such as theatre, motion picture, radio or television artistes, and musicians, and by athletes, from their personal activities as such, may be taxed in the State in which these activities are exercised.

  • 2 Where income in respect of personal activities as such of an entertainer or athlete accrues not to that entertainer or athlete himself but to another person, that income may, notwithstanding the provisions of Articles 7, 15 and 16, be taxed in the State in which the activities of the entertainer or athlete are exercised.

Article 19. PENSIONS, ANNUITIES AND SOCIAL SECURITY PAYMENTS

  • 1 Subject to the provisions of paragraph 2 of Article 20, pensions and other similar remuneration paid to a resident of one of the States in consideration of past employment and any annuity shall be taxable only in that State.

  • 2 However, where such remuneration is not of a periodical nature and it is paid in consideration of past employment exercised in the other State, or where instead of the right to annuities a lump sum is paid, this remuneration or this lump sum may be taxed in the State in which it arises.

  • 3 Any pension and other payment paid out under the provisions of a social security system of one of the States to a resident of the other State may be taxed in the first-mentioned State.

  • 4 The term “annuity” means a stated sum payable periodically at stated times during life or during a specified or ascertainable period of time under an obligation to make the payments in return for adequate and full consideration in money or money’s worth.

Article 20. Government service

  • 1

    • a. Remuneration, other than a pension, paid by one of the States or a political subdivision or a local authority thereof to any individual in respect of services rendered to that State or subdivision or local authority thereof may be taxed in that State.

    • b. However, such remuneration shall be taxable only in the other State if the services are rendered in that State and the recipient is a resident of that other State who:

      • (i) is a national of that State; or

      • (ii) did not become a resident of that State solely for the purpose of performing the services.

  • 2

    • a. Any pension paid by, or out of funds created by, one of the States or a political subdivision or a local authority thereof to any individual in respect of services rendered to that State or subdivision or local authority thereof may be taxed in that State.

    • b. However, such pension shall be taxable only in the other State if the recipient is a national of and a resident of that State.

  • 3 The provisions of Articles 16, 17 and 19 shall apply to remuneration or pensions in respect of services rendered in connection with any trade or business carried on by one of the States or a political subdivision or a local authority thereof.

Article 21. Professors and teachers

  • 1 Payments which a professor or teacher who is a resident of one of the States and who is present in the other State for the purpose of teaching or scientific research for a maximum period of two years in a university, college or other establishment for teaching or scientific research in that other State, receives for such teaching or research, shall be taxable only in the first-mentioned State.

  • 2 This Article shall not apply to income from research if such research is undertaken not in the public interest but primarily for the private benefit of a specific person or persons.

Article 22. Students and trainees

  • 1 An individual who was a resident of one of the States immediately before visiting the other State and is temporarily present in that other State solely as a student at a university, college, school or other similar educational institution in that other State or as a business apprentice shall, from the date of his first arrival in that other State in connection with that visit, be exempt from tax in that other State:

    • a. on all remittances from abroad for purposes of his maintenance, education or training; and

    • b. for a period not exceeding in the aggregate five years, on any remuneration not exceeding 5000 guilders, or the equivalent in Malta currency, for each calendar year for personal services rendered in that other State with a view to supplementing the resources available to him for such purposes.

  • 2 An individual who was a resident of one of the States immediately before visiting the other State and is temporarily present in that other State solely for the purpose of study, research or training as a recipient of a grant, allowance or award from a scientific, educational, religious or charitable organisation or under a technical assistance programme entered into by the Government of one of the States shall, from the date of his first arrival in that other State in connection with that visit, be exempt from tax in that other State:

    • a. on the amount of such grant, allowance or award, and

    • b. on all remittances from abroad for the purposes of his maintenance, education or training.

Article 23. Other income

  • 1 Items of income of a resident of one of the States, wherever arising, not dealt with in the foregoing Articles of this Agreement shall be taxable only in that State.

  • 2 The provisions of paragraph 1 shall not apply if the recipient of the income, being a resident of one of the States, carries on business in the other State through a permanent establishment situated therein, or performs in that other State professional services from a fixed base situated therein, and the right or property in respect of which the income is paid is effectively connected with such permanent establishment or fixed base. In such a case, the provisions of Article 7 or Article 15, as the case may be, shall apply.

CHAPTER IV. Taxation of capital

Article 24. Capital

  • 1 Capital represented by immovable property, as defined in paragraph 2 of Article 6, may be taxed in the State in which such property is situated.

  • 2 Capital represented by movable property forming part of the business property of a permanent establishment of an enterprise, or by movable property pertaining to a fixed base used for the performance of professional services, may be taxed in the State in which the permanent establishment or fixed base is situated.

  • 3 Notwithstanding the provisions of paragraph 2, ships and aircraft operated in international traffic and movable property pertaining to the operation of such ships and aircraft shall be taxable only in the State in which the place of effective management of the enterprise is situated. For the purposes of this paragraph the provisions of paragraph 2 of Article 8 shall apply.

  • 4 All other elements of capital of a resident of one of the States shall be taxable only in that State.

CHAPTER V. Elimination of double taxation

Article 25. Elimination of double taxation

  • 1 The Netherlands, when imposing tax on its residents, may include in the basis upon which such taxes are imposed the items of income or capital which, according to the provisions of this Agreement, may be taxed in Malta.

  • 3 Further the Netherlands shall allow a deduction from the tax computed in accordance with the preceding paragraphs of this Article with respect to the items of income which may be taxed in Malta according to paragraph 2 of Article 11, paragraph 2 of Article 12, paragraph 1 of Article 17, Article 18, and paragraph 2 of Article 19 and are included in the basis referred to in paragraph 1 of this Article.

    The amount of this deduction shall be the lesser of the following amounts:

    • (i) the amount equal to the Malta tax;

    • (ii) the amount of the Netherlands tax which bears the same proportion to the amount of tax computed in conformity with paragraph 1 of this Article, as the amount of the said items of income bears to the amount of income which forms the basis referred to in paragraph 1 of this Article.

  • 4 Notwithstanding the provisions of paragraph 2, the Netherlands shall allow a deduction from the tax computed in accordance with the preceding paragraphs of this Article with respect to income which may be taxed in Malta according to Article 7, if such income is subject in Malta to a special regime as meant in Article 30.

    The amount of this deduction shall be the lesser of the following amounts:

    • (i) the amount equal to the Malta tax;

    • (ii) the amount of the Netherlands tax which bears the same proportion to the amount of tax computed in conformity with paragraph 1 of this Article, as the amount of the said items of income bears to the amount of income which forms the basis referred to in paragraph 1 of this Article.

  • 5 Where, by reason of special incentive measures designed to promote economic development in Malta, the Malta tax actually levied on interest and royalties (other than royalties in respect of cinematographic films or tapes for television and broadcasting) arising in Malta is lower than the tax Malta may levy according to paragraph 2 of Article 11 and paragraph 2 of Article 12, respectively, then the amount equal to the Malta tax referred to in subparagraph (i) of paragraph 3 on such interest and royalties shall be deemed to be 10 per cent of the gross amount thereof.

  • 6 Subject to the provisions of the law of Malta regarding the allowance of a credit against Malta tax in respect of foreign tax (which shall not affect the general principle hereof) and saving the provisions of paragraph 6, where there is included in a Malta assessment income or capital which, in accordance with the provisions of this Agreement, may be taxed in the Netherlands, the Netherlands tax on such income or capital, as the ease may be, shall be allowed as a credit against the relative Malta tax payable thereon.

  • 7 Where a resident of one of the States derives gains which may be taxed in the other State in accordance with paragraph 5 of Article 14, that other State shall allow a deduction from its tax on such gains to an amount equal to the tax levied in the first-mentioned State on the said gains.

CHAPTER VI. Special provisions

Article 26. Non-discrimination

  • 1 The nationals of one of the States, whether they are residents of that State or not, shall not be subjected in the other State to any taxation or any requirement connected therewith which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which nationals of that other State in the same circumstances are or may be subjected.

  • 2 The taxation on a permanent establishment which an enterprise of one of the States has in the other State shall not be less favourably levied in that other State than the taxation levied on enterprises of that other State carrying on the same activities. This provision shall not be construed as obliging one of the States to grant to residents of the other State any personal allowances, reliefs and reductions for taxation purposes on account of civil status or family responsibilities which it grants to its own residents.

  • 3 Except where the provisions of paragraph 1 of Article 9, paragraph 7 of Article 11, or paragraph 5 of Article 12, apply, interest, royalties and other disbursements paid by an enterprise of one of the States to a resident of the other State shall, for the purpose of determining the taxable profits of such enterprise, be deductible under the same condition as if they had been paid to a resident of the first-mentioned State. Similarly, any debts of an enterprise of one of the States to a resident of the other State shall, for the purpose of determining the taxable capital of such enterprise, be deductible as if they had been contracted to a resident of the first-mentioned State.

  • 4 Enterprises of one of the States, the capital of which is wholly or partly owned or controlled, directly or indirectly, by one or more residents of the other State, shall not be subjected in the first-mentioned State to any taxation or any requirement connected therewith which is other or more burdensome than the taxation and connected requirements to which other similar enterprises of that first-mentioned State are or may be subjected.

  • 5 In this Article the term “taxation” means taxes of every kind and description.

Article 27. Mutual agreement procedure

  • 1 Where a resident of one of the States considers that the actions of one or both of the States result or will result for him in taxation not in accordance with this Agreement, he may, notwithstanding the remedies provided by the national laws of those States, present his case to the competent authority of the State of which he is a resident, or, in any case referred to in paragraph 1 of Article 26, to that of the State of which he is a national. This case must be presented within three years from the first notification of the action giving rise to taxation not in accordance with the Agreement.

  • 2 The competent authority shall endeavour, if the objection appears to it to be justified and if it is not itself able to arrive at an appropriate solution, to resolve the case by mutual agreement with the competent authority of the other State, with a view to the avoidance of taxation not in accordance with the Agreement. Any agreement reached shall be implemented notwithstanding any time limits in the national laws of the States.

  • 3 The competent authorities of the States shall endeavour to resolve by mutual agreement any difficulties or doubts arising as to the interpretation or application of the Agreement. They may also consult together for the elimination of double taxation in cases not provided for in the Agreement.

  • 4 The competent authorities of the States may communicate with each other directly for the purpose of reaching an agreement in the sense of the preceding paragraphs.

Article 28. Exchange of information

  • 1 The competent authorities of the States shall exchange such information as is necessary for the carrying out of this Agreement or of the domestic laws of the States concerning taxes covered by this Agreement insofar as the taxation thereunder is not contrary to this Agreement. The exchange of information is not restricted by Article 1. Any information received by one of the States shall be treated as secret in the same manner as information obtained under the domestic laws of that State and shall be disclosed only to persons or authorities (including courts and administrative bodies) involved in the assessment or collection of, the enforcement or prosecution in respect of, or the determination of appeals in relation to, the taxes which are the subject of the Agreement. Such persons or authorities shall use the information only for such purposes. These persons or authorities may disclose the information in public court proceedings or in judicial decisions.

  • 2 In no case shall the provisions of paragraph 1 be construed so as to impose on one of the States the obligation:

    • a. to carry out administrative measures at variance with the laws or the administrative practice of that or of the other State;

    • b. to supply particulars which are not obtainable under the laws or in the normal course of the administration of that or of the other State;

    • c. to supply information which would disclose any trade, business, industrial, commercial, or professional secret or trade process, or information, the disclosure of which would be contrary to public policy.

Article 29. Diplomatic and consular officials

Nothing in this Agreement shall affect the fiscal privileges of diplomatic or consular officials under the general rules of international law or under the provisions of special agreements.

Article 30. EXCLUSION OF CERTAIN COMPANIES OR OTHER PERSONS

  • 1 This Agreement is not applicable to companies or other persons which are wholly or partly exempted from tax by a special regime under the laws of either one of the States. It is also not applicable to income from such companies or other persons derived by a resident of the other State, nor to shares, ’jouissance’ rights or interests in such companies or other persons.

  • 2 The provisions of paragraph 1 of this Article are also applicable in case a company or other person is treated under the administrative practice of that State in the same or similar way as a company or person as meant in that paragraph.

  • 3 The competent authorities of the States shall by mutual agreement decide which special regime is meant in the provisions of paragraph 1 of this Article.

    The provisions of paragraph 1 are also applicable to any identical or substantially similar legislation in addition to or replacing such a special regime enacted after 1 January 1993 unless the competent authorities of the States decide otherwise by mutual agreement.

Article 31. Regulations

  • 2 The competent authorities of each of the States, in accordance with the practices of that State, may prescribe regulations necessary to carry out the other provisions of this Agreement.

Article 32. Territorial extension

  • 1 This Agreement may be extended, either in its entirety or with any necessary modifications, to the Netherlands Antilles or Aruba, if the country concerned imposes taxes substantially similar in character to those to which this Agreement applies. Any such extension shall take effect from such date and subject to such modifications and conditions, including conditions as to termination, as may be specified and agreed in notes to be exchanged through diplomatic channels.

  • 2 Unless otherwise agreed the termination of the Agreement shall not of itself also terminate any extension of the Agreement to the Netherlands Antilles or Aruba.

CHAPTER VII. Final provisions

Article 33. Entry into force

  • 1 The Governments of the States shall notify to each other that the constitutional requirements for the entry into force of this Agreement have been complied with.

  • 2 The Agreement shall enter into force thirty days after the date of the later of the notifications referred to in paragraph 1 and its provisions shall have effect:

    • a. in respect of taxes on income derived on or after the first day of January, 1976;

    • b. in respect of taxes on capital levied as from the first day of January, 1976.

Article 34. Termination

This Agreement shall remain in force until terminated by the Government of one of the States. Either State may terminate the Agreement through diplomatic channels, by giving notice of termination at least six months before the end of any calendar year after the year 1981. In such event the Agreement shall cease to have effect:

  • a. in respect of taxes on income derived on or after the first day of January next following the year during which notice of termination has been given;

  • b. in respect of taxes on capital levied as from the first day of January next following the year during which notice of termination has been given.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorized thereto, have signed this Agreement.

DONE at The Hague this 18th day of May 1977, in duplicate, in the Netherlands and English languages, both texts being equally authentic.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands,

(sd.) M. VAN DER STOEL.

For the Government of the Republic of Malta,

(sd.) G. AGIUS.

Protocol

At the moment of signing the Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital, this day concluded between the Kingdom of the Netherlands and the Republic of Malta, the undersigned have agreed that the following provisions shall form an integral part of the Agreement.

I. Ad Article 4

An individual living aboard a ship without having a permanent home in either of the States shall be deemed to be a resident of the State in which the ship has its home harbour.

II. Ad Articles 5 and 7

Except with regard to re-insurance, the provisions of Articles 5 and 7 of the Agreement shall not affect the provisions of the law of either State regarding the taxation of profits from the business of insurance.

III. Ad Articles 8, 14 and 24

  • 1 Notwithstanding the provisions of Article 8, profits from the operation of ships in international traffic derived by a company which is a resident of Malta, may be taxed in the Netherlands, unless the company proves that such profits are not relieved from Malta tax under the provisions of the Merchant Shipping Act, 1973, or under any identical or similar provision. The foregoing sentence, however, shall not apply if the company proves that not more than 25 per cent of its capital is owned, directly or indirectly, by persons who are not residents of Malta.

IV. Ad Article 10

  • 2 It is understood that the reference in the second sentence of paragraph 3 of Article 10 to the provisions of the Netherlands law to the effect that the receiving company is not charged to Netherlands company tax in respect of the profits distributed by a Malta company, is to the application of the so called “holding privilege” in the Netherlands Company Tax Act. Subject to the provisions of the said Act and to future amendments thereto, this “holding privilege” leads to the result that a company which is a resident of the Netherlands can leave out of account, in the computation of its taxable profits, dividends it receives from a company which is a resident of Malta, if it owns at least 5 per cent of the paid-up capital of the latter company.

V. Ad Articles 10, 11 and 12

Applications for the repayment of tax levied contrary to the provisions of Articles 10, 11 and 12 have to be lodged with the competent authority of the State, which has levied the tax, within a period of three years after the expiration of the calendar year in which the tax has been levied.

VI. Ad Articles 24 and 25

The provisions on the taxation of capital in Article 24 and the provisions with respect to the elimination of double taxation with respect to capital in paragraph 2 of Article 25 of the Agreement will not apply as long as Malta does not levy a tax on capital.

VII. Ad Article 25

It is understood that, insofar as the Netherlands income tax or company tax is concerned, the basis referred to in paragraph 1 of Article 25 is the “onzuivere inkomen” or “winst” in terms of the Netherlands Income Tax Law or Company Tax Law, respectively.

VIII. Ad Article 25

Notwithstanding Article 34 of the Agreement the provision of paragraph 5 of Article 25 shall cease to have effect after the last day of December, 1997, unless the competent authorities decide otherwise in mutual agreement.

IX. Ad Articles 28 and 30

  • 1 It is understood that provisions on confidentiality in a special regime as meant in Article 30 or such provisions in any identical or substantially similar enactment in addition to or replacing this special regime, shall not impose any restrictions on the exchange of information as meant in Article 28 of the Agreement in those cases where the Maltese competent authority and the relative authority vested with the administration of such special regime agree that sufficient evidence exists to warrant criminal proceedings.

