De Regeringen van de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk België, Spanje, de Franse
Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Koninkrijk Zweden en de Zwitserse Bondsstaat
en
de Europese Organisatie voor ruimteonderzoek (hierna te noemen „de Organisatie”),
Overwegende dat er reden is aan te nemen dat de groei van het luchtverkeer, die gepaard
gaat met een behoefte aan betere diensten van het luchtverkeer, in het bijzonder op
het terrein van lucht-grondverbindingen, tegen het midden der tachtiger jaren boven
de veschillende oceaanzones en met name boven de Atlantische Oceaan en de Stille Zuidzee
een operationeel potentieel van luchtverkeerssatellieten gaat vereisen, alsmede dat
ten einde aan het gewenste doel te beantwoorden op zo kort mogelijke termijn een preoperationeel
potentieel tot stand gebracht dient te zijn;
Overwegende dat over het scheppen van deze capaciteit besprekingen zijn gevoerd tussen
vertegenwoordigers van de Deelnemers, van de Regering van de Verenigde Staten, van
de Regering van Canada, van de Regering van Australië en van de Regering van Japan;
Overwegende het Memorandum van Overeenstemming inzake een gezamenlijk programma van
proefneming en evaluatie met luchtverkeerssatellieten, tussen het Federale Luchtvaartagentschap
van het Ministerie van Vervoer van de Verenigde Staten, waarbij de Organisatie optreedt
namens haar Deelnemende Lid-Staten en de Regering van Canada;
Overwegende dat de Organisatie, optredend namens haar Deelnemende Lid-Staten, de Regering
van Canada en een Amerikaanse maatschappij, gezamenlijk bij contract de satellietcapaciteit
zullen opzetten;
Rekening houdend met de Resolutie van de Europese Ruimte Conferentie, gehouden te
Brussel in juli 1970, inzake een luchtverkeersprogramma;
Gelet op de Verklaring van de vertegenwoordigers van de bovengenoemde Regeringen in
de Raad van de Organisatie op 9 december 1971;
Gelet op de Resolutie van de Raad van de Organisatie van 9 december 1971 betreffende
de aanvaarding van het verzoek om bijstand van de Organisatie erop gericht het mogelijk
te maken dat het Geïntegreerde Programma binnen het kader van de Organisatie wordt
uitgevoerd;
Overwegende de behoefte enerzijds de rechten en plichten die tussen Staten die Partij
zijn bij deze Overeenkomst (hierna te noemen „de Deelnemers”) onderling bestaan, en
anderzijds de rechten en plichten die bestaan tussen de Deelnemers en de Organisatie,
te omschrijven;
Met voldoening nota nemend van het voorstel tot instelling van een Conferentie van
de directeuren van luchtverkeersbeveiliging van de Deelnemers;