Notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] bij het EUROCONTROL-verkeersleidingscentrum te Beek, 's-Gravenhage, 17-04-1978

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 25-10-1978 t/m heden

Notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland houdende een overeenkomst inzake de stationering van Duitse militairen bij het EUROCONTROL-verkeersleidingscentrum te Beek

Authentiek : NL

Nr. I

BOTSCHAFT

DER BUNDESREPUBLIK DEUTSCHLAND

DEN HAAG

RK 514.18

Die Botschaft der Bundesrepublik Deutschland beehrt sich, dem Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten - unter Bezugnahme auf den Beschluss vom 18. November 1970 der Ständigen Kommission zur Sicherung der Luftfahrt, die gemäss dem am 13. Dezember 1960 in Brüssel geschlossenen Internationalen Übereinkommen über Zusammenarbeit zur Sicherung der Luftfahrt (EUROCONTROL) nebst Anlagen und Zeichnungsprotokoll eingesetzt wurde - namens der Regierung der Bundesrepublik Deutschland den Abschluss folgender Vereinbarung auf der Grundlage von Artikel 2 des am 17. Januar 1963 in Den Haag geschlossenen Abkommens zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung des Königreichs der Niederlande über die Stationierung militärischer Einheiten der Bundesrepublik Deutschland in den Niederlanden vorzuschlagen:

Artikel 1

Für die Geltungsdauer dieser Vereinbarung gestattet die Regierung des Königreichs der Niederlande der Regierung der Bundesrepublik Deutschland auf dem der Europäischen Organisation zur Sicherung der Luftfahrt (EUROCONTROL) in der Gemeinde Beek zur Verfügung gestellten Gelände die Stationierung von höchstens 250 Mann der Bundeswehr, die eingesetzt werden, um Flugsicherungsdienste für den militärischen Luftverkehr der Nordatlantikvertrags-Organisation und ihrer Mitgliedstaaten im nördlichen Teil der Bundesrepublik Deutschland durchzuführen.

Artikel 2

Die mit der Stationierung verbundenen finanziellen Aufwendungen werden grundsätzlich von der Bundesrepublik Deutschland getragen. Einzelheiten der finanziellen Verantwortlichkeit und der Erstattung des Restwerts der durch die Bundesrepublik Deutschland für die Stationierung finanzierten Baumassnahmen werden in der in Artikel 3 dieser Vereinbarung vorgesehenen Technischen Vereinbarung geregelt.

Artikel 3

Zur Ausführung der Bestimmungen dieser Vereinbarung schliessen die zuständigen Minister beider Vertragsparteien eine Technische Vereinbarung.

Artikel 4

  • (1) Diese Vereinbarung bleibt mindestens bis zum 31. Dezember 1983 in Kraft und kann vorher nicht gekündigt werden.

  • (2) Danach verlängert sich die Vereinbarung stillschweigend; jedoch ist jede Vertragspartei berechtigt, diese Vereinbarung zu kündigen. Die Kündigungsabsicht ist der anderen Vertragspartei schriftlich mitzuteilen. Die Vertragsparteien werden spätestens sechs Monate nach dem Eingang der Notifikation entsprechende Verhandlungen aufnehmen. Wenn die Verhandlungen nicht innerhalb eines Jahres nach Aufnahme der Verhandlungen zu einer Übereinstimmung führen, kann jede Vertragspartei die Kündigung unter Einhaltung einer Frist von zwei Jahren, gerechnet vom Tage ihres Eingangs, der anderen Vertragspartei notifizieren.

  • (3) Tritt das in der Einleitung dieser Note genannte Abkommen vom 17. Januar 1963 oder das Internationale Übereinkommen vom 13. Dezember 1960 ausser Kraft oder hört eine der beiden Vertragsparteien auf, Vertragspartei des Internationalen Übereinkommens vom 13. Dezember 1960 zu sein, so werden die Vertragsparteien über eine Anpassung an die veränderte Rechtslage unter Berücksichtigung der Flugsicherungsinteressen der Bundeswehr verhandeln.

Falls die Regierung des Königreichs der Niederlande mit den in den Artikeln 1 bis 4 enthaltenen Vorschlägen einverstanden ist, beehrt sich die Botschaft vorzuschlagen, dass diese Note und die entsprechende Antwortnote des Ministeriums eine Vereinbarung zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung des Königreichs der Niederlande bilden, die an dem Tag in Kraft tritt, an dem die Regierung des Königreichs der Niederlande der Regierung der Bundesrepublik Deutschland mitteilt, dass den im Königreich geltenden verfassungsrechtlichen Erfordernissen genügt ist.