  • 2 It is also understood that provisions in legislation enacted after 1 January 1994 on confidentiality, identical to or replacing provisions on confidentiality in the special regime as meant in Article 30 of the Agreement, shall not impose any restrictions on the exchange of information as meant in Article 28 of the Agreement in case of suspicion of tax avoidance or tax evasion.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, duly authorized thereto, have signed this Protocol.

DONE at The Hague this 18th day of May 1977, in duplicate, in the Netherlands and English languages, both texts being equally authentic.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands,

(sd.) M. VAN DER STOEL.

For the Government of the Republic of Malta,

(sd.) G. AGIUS.

Nr. I

The Hague, 18 July 1995

Your Excellency,

With reference to the Protocol, signed today, amending the Agreement between the Republic of Malta and the Kingdom of the Netherlands for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital with protocol, signed at The Hague on 18 May 1977, I have the honour to state on behalf of the Government of Malta, the following:

The Malta International Business Activities Act, 1988 (the MIBA Act) is considered to be a special regime as meant in the provisions of paragraph 1 of Article 30 of the amended Agreement. However, the provisions of paragraph 1 of Article 30 are not applicable to companies and other persons who are subject to tax on their total income to the full rate in accordance with the provisions of the Income Tax Act (Cap. 123) and who have waived irrevocably their rights to protection under section 38 of the MIBA Act.

The transitional period during which new registrations under the MIBA Act regime can be made will end as per 31 December 1996.

During the negotiations it was acknowledged that following the confidentiality provisions in the MIBA Act, Malta will not be able to fulfil its obligations for the exchange of information as meant in article 28 of the Agreement with respect to companies that are registered under the MIBA Act before 23 September 1994. This situation will be finished as per 23 September 2004, or so much earlier as the guarantees on confidentiality under the MIBA Act will have elapsed.

During the negotiations it was further acknowledged that for example the following information can be exchanged between the competent authorities of both states upon request in case this information could be relevant for Netherlands or Maltese tax purposes:

  • a) The changes in a bank account of a taxpayer, including interest receipts and deposits made;

  • b) Names and addresses of shareholders of foreign companies;

  • c) Amounts of commissions or similar payments and names and addresses of receivers of these payments;

  • d) Verification whether a person is registered with the tax administration, whether he has filed a tax return and paid the tax due;

  • e) Verification whether income of a taxpayer which is exempted from tax or for which a credit is given on the basis of the bilateral tax treaty has effectively been taxed in the other state;

  • f) Information to judge whether or not transfer prices for deliveries or services between Maltese and Netherlands companies have been calculated correctly (for example if goods have been sold shortly after having been bought and at what price);

  • g) The contents of an advance revenue ruling.

During the negotiations it was finally acknowledged that a trust, registered under the Offshore Trusts Act, 1988, respectively a unit trust and a tax exempt open-ended corporate vehicle with variable share capital (SICAV), registered under the proposed Investment Services Act will not qualify as a resident of one of the states for the application of the Agreement.

If the foregoing is acceptable to the Government of the Kingdom of the Netherlands, I have the honour to propose that this letter and your letter in reply shall constitute an Agreement between Malta and the Kingdom of the Netherlands which shall take effect on the date of entry into force of the above-mentioned Protocol.

Permit me, Excellency, to renew to you the assurances of my highest consideration.

For the Government of Malta,

(sd.) N. BUTTIGIEG SCICLUNA

Dr. Noel Buttigieg Scicluna

His Excellency

dr. W. A. F. G. Vermeend

State Secretary for Finance

of the Netherlands

Nr. II

The Hague, 18 July 1995

Excellency,

I have the honour to acknowledge the receipt of your letter of today's date which reads as follows:

[Red: Zoals in Nr. 1]

I have the honour to inform your Excellency that the foregoing is acceptable to the Government of the Kingdom of the Netherlands and I have the honour to confirm on behalf of the Government that your letter and this letter in reply shall constitute an Agreement between the Kingdom of the Netherlands and Malta which shall take effect on the date of entry into force of the above-mentioned Protocol.

Please accept, Excellency, the assurances of my highest consideration.

For the Government of the Netherlands,

(sd.) J. K. T. POSTMA

J. K. T. Postma

for the State Secretary for Finance

His Excellency

Dr Noel Buttigieg Scicluna

Ambassador Extraordinary and Plenipotentiary of Malta

Naar boven