De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationale Arbeidsbureau,
en aldaar bijeengekomen in haar zevenenzestigste zitting op 3 juni 1981;
Gelet op de Verklaring van Philadelphia inzake de doelstellingen van de Internationale
Arbeidsorganisatie, waarin wordt erkend dat „alle mensen, ongeacht hun ras, geloof
of geslacht, het recht hebben om, in vrijheid en waardigheid, in economische zekerheid
en met gelijkheid van kansen, te streven naar materiële vooruitgang en naar geestelijke
ontwikkeling", en
Gelet op de bewoordingen van de Verklaring inzake gelijkheid van kansen voor en gelijke
behandeling van vrouwelijke arbeiders en van de resolutie inzake een actieplan ter
bevordering van de gelijkheid van kansen voor en gelijke behandeling van vrouwelijke
arbeiders, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in 1975, en
Gelet op de bepalingen van internationale arbeidsovereenkomsten en aanbevelingen,
die erop zijn gericht de gelijkheid van kansen voor en gelijke behandeling van mannelijke
en vrouwelijke arbeiders te verzekeren, met name het Verdrag en de Aanbeveling betreffende gelijke beloning, 1951, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende discriminatie (arbeid en beroep), 1958 en Deel VIII van de Aanbeveling betreffende menselijke hulpbronnen, 1975, en
Eraan herinnerend dat in het Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep), 1958, niet uitdrukkelijk aandacht wordt besteed aan onderscheid gemaakt op basis
van gezinsverantwoordelijkheid, en overwegende dat te dien aanzien aanvullende normen
noodzakelijk zijn, en
Gelet op de bewoordingen van de Aanbeveling betreffende tewerkstelling (vrouwen met
gezinsverantwoordelijkheid), 1965, en overwegende de veranderingen die zich sedert
de aanneming hiervan hebben voltrokken, en
Gelet op het feit dat er tevens akten met betrekking tot gelijkheid van kansen voor
en gelijke behandeling van mannen en vrouwen zijn aangenomen door de Verenigde Naties
en andere gespecialiseerde organisaties en in het bijzonder herinnerend aan de veertiende alinea van de preambule van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake
de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, 1979, waarin staat dat de Lid-Staten „zich ervan bewust zijn dat een verandering
in de traditionele rol zowel van mannen als van vrouwen in de maatschappij en in het
gezin noodzakelijk is, om tot volledige gelijkheid van mannen en vrouwen te komen",
en
Erkennend dat de problemen van arbeiders met gezinsverantwoordelijkheid deel uitmaken
van meer algemene vraagstukken met betrekking tot gezin en samenleving, waarmede rekening
dient te worden gehouden in het nationale beleid, en
Erkennend de noodzaak werkelijke gelijkheid van kansen en behandeling tussen mannen
en vrouwen met gezinsverantwoordelijkheid en tussen zodanige arbeiders en andere arbeiders
te bewerkstelligen, en
Overwegend dat vele van de problemen waarmede alle arbeiders worden geconfronteerd,
ernstiger vormen aannemen in het geval van arbeiders met gezinsverantwoordelijkheid,
en erkennend de noodzaak de omstandigheden van deze laatsten te verbeteren, door het
nemen van zowel maatregelen die zijn afgestemd op hun bijzondere behoeften, als maatregelen
ter verbetering van de omstandigheden van arbeiders in het algemeen, en
Besloten hebbend tot aanneming van bepaalde voorstellen met betrekking tot gelijke
kansen voor en gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke arbeiders: arbeiders
met gezinsverantwoordelijkheid,welk onderwerp als vijfde punt op de agenda van de
zitting voorkomt, en
Vastgesteld hebbend dat deze voorstellen de vorm van een internationaal verdrag dienen
te krijgen,
Aanvaardt heden, de drieëntwintigste juni van het jaar negentienhonderd eenentachtig
het volgende Verdrag, dat kan worden aangehaald als Verdrag betreffende arbeiders
met gezinsverantwoordelijkheid, 1981: