Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de binnenkomst en het verblijf van wederzijdse onderdanen, Paramaribo, 23-01-1981

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-12-1982 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de binnenkomst en het verblijf van wederzijdse onderdanen

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de binnenkomst en het verblijf van wederzijdse onderdanen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

De Regering van de Republiek Suriname

Verlangende de historische banden tussen beide landen opnieuw te bevestigen,

In het besef, dat de bijzondere relatie tussen de beide landen zijn weerslag blijft vinden in de wederzijdse verhoudingen,

In het streven dit besef ook tot uitdrukking te brengen ten aanzien van het verblijf van de wederzijdse onderdanen op elkaars grondgebied,

Overtuigd van het belang van een regelmatige gedachtenwisseling over migratie-aangelegenheden,

Zijn het volgende overeengekomen:

Deel I. Algemeen

Artikel 1

De Overeenkomstsluitende Partijen stellen hierbij een Commissie in, samengesteld uit door elk van hen benoemde vertegenwoordigers (hierna te noemen: „de Commissie”).

Artikel 2

De Commissie bespreekt het beleid van de Overeenkomstsluitende Partijen inzake de binnenkomst en het verblijf van wederzijdse onderdanen en inzake remigratie.

Artikel 3

De Commissie komt op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen, doch tenminste eenmaal per half jaar, bijeen, afwisselend in Nederland en Suriname.

Artikel 5

De bijeenkomsten van de Commissie zullen worden voorgezeten door een Commissielid van het land, waar de bijeenkomst wordt gehouden.

Deel II. Binnenkomst en Verblijf

Artikel 6

In het kader van deze Overeenkomst van belang zijnde punten van het Nederlandse beleid inzake de binnenkomst en het verblijf van Surinaamse onderdanen zijn neergelegd in Bijlage 1 bij deze Overeenkomst.

Artikel 7

In het kader van deