Zetelovereenkomst voor de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen), ’s-Gravenhage, 10-10-2007

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Zetelovereenkomst voor de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen)

Authentiek : NL

Zetelovereenkomst voor de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen)

Het Koninkrijk der Nederlanden,

en

De Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen),

Gelet op het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) van 25 februari 2005;

In acht nemende het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen), en het bepaalde in artikel 1.6 van genoemd Verdrag;

Overwegende dat ingevolge artikel 1.5 van genoemd Verdrag de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) haar zetel heeft te ’s-Gravenhage en dat het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) is gevestigd te ’s-Gravenhage;

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. „Verdrag”, het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) van 25 februari 2005;

  • b. „Hoge Verdragsluitende Partijen”, het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden;

  • c. „Protocol”, het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen);

  • d. „Organisatie”, de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen);

  • e. „Bureau”, het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen);

  • f. „Directeur-Generaal”, de Directeur-Generaal van het Bureau;

  • g. „Regering”, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • h. „Verdrag van Wenen”, het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer van 18 april 1961;

  • i. „Kantoorruimten van de Organisatie”, het terrein en de gebouwen in gebruik van de Organisatie voor de uitoefening van haar officiële taken;

  • j. „Archieven”, alle dossiers, correspondentie, documenten, manuscripten, computer- en mediagegevens, foto’s, films, video- en geluidsopnamen die de Organisatie of haar personeel in het kader van de taakuitoefening bezit of onder zich heeft; en alle overige, soortgelijke materialen die aan de Organisatie toebehoren of die zij onder zich houdt, ongeacht waar deze zich bevinden en bij wie zij berusten, en voor alle daarin vervatte informatie;

  • k. „Gastland”, het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 2. Onschendbaarheid kantoorruimten, archieven en documenten

  • 1 De kantoorruimten van de Organisatie alsmede haar archieven en documenten die haar toebehoren of die zij onder zich houdt, zijn onschendbaar.

  • 2 De autoriteiten van de Regering kunnen deze ruimten slechts betreden met toestemming van de Directeur-Generaal. Deze toestemming wordt geacht te zijn verkregen bij brand of bij enig ander ongeval waarbij onmiddellijk maatregelen ter bescherming dienen te worden genomen.

  • 3 Het betekenen ten kantore van de Organisatie van processtukken welke betrekking hebben op een tegen de Organisatie gerichte rechtsvordering, vormt geen inbreuk op de onschendbaarheid.

Artikel 3. Officiële berichtgeving

  • 1 Met betrekking tot officiële berichtgeving en het overbrengen van al haar documenten geniet de Organisatie in Nederland de meest gunstige behandeling, die de Regering elke andere internationale organisatie doet genieten.

  • 2 Er wordt geen censuur uitgeoefend op de officiële berichtgeving van de Organisatie, ongeacht de middelen waarmee bedoelde berichtgeving geschiedt.

Artikel 4. Bureaufaciliteiten

De Regering erkent dat bepaalde diensten, voorzieningen en ondersteuning nodig zijn voor het naar behoren en efficiënte functioneren van de Organisatie en zal zich inspannen om de Organisatie bij te staan bij het bewerkstelligen en in stand houden van het naar behoren functioneren van de faciliteiten van de Organisatie in Nederland.

Artikel 5. Kantoorruimten van de Organisatie

De kantoorruimten van de Organisatie omvatten gebouwen, delen van gebouwen en daarbij behorende grond of voorzieningen, daaronder begrepen installaties en voorzieningen die aan de Organisatie in Nederland ter beschikking zijn gesteld of door haar worden onderhouden, ingenomen of gebruikt voor de uitoefening van haar officiële werkzaamheden. De Directeur-Generaal doet de Regering een plattegrond hiervan toekomen.

