De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en
de Regering van de Republiek Suriname,
Overwegende dat het wenselijk is dat er in verband met het onafhankelijk worden van
Suriname een nationaliteitenregeling wordt getroffen,
zijn het volgende overeengekomen:
-
2 Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt onder vader, onderscheidenlijk moeder,
mede verstaan adoptief-vader, onderscheidenlijk adoptief-moeder.
De Surinaamse nationaliteit verkrijgen alle meerderjarige Nederlanders die in Suriname
zijn geboren en op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst in de
Republiek Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben.
De Surinaamse nationaliteit verkrijgen voorts alle meerderjarige Nederlanders die,
buiten Suriname geboren zijnde, op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst
in de Republiek Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben, indien
-
a. hetzij hun vader of, indien deze wettelijk onbekend is, hun moeder wel in Suriname
is geboren. Is niet bekend waar de vader of, indien deze wettelijk onbekend is, de
moeder is geboren, dan wordt deze geacht in Suriname te zijn geboren;
-
b. hetzij zij het Nederlanderschap hebben verkregen
-
1. ingevolge de Overeenkomst betreffende de toescheiding van staatsburgers, opgenomen
in de wet „Souvereiniteitsoverdracht Indonesië” (wet van 21 december 1949, Stb. J 570) en op 27 december 1949 hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hadden
in Suriname;
-
2. door naturalisatie bij of krachtens de wet op het tijdstip van de indiening van het
verzoek in Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hadden;
-
3. in verband met het huwelijk met een Nederlander, van rechtswege dan wel door het doen
van een kennisgeving, en op het tijdstip van de huwelijkssluiting hetzij woonplaats,
hetzij werkelijk verblijf in Suriname hadden.
-
1 Meerderjarige Nederlanders die in Suriname zijn geboren of die, buiten Suriname geboren
zijnde, behoren tot een van de in artikel 4 onder b omschreven groepen van personen
en die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst buiten de Republiek
Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben, verkrijgen, ook buiten
de Republiek Suriname, de Surinaamse nationaliteit door voor 1 januari 1986 hun wil
daartoe te kennen te geven.
-
3 De echtgenoten en de voor het jaar 2001 geboren kinderen, adoptief-kinderen daaronder
begrepen, van de in het eerste lid bedoelde personen hebben eveneens het recht op
de voet van het tweede lid onvoorwaardelijk tot de Republiek Suriname te worden toegelaten.
-
4 Aan de in de voorgaande leden bedoelde personen kunnen, zolang zij het Nederlanderschap
bezitten, geen rechten worden verleend of verplichtingen worden opgelegd welke onverenigbaar
zijn met het Nederlanderschap.
-
3 Op minderjarigen zijn de artikelen 2-5, 9 en 10 van overeenkomstige toepassing, indien
hun ouders zijn overleden of onbekend zijn, dan wel indien hun vader of, indien deze
overleden of wettelijk onbekend is, hun moeder het Nederlanderschap niet bezit.
-
4 De in de voorgaande leden bedoelde minderjarigen verkrijgen de nationaliteit die zij,
indien zij ten tijde van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst reeds meerderjarig
waren geweest, zouden hebben gekregen dan wel hadden kunnen verkrijgen of behouden,
door binnen vijf jaar na het bereiken van de meerderjarigheid hun wil daartoe te kennen
te geven. Hetzelfde geldt voor wegens geestelijke stoornis onder curatele gestelden
na de beëindiging van de curatele.
-
5 Buiten Suriname geboren minderjarigen van wie de moeder eveneens buiten Suriname als
Nederlander geboren is, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst
in de Republiek Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben en het
Nederlanderschap hebben verloren ingevolge het eerste lid, herkrijgen die hoedanigheid
door binnen vijf jaar na het bereiken van de meerderjarigheid hun wil daartoe te kennen
te geven.
-
1 Indien ingevolge deze Overeenkomst de nationaliteit van een echtgenoot wordt gewijzigd,
heeft elk der echtelieden de bevoegdheid de nationaliteit van de andere echtgenoot
te verkrijgen door binnen vijf jaar na die wijziging de wil daartoe te kennen te geven,
mits de echtelieden op de dag van de kennisgeving beiden woonplaats of werkelijk verblijf
hebben in hetzelfde land.
-
2 Personen als in het eerste lid bedoeld die een kennisgeving als daar bedoeld hebben
gedaan, herkrijgen na de ontbinding van het huwelijk of de nietigverklaring daarvan
de nationaliteit die zij onmiddellijk voor het doen van die kennisgeving bezaten,
door binnen drie jaar na de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk hun wil
daartoe te kennen te geven.
-
1 Zij die ingevolge deze Overeenkomst de Surinaamse nationaliteit verkrijgen en op het
tijdstip van de inwerkingtreding daarvan een publiekrechtelijk dienstverband bezitten
met Nederland of de Nederlandse Antillen, herkrijgen het Nederlanderschap te rekenen
van dat tijdstip door binnen één jaar daarna hun wil daartoe te kennen te geven.
-
2 Nederlanders die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst een
publiekrechtelijk dienstverband bezitten met de Republiek Suriname en de Surinaamse
nationaliteit niet ontlenen aan deze Overeenkomst, verkrijgen deze nationaliteit te
rekenen van dat tijdstip, door binnen één jaar daarna hun wil daartoe te kennen te
geven.
Nederlanders die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst in
de Republiek Suriname woonplaats hebben en die ingevolge deze Overeenkomst de Surinaamse
nationaliteit niet hebben verkregen, verkrijgen die hoedanigheid door binnen drie
jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst hun wil daartoe te kennen te geven,
mits zij op de dag van de kennisgeving in de Republiek Suriname woonplaats hebben
en meerderjarig zijn.
Zij die de Surinaamse nationaliteit ontlenen aan artikel 3 van deze Overeenkomst en
van wie de vader of, indien deze wettelijk onbekend is, de moeder buiten Suriname
als Nederlander is geboren, herkrijgen het Nederlanderschap te rekenen van het tijdstip
van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst door binnen één jaar hun wil daartoe
te kennen te geven.
Vraagstukken welke bij de toepassing van deze Overeenkomst mochten rijzen worden in
onderling overleg tussen de administraties van de beide landen van het Koninkrijk
en van de Republiek Suriname opgelost, onverminderd de bevoegdheid van de bevoegde
rechter in elk van de beide landen van het Koninkrijk en in de Republiek Suriname
volgens de daar bestaande wetgeving een beslissing te geven.
De onderhavige Overeenkomst treedt in werking op 25 november 1975.