Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het [...] en de wederzijdse bescherming van investeringen, Muscat, 17-01-2009

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2009. Zie het overzicht van wijzigingen.
[Regeling treedt in werking op nader te bepalen tijdstip.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 17-01-2009 t/m heden

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Sultanaat Oman inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Sultanaat Oman inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Sultanaat Oman,

hun onderscheiden landen hierna te noemen „de Verdragsluitende Partijen”,

Geleid door de wens hun van oudsher bestaande vriendschapsbanden te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Erkennend dat met de ontwikkeling van economische en zakelijke banden de eerbiediging van internationaal aanvaarde arbeidsrechten wordt bevorderd,

Overwegend dat deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt zonder ten koste te gaan van algemeen toepasselijke maatregelen op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder de term „investeringen” verstaan alle soorten vermogensbestanddelen in het bezit van of onder al dan niet rechtstreeks toezicht van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij die de kenmerken van een investering bezitten, welke in het bijzonder, doch niet uitsluitend, omvatten:

    • i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot alle soorten vermogensbestanddelen, zoals hypotheken, onderpanden en soortgelijke rechten;

    • ii. rechten ontleend aan aandelen, effecten, waardepapieren, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en joint ventures;

    • iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill en knowhow;

    • v. rechten verleend krachtens de wet of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en exploiteren van natuurlijke rijkdommen.

      Veranderingen in de vorm waarin vermogensbestanddelen worden geïnvesteerd of opnieuw worden geïnvesteerd doen geen afbreuk aan het feit dat zij investeringen zijn.

  • b. omvat de term „investeerder” met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:

    • i. natuurlijke personen die ingevolge het recht van de Verdragsluitende Partijen de nationaliteit van de Verdragsluitende Partijen hebben;

    • ii. rechtspersonen die ingevolge het recht van een Verdragsluitende Partij zijn opgericht op het grondgebied van deze Verdragsluitende Partij;

  • c. wordt onder de term „opbrengsten” verstaan alle bedragen die een investering of herinvestering hebben opgebracht, in het bijzonder doch niet uitsluitend winsten, interest, vermogenswinsten, dividenden en andere lopende inkomsten.

  • d. wordt onder de term „grondgebied” verstaan, met betrekking tot elke Verdragsluitende Partij het land, de territoriale wateren, de zeegebieden en het luchtruim onder haar soevereiniteit, met inbegrip van de exclusieve economische zone en het continentaal plat waarover de Verdragsluitende Partij soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent in overeenstemming met haar wetgeving en het internationale recht.

Artikel 2. Toelating en bevordering

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van haar recht de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

  • 2 De Verdragsluitende Partijen nemen, binnen het kader van hun wetten en voorschriften, aanvragen voor de binnenkomst en het verblijf van essentieel personeel van elk van de beide Partijen, dat in verband met een investering het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij dient binnen te komen, in welwillende overweging.

Artikel 3. Behandeling van investeringen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid en bescherming toe.

  • 2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde staat, naargelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde staat bijzondere voordelen heeft toegekend:

    • a. uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van vrijhandelszones, douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen;

    • b. op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden;

    • c. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting, een internationale overeenkomst of internationale regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belasting; of

    • d. op basis van wederkerigheid met betrekking tot belastingheffing;

    is die Verdragsluitende Partij niet verplicht die voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

    Kwesties inzake belasting naar het inkomen en naar het vermogen worden geregeld in overeenstemming met het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen tussen de Verdragsluitende Partijen. Indien de Verdragsluitende Partijen een dergelijk verdrag niet hebben gesloten, is de onderscheiden nationale belastingwetgeving van toepassing.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan die welke in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

  • 6 De bepalingen van het eerste lid van dit artikel verplichten het Sultanaat Oman niet investeerders van de andere Verdragsluitende Partij dezelfde behandeling toe te kennen die het toekent aan zijn eigen investeerders met betrekking tot de eigendom van grond en onroerende zaken. Hetzelfde is van toepassing op subsidies en zachte leningen in verband met specifieke ontwikkelings- en sociale programma’s gericht op het bevorderen van investeringen door plaatselijke kleine en middelgrote ondernemingen, op voorwaarde dat deze de investeringen en activiteiten van de investeerders van de andere Verdragsluitende Partij niet aanmerkelijk beïnvloeden.

Artikel 4. Overmakingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij garandeert investeerders van de andere Verdragsluitende Partij de overmaking van betalingen die verband houden met een investering. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder vertraging of beperking. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • a. opbrengsten;

    • b. kapitaal en aanvullend kapitaal dat wordt gebruikt voor de werking, het in stand houden, verhogen of uitbreiden van investeringen en alle andere bedragen die nodig zijn ter dekking van de uitgaven in verband met de investeringen;

    • c. gelden voor de terugbetaling van leningen die verband houden met een investering;

    • d. royalty’s of honoraria;

    • e. lonen, beloningen en baten van uit het buitenland afkomstige natuurlijke personen die zich bezighouden met activiteiten die verband houden met een investering in het gastland;

    • f. opbrengsten verkregen uit de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van een investering;

    • g. betalingen die voortvloeien uit artikel 5 en artikel 6.

  • 2 Met inachtneming van het eerste lid, onderdeel f, van dit artikel kan een Verdragsluitende Partij een overmaking vertragen of voorkomen door het billijk, op non-discriminatoire wijze en te goeder trouw toepassen van maatregelen:

    • a. om de rechten van crediteuren te beschermen,

    • b. die verband houden met of de naleving waarborgen van wetten en voorschriften:

      • i. inzake de uitgifte van en de handel in effecten, termijncontracten, opties en afgeleide waarden,

      • ii. inzake de rapportage of vastlegging van overmakingen, of

    • c. in verband met misdrijven en beschikkingen of uitspraken in bestuursrechtelijke en scheidsrechterlijke procedures;

    mits dergelijke maatregelen en de toepassing daarvan niet worden aangewend als een middel om zich te onttrekken aan de verplichtingen van de Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Verdrag.

Artikel 5. Onteigening en nationalisatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Geen van de Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen tot nationalisatie of onteigening of andere maatregelen die zouden neerkomen op onteigening of nationalisatie (hierna te noemen „onteigening”) waardoor, direct of indirect, aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

    • b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, kan zijn aangegaan;

    • c. de maatregelen gaan vergezeld van een onmiddellijke, adequate en doeltreffende schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de werkelijke marktwaarde van de desbetreffende investeringen, onmiddellijk voordat de beslissing tot onteigening genomen werd of openbaar werd, al naargelang van wat het eerst plaatsvond. Indien de bovengenoemde marktwaarde niet direct kan worden vastgesteld, wordt de schadeloosstelling bepaald op basis van rechtvaardige beginselen, rekening houdend met alle van belang zijnde factoren en omstandigheden, zoals het geïnvesteerde kapitaal, de aard en duur van de investering, vervangingswaarde, waardevermeerdering, lopende opbrengsten, boekwaarde, goodwill en overige relevante factoren.

    • d. Deze schadeloosstelling dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum waarop de onteigening plaatsvond tot de datum van betaling van de schadeloosstelling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden onderdaan zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.

  • 2 Onverminderd de bepalingen van artikel 8 van dit Verdrag, hebben investeerders van elk van de Verdragsluitende Partijen wier investeringen getroffen zijn door onteigening in elk geval recht op onverwijlde behandeling van hun zaak met betrekking tot de waardering van hun investeringen en de betaling van schadeloosstelling in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel, door een rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Partij waar de investering is gedaan.

Artikel 6. Schadeloosstelling voor verliezen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat betreft restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat, naargelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn tevens van toepassing op investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die in een van de in dat lid bedoelde situaties verliezen lijden op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij die het gevolg zijn van:

    • a. vordering van hun bezittingen door de strijdkrachten of autoriteiten van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij, of

    • b. vernietiging van hun bezittingen door de strijdkrachten of autoriteiten van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij die niet het gevolg was van gevechtshandelingen of niet vanwege de omstandigheden noodzakelijk was.

Artikel 7. Subrogatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Indien de investeringen van een investeerder van een Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico’s of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 8. Beslechting van geschillen tussen een investeerder en een Verdragsluitende Partij

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Een geschil dat mocht ontstaan tussen een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij en de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering op het grondgebied van die andere Verdragsluitende Partij wordt, indien mogelijk, in der minne geschikt.

  • 2 Indien een geschil bedoeld in het eerste lid van dit artikel niet kan worden beslecht binnen drie maanden vanaf de datum waarop een van beide partijen bij het geschil schriftelijk om een minnelijke schikking heeft verzocht, heeft de investeerder het recht het geschil, naar zijn keuze, voor beslechting voor te leggen aan:

    • a. de bevoegde rechter van de betreffende Verdragsluitende Partij;

    • b. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door arbitrage of conciliatie krachtens het 18 maart 1965 te Washington ter tekening opengestelde Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten (ICSID-verdrag), indien beide Verdragsluitende Partijen partij zijn geworden bij het bovengenoemde verdrag;

    • c. het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen overeenkomstig de regels betreffende de Aanvullende Voorziening voor de toepassing van procedures door het Secretariaat van het Centrum (Aanvullende Voorziening), indien een van de Verdragsluitende Partijen geen partij is bij het verdrag genoemd in onderdeel b;

    • d. één scheidsman of een internationaal ad hoc-scheidsgerecht krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL).

    • e. het Hof van Arbitrage van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC).

  • 3 Onverminderd het tweede lid van dit artikel kunnen de partijen bij het geschil andere vormen van internationale geschillenbeslechting in overweging nemen.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij stemt er bij dezen mee in een geschil voor te leggen ter internationale bemiddeling of arbitrage overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid van dit artikel.

  • 5 De scheidsrechterlijke uitspraken zijn definitief en juridisch bindend voor de partijen bij het geschil en worden ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investering is gedaan.

  • 6 Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, onderdeel b, van het verdrag bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, voor de toepassing van dit Verdrag behandeld als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 7 Een Verdragsluitende Partij die partij is bij een geschil zal niet op enig moment tijdens de arbitrageprocedure of de tenuitvoerlegging van een scheidsrechterlijke uitspraak het bezwaar aantekenen dat de investeerder die de andere partij bij het geschil is, een schadevergoeding heeft ontvangen ter dekking van alle of een deel van zijn verliezen krachtens een schadevergoedings-, garantie- of verzekeringsovereenkomst.

Artikel 9. Reikwijdte van het Verdrag

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop het in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die voor die datum zijn gedaan.

Artikel 10. Overleg

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van het Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor dergelijk overleg.

Artikel 11. Beslechting van geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een tijdvak van drie maanden langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Verdragsluitende Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van een van beide Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden benoemen tezamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een van de Verdragsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 2 Indien één van beide Verdragsluitende Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij binnen twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Verdragsluitende Partij tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 3 Indien de beide scheidslieden niet binnen twee maanden na hun benoeming overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de derde scheidsman, kan elk van de Verdragsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is en geen onderdaan is van een van de Verdragsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Verdragsluitende Partijen dit overeenkomen.

  • 6 Tenzij de Verdragsluitende Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

  • 7 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is onherroepelijk en bindend voor de Verdragsluitende Partijen.

  • 8 Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van het door haar benoemde lid van het scheidsgerecht en die van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure. De kosten van de Voorzitter en de overige kosten van het arbitrageproces worden door de Verdragsluitende Partijen in gelijke delen gedragen. Het scheidsgerecht kan evenwel, naar goeddunken, bepalen dat een van de Verdragsluitende Partijen een groter deel van de kosten of alle kosten draagt.

Artikel 12. Territoriale toepassing

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa, op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 13, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 13. Inwerkingtreding, werkingsduur en beëindiging

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun wettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste een jaar voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van twintig jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt het Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste een jaar voor de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan voor de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van dit Verdrag van kracht gedurende een tijdvak van twintig jaar vanaf die datum.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

  • 5 Na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de Overeenkomst inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman, ondertekend op 19 september 1987, in de betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman beëindigd en vervangen door dit Verdrag, evenwel uitsluitend met betrekking tot die delen van het Koninkrijk der Nederlanden voor welke dit Verdrag van toepassing is overeenkomstig de mededeling genoemd in het eerste lid van dit artikel.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Muscat op 17 januari 2009, hetgeen correspondeert met 1430 H, in de Nederlandse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde de drie teksten authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

F. HEEMSKERK

Voor het Sultanaat Oman:

MOHAMMED NASSER AL-KHASIBI

Naar boven