Artikel 6. Immuniteit van rechtsmacht

  • 1 In het kader van haar officiële werkzaamheden geniet de Organisatie immuniteit van rechtsmacht en van executie behoudens:

    • a. voor zover de Organisatie in een bijzonder geval uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van deze immuniteit;

    • b. met betrekking tot een door derden ingediende rechtsvordering betreffende personen of goederen, voor zover die rechtsvordering niet rechtstreeks samenhangt met het officiële functioneren van de Organisatie;

    • c. met betrekking tot een door derden ingediende rechtsvordering betreffende schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat toebehoort aan de Organisatie of namens deze wordt gebruikt, of in geval van een met voormeld voertuig begane verkeersovertreding.

  • 2 Activa, fondsen en tegoeden van de Organisatie, ongeacht waar deze zich bevinden op het grondgebied van Nederland, zijn vrij van vordering, inbeslagneming, onteigening en beslaglegging.

  • 3 Activa, fondsen en tegoeden van de Organisatie zijn eveneens vrij van elke vorm van administratieve of gerechtelijke dwang, behalve voor zover deze tijdelijk geboden zou zijn in verband met het voorkomen van ongevallen waarbij motorvoertuigen zijn betrokken, die toebehoren aan de Organisatie of namens deze worden gebruikt, en het instellen van een onderzoek naar de toedracht van die ongevallen.

Artikel 7. Belastingvrijstellingen

  • 1 Voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, van het Protocol omvat „directe belastingen” alle directe rijksbelastingen en alle directe belastingen, rechten en heffingen opgelegd door een provincie, gemeente of waterschap, zulks onverminderd het bepaalde in het derde lid van genoemd artikel.

  • 2 De Organisatie wordt op verzoek vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting.

  • 3 De onderstaande belastingen en rechten worden met name geacht te vallen onder artikel 5, tweede lid, van het Protocol:

    • a. omzetbelasting op aan de Organisatie geleverde goederen, of ten behoeve van aan haar verrichte diensten;

    • b. accijnzen op goederen;

    • c. overdrachtsbelasting en assurantiebelasting.

  • 4 Door de Organisatie betaalde omzetbelasting op geleverde goederen of verrichte diensten wordt op verzoek aan de Organisatie terugbetaald.

    De belasting op minerale oliën zoals huisbrandolie en brandstoffen voor motorrijtuigen die de Organisatie voor officiële doeleinden nodig heeft, wordt op verzoek aan de Organisatie terugbetaald.

    Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag van accijnsgoederen aan de Organisatie uit een accijnsgoederenplaats wordt verleend indien voorafgaand aan de uitslag een vergunning van de inspecteur verkregen is.

    De Organisatie dient de verzoeken voor terugbetaling in binnen drie maanden na het kwartaal gedurende hetwelk betaling werd verricht voor geleverde goederen of verrichte diensten en voegt de desbetreffende documenten bij de verzoeken.

    De Organisatie verbindt zich ertoe de verificatie door de bevoegde autoriteiten van de feiten waarop de vrijstelling of terugbetaling van belasting kan worden gebaseerd, te vergemakkelijken.

    Ten aanzien van de terugbetaling van de genoemde omzetbelasting zijn de door de Regering vastgestelde quota’s en regelingen van toepassing.

Artikel 8. Tewerkstellingsvergunning, verblijfsvergunning, verplichte registratie

  • 1 Personeelsleden van de Organisatie die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen:

    • a. behoeven geen tewerkstellingsvergunning te hebben;

    • b. behoeven geen verblijfsvergunning te hebben en zijn niet onderworpen aan de bepalingen betreffende de registratie van vreemdelingen, mits zij in het bezit zijn van de identiteitskaart bedoeld in artikel 10 van deze Overeenkomst; hetzelfde geldt voor hun inwonende gezinsleden;

    • c. zijn niet onderworpen aan de toepassing van de voorschriften met betrekking tot de vermelding van de kerkelijke gezindte in de Nederlandse bevolkingsregisters; hetzelfde geldt voor hun inwonende gezinsleden.

  • 2 De aan personeelsleden van de Organisatie tijdens de periode van hun dienstverband en aan hun inwonende gezinsleden verleende rechten vervallen bij het definitieve vertrek van het personeelslid of bij het verstrijken van een redelijke termijn als bedoeld in artikel 39, tweede en derde lid, van het Verdrag van Wenen, welke termijn wordt geteld vanaf de datum waarop het personeelslid zijn taak beëindigt of het gezinslid niet langer inwonend is.

Artikel 9. Tewerkstelling gezinsleden

  • 1 Inwonende gezinsleden van een personeelslid van de Organisatie behoeven voor de duur van het dienstverband van het personeelslid bij de Organisatie geen tewerkstellingsvergunning te hebben.

  • 2 De inwonende gezinsleden die betaald werk vinden, genieten geen immuniteit ten aanzien van de strafrechtelijke, burgerrechtelijke of bestuursrechtelijke rechtsmacht wat betreft aangelegenheden die ontstaan in de loop van of verband houden met deze werkzaamheden, mits maatregelen tot tenuitvoerlegging worden genomen zonder inbreuk te maken op de onschendbaarheid van hun persoon of hun woning, indien zij recht hebben op een dergelijke onschendbaarheid.

  • 3 Bij insolventie van een persoon jonger dan 18 jaar in verband met een vordering die voortvloeit uit betaalde werkzaamheden van die persoon op wie dit artikel van toepassing is, doet de Organisatie ten behoeve van schikking van de vordering afstand van de onschendbaarheid van het personeelslid van wiens gezin de betrokkene lid is, in overeenstemming met de bepalingen van het toepasselijke internationale juridische instrument inzake afstand.

  • 4 De in dit artikel bedoelde werkzaamheden dienen in overeenstemming te zijn met de Nederlandse wetgeving, met inbegrip van de wetgeving inzake belastingen en sociale zekerheid, tenzij anders bepaald door een ander toepasselijk internationaal juridisch instrument.

Artikel 10. Identiteitskaarten

  • 1 De Organisatie zal de Regering onverwijld in kennis stellen van:

    • a. de namen van personeelsleden van de Organisatie die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen;

    • b. hun aankomst en definitieve vertrek en de data waarop zij hun functie aanvangen en beëindigen;

    • c. de namen en de aankomst en het definitieve vertrek van inwonende gezinsleden van een personeelslid en het feit dat iemand niet langer inwonend is; en

    • d. de namen en de aankomst en het definitieve vertrek van huis- en particuliere bedienden van personeelsleden van de Organisatie en het feit dat zij uit hun dienstbetrekking bij het personeelslid zijn getreden.

  • 2 De Regering zal aan de volgende personen identiteitskaarten verstrekken:

    • a. de Directeur-Generaal en de personeelsleden van de Organisatie die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen;

    • b. hun inwonende gezinsleden die niet de Nederlandse nationaliteit hebben of duurzaam verblijf houden in Nederland;

    • c. hun inwonende gezinsleden die de Nederlandse nationaliteit hebben of die duurzaam verblijf houden in Nederland, indien de Organisatie aantoont dat zulks in het belang van de Organisatie noodzakelijk is;

    • d. niet de Nederlandse nationaliteit en geen geldige verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd bezittende huis- en particuliere bedienden van personeelsleden van de Organisatie.

  • 3 De Organisatie zal de op de identiteitskaart te vermelden persoonsgegevens aan de Regering ter hand stellen. De ontvangende Regeringsinstantie zal de gegevens slechts voor de toepassing van het Protocol en deze Overeenkomst aan andere Regeringsinstanties ter hand stellen. De gegevens zijn onderworpen aan de Nederlandse wetgeving inzake gegevensbescherming.

  • 4 De Organisatie zal de identiteitskaarten van de in het tweede lid van dit artikel genoemde personen na beëindiging van de tewerkstelling van de betrokken personen terugzenden, met inachtneming van de in artikel 8, tweede lid, van deze Overeenkomst gestelde redelijke termijn.

Artikel 11. Voorrechten en immuniteiten van de Directeur-Generaal

  • 1 De Directeur-Generaal, alsmede diens inwonende gezinsleden, genieten dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke door Nederland worden verleend aan hoofden van de diplomatieke vertegenwoordigingen in Nederland overeenkomstig het Verdrag van Wenen.

  • 2 De vrijstelling van rechtsvordering geldt niet in geval van een door derden ingediende civiele rechtsvordering ter zake van schade die voortvloeit uit een door de Directeur-Generaal begane verkeersovertreding, of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat hem toebehoort of dat door hem wordt bestuurd.

  • 3 Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is niet van toepassing op personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten of duurzaam verblijf houden in Nederland, en die niet behoren tot het personeel van een rechtsvoorganger van de Organisatie, met uitzondering van:

    • a. de vrijstelling van belasting op de salarissen, emolumenten en vergoedingen die ter zake van hun dienstverband bij de Organisatie worden betaald, met dien verstande dat deze vrijstelling niet geldt voor het opnemen van een spaartegoed onder de levensloopregeling; en

    • b. de immuniteit ten aanzien van handelingen verricht in de uitoefening van hun functie.

Artikel 12. Voorrechten en immuniteiten van het personeel van de Organisatie

  • 1 De personeelsleden in de hoogste functies van de Organisatie die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen, alsmede hun inwonende gezinsleden, genieten dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke door Nederland worden verleend aan diplomatieke ambtenaren van de diplomatieke vertegenwoordigingen die in Nederland zijn gevestigd overeenkomstig het Verdrag van Wenen, met dien verstande dat immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken en persoonlijke onschendbaarheid zich niet uitstrekken tot handelingen verricht buiten de uitoefening van hun functie.

  • 2 Leden van het administratief en technisch personeel van de Organisatie die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen, alsmede hun inwonende gezinsleden, genieten dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke door Nederland worden verleend aan administratief en technisch personeel van de diplomatieke vertegenwoordigingen die in Nederland zijn gevestigd overeenkomstig het Verdrag van Wenen, met dien verstande dat immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken en persoonlijke onschendbaarheid zich niet uitstrekken tot handelingen verricht buiten de uitoefening van hun functie.

  • 3 Leden van het bedienend personeel van de Organisatie die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen, genieten dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke door Nederland worden verleend aan bedienend personeel van de diplomatieke vertegenwoordigingen die in Nederland zijn gevestigd overeenkomstig het Verdrag van Wenen.

  • 4 Het Gastland bepaalt, in samenwerking met de Organisatie, welke categorieën personeel onder welke van de drie groepen, als vervat in de leden een tot en met drie van dit artikel, vallen.

  • 5 De vrijstelling van rechtsvordering geldt niet in geval van een door derden ingediende civiele rechtsvordering ter zake van schade die voortvloeit uit een door het personeelslid begane verkeersovertreding, of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat hem toebehoort of dat door hem wordt bestuurd.

  • 6 Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is niet van toepassing op personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten of duurzaam verblijf houden in Nederland, met uitzondering van:

    • a. de vrijstelling van belasting op de salarissen, emolumenten en vergoedingen die ter zake van hun dienstverband bij de Organisatie worden betaald, met dien verstande dat deze vrijstelling niet geldt voor het opnemen van een spaartegoed onder de levensloopregeling; en

    • b. de immuniteit ten aanzien van handelingen verricht in de uitoefening van hun functie.

  • 7 Dit artikel doet geen afbreuk aan regelingen in deze Overeenkomst of het Protocol.