Die Botschaft benutzt diesen Anlass, das Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten erneut ihrer ausgezeichneten Hochachtung zu versichern.

Den Haag, den 21. März 1978.

An das

Ministerium der

Auswärtigen Angelegenheiten

Den Haag

Nr. II

Directie Verdragen

DVE/VV-NA 1902

's-Gravenhage, 17 april 1978.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken biedt de Ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland zijn complimenten aan en heeft de eer de ontvangst te bevestigen van de nota-verbaal van de Ambassade van 21 maart 1978, kenmerk RK 514.18 waarvan de tekst in de Nederlandse taal als volgt luidt:

„De Ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland heeft de eer het Ministerie van Buitenlandse Zaken, onder verwijzing naar het besluit van 18 november 1970 van de Permanente Commissie voor de veiligheid van de luchtvaart, ingesteld krachtens het op 13 december 1960 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart (EUROCONTROL), met Bijlagen en Protocol van ondertekening, namens de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland op grond van artikel 2 van de op 17 januari 1963 te 's-Gravenhage gesloten Overeenkomst tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden nopens de stationering van militaire eenheden van de Bondsrepubliek Duitsland in Nederland, het sluiten van de volgende Overeenkomst voor te stellen:

Artikel 1

Voor de duur van deze Overeenkomst verleent de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden toestemming aan de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, op het aan de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (EUROCONTROL) in de gemeente Beek ter beschikking gestelde terrein ten hoogste 250 man van de „Bundeswehr” te legeren, die dienst zullen verrichten voor de beveiliging van het militaire luchtverkeer van de Noordatlantische Verdragsorganisatie en haar Lid-Staten in het noordelijk deel van de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 2

De aan deze legering verbonden kosten worden in beginsel door de Bondsrepubliek Duitsland gedragen. Bijzonderheden inzake de financiële verplichtingen en inzake de vergoeding van de restwaarde van de door de Bondsrepubliek Duitsland voor de legering gefinancierde onroerende goederen worden geregeld in het in artikel 3 van deze Overeenkomst bedoelde technische akkoord.

Artikel 3

Ter uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst sluiten de bevoegde ministers van de beide Overeenkomstsluitende Partijen een technisch akkoord.

Artikel 4

  • 1 Deze Overeenkomst blijft tenminste van kracht tot 31 december 1983 en kan voor die datum niet worden opgezegd.

  • 2 Na die datum wordt de Overeenkomst stilzwijgend verlengd, doch heeft ieder van de Overeenkomstsluitende Partijen het recht deze Overeenkomst op te zeggen.

    De andere Overeenkomstsluitende Partij dient schriftelijk in kennis te worden gesteld van het voornemen tot opzegging van de Overeenkomst. De Overeenkomstsluitende Partijen treden uiterlijk zes maanden na ontvangst van de kennisgeving in onderhandeling over de beëindiging van de Overeenkomst.

    Indien de onderhandelingen niet binnen een jaar na het begin daarvan tot overeenstemming leiden, kan ieder der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Partij mededeling doen van opzegging van de Overeenkomst, met inachtneming van een termijn van twee jaar, te rekenen van de dag waarop deze mededeling is ontvangen.

  • 3 Indien de in de inleiding van deze nota genoemde Overeenkomst van 17 januari 1963 of het Internationaal Verdrag van 13 december 1960 buiten werking treedt, of indien één der beide Overeenkomstsluitende Partijen ophoudt Partij te zijn bij het Internationaal Verdrag van 13 december 1960, treden de Overeenkomstsluitende Partijen in onderhandeling over de aanpassing aan de gewijzigde rechtsverhouding met inachtneming van de belangen van de beveiliging van het luchtverkeer van de „Bundeswehr”.

Indien de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden instemt met het in de artikelen 1 tot en met 4 voorgestelde, heeft de Ambassade de eer, voor te stellen dat deze nota en de desbetreffende antwoordnota van het Ministerie een overeenkomst tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden vormen, die in werking treedt op de dag waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland heeft medegedeeld dat aan de in het Koninkrijk geldende constitutionele vereisten is voldaan.”

Het Ministerie heeft de eer mede te delen, dat de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden instemt met de in de nota vervatte voorstellen en dat zij die nota en deze antwoordnota beschouwt als een Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, welke Overeenkomst in werking treedt op de dag waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland heeft medegedeeld dat aan de in het Koninkrijk geldende constitutionele vereisten is voldaan.

Aan de Ambassade van de

Bondsrepubliek Duitsland

te

's-Gravenhage

Naar boven