Artikel 13. Fiscale heffing inkomsten en vermogensbestanddelen

[Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 14. Deskundigen

Deskundigen die namens de Organisatie een functie uitoefenen of voor haar een zending uitvoeren genieten, ook tijdens de reizen die zij in de uitoefening van hun functie maken of tijdens deze zendingen, van de hierna vermelde voorrechten en immuniteiten, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functie:

  • a. immuniteit van rechtsmacht voor handelingen verricht in de uitoefening van hun functie, met inbegrip van hetgeen zij hebben gezegd of geschreven; deze immuniteit geldt niet in geval van een door een deskundige begane verkeersovertreding, of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat hem toebehoort of dat door hem wordt bestuurd; de deskundigen blijven van deze immuniteit genieten na het beëindigen van hun functie bij de Organisatie;

  • b. onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten.

Artikel 15. Bedienden

  • 1 Voor de tijdsduur van hun verblijf in Nederland is het personeelsleden van de Organisatie die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen toegestaan om huisbedienden of, waar van toepassing, particuliere bedienden in dienst te hebben.

  • 2 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde huis- of particuliere bedienden behoeven geen tewerkstellingsvergunning en geen verblijfsvergunning te hebben.

Artikel 16. De vertegenwoordigers van de Hoge Verdragsluitende Partijen

De vertegenwoordigers van de Hoge Verdragsluitende Partijen, hun plaatsvervangers, hun raadgevers of deskundigen genieten, bij de vergaderingen van de Raad van Bestuur van het Bureau of ieder orgaan dat door deze Raad is ingesteld alsmede op hun reizen naar de plaats van samenkomst en terug, de volgende voorrechten en immuniteiten:

  • a. immuniteit van arrestatie en gevangenhouding, alsmede inbeslagneming van hun persoonlijke bagage, behalve wanneer zij op heterdaad betrapt worden;

  • b. vrijstelling van rechtsvervolging, ook na beëindiging van hun missie, met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht; deze vrijstelling geldt evenwel niet in geval van een door een van de hierboven bedoelde personen begane verkeersovertreding of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat hem toebehoort of dat door hem wordt bestuurd;

  • c. onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;

  • d. het recht codes te gebruiken en documenten of correspondentie te ontvangen per speciale koerier of in een verzegelde tas;

  • e. vrijstelling voor henzelf, hun samenwonende echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner en inwonende kinderen ten laste van alle maatregelen die de binnenkomst van vreemdelingen beperken alsmede van de aan de registratie van vreemdelingen verbonden formaliteiten.

Artikel 17. Binnenkomst, verblijf en vertrek

  • 1 De Regering vergemakkelijkt het binnenkomen, het verblijf en het vertrek van de volgende personen:

    • a. de Directeur-Generaal en diens inwonende gezinsleden;

    • b. de Vertegenwoordigers van de Hoge Verdragsluitende Partijen, hun plaatsvervangers, hun raadgevers of deskundigen en hun inwonende gezinsleden;

    • c. personeelsleden in actieve dienst van de Organisatie en hun inwonende gezinsleden;

    • d. huis- en particuliere bedienden van personeelsleden van de Organisatie;

    • e. deskundigen, zoals omschreven in artikel 14 van deze Overeenkomst;

    • f. andere, door de Organisatie voor officiële doeleinden uitgenodigde personen.

  • 2 De Regering verstrekt, indien van toepassing, visa of meervoudige inreisvisa die de in het eerste lid van dit artikel bedoelde personen nodig hebben; deze worden kosteloos en zo spoedig mogelijk afgegeven.

  • 3 Deze regeling laat de mogelijkheid onverlet om te verlangen dat redelijk bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat personen die zich beroepen op de behandeling waarin deze regeling voorziet, tot de in het eerste lid van dit artikel omschreven categorieën behoren.

Artikel 18. Inwonende gezinsleden

  • 1 Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden de volgende personen aangemerkt als inwonend gezinslid van een personeelslid:

    • a. de echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner van een personeelslid van de Organisatie;

    • b. kinderen jonger dan 18 jaar van een personeelslid van de Organisatie, van diens echtgeno(o)t(e) of van diens geregistreerd partner;

    • c. kinderen van 18 tot en met 27 jaar van een personeelslid van de Organisatie, van diens echtgeno(o)t(e) of van diens geregistreerd partner, mits zij:

      • i. ongehuwd zijn;

      • ii. financieel afhankelijk zijn van het personeelslid van de Organisatie, diens echtgeno(o)t(e) of diens geregistreerd partner;

      • iii. en in Nederland fulltime onderwijs volgen of studeren dan wel een beroepsopleiding of beroepsonderwijs volgen, al dan niet met inbegrip van een stageprogramma, of het voornemen daartoe hebben;

    • d. kinderen jonger dan 18 jaar, alsook kinderen die voldoen aan de eisen onder letter c van het eerste lid van dit artikel, voor wie een adoptieaanvraag is ingediend en waarbij de adoptieprocedure door een personeelslid van de Organisatie, diens echtgeno(o)t(e) of diens geregistreerd partner in gang is gezet;

    • e. ongeacht hun leeftijd, invalide kinderen ten laste, of kinderen ten laste die wegens ernstige ziekte of invaliditeit tijdens de gehele periode van die ziekte of invaliditeit niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien, van een personeelslid van de Organisatie, van diens echtgeno(o)t(e) of van diens geregistreerd partner, mits de Organisatie een verklaring van die strekking aan de Regering levert.

  • 2 Kinderen van 18 tot en met 24 jaar van een personeelslid van de Organisatie, van diens echtgeno(o)t(e) of van diens geregistreerd partner worden, ook indien zij niet aan de voorwaarde in het eerste lid, letter c, punt iii, van dit artikel voldoen, als inwonend gezinslid aangemerkt, zolang zij voldoen aan de overige, onder die letter genoemde voorwaarden.

Artikel 19. Sociale zekerheid

In het geval dat de Organisatie een eigen stelsel van sociale zekerheid heeft dat vergelijkbaar is met het Nederlandse stelsel, of deelneemt aan een met de Nederlandse regeling vergelijkbaar stelsel van sociale zekerheid, zijn de Organisatie, en haar personeelsleden op wie het bovengenoemde stelsel van toepassing is, uitgezonderd van de Nederlandse sociale zekerheidsbepalingen, tenzij de functionarissen en andere werknemers op wie het bovengenoemde stelsel van toepassing is, in Nederland betaalde arbeid verrichten anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde betrekking.

Artikel 20. Interpretatie van de Overeenkomst

Deze Overeenkomst dient te worden uitgelegd in het licht van haar primaire oogmerk, te weten de Organisatie in staat te stellen in het Gastland volledig en efficiënt haar doelstellingen te verwezenlijken.

Artikel 21. Geschillen

Elk geschil tussen het Gastland en de Organisatie over de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst of het Protocol wordt beslecht overeenkomstig artikel 14 van het Protocol.

Artikel 22. Wijzigingen

Op verzoek van de Regering of van de Organisatie vindt overleg plaats omtrent de uitvoering of wijziging van deze Overeenkomst.

Artikel 23. Gunstigste behandeling

Indien en voor zover de Regering in de toekomst een overeenkomst aangaat met, of haar beleid wijzigt ten aanzien van, een intergouvernementele organisatie met in deze overeenkomst of dit beleid voorwaarden die voor die organisatie gunstiger zijn dan vergelijkbare voorwaarden in deze Overeenkomst, zal op verzoek van de Organisatie overleg worden aangegaan met als doel te bespreken of dezelfde behandeling aan de Organisatie kan worden verleend.

Artikel 24. Inwerkingtreding en duur

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag van ondertekening. Zij blijft van kracht zolang het Verdrag en het Protocol van kracht blijven voor het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 2 Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden is deze Overeenkomst alleen van toepassing op het Koninkrijk in Europa.

GEDAAN te Den Haag, op 10 oktober 2007, in twee exemplaren in de Nederlandse en Franse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

F. TIMMERMANS

Voor de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen)

E. SIMON

Naar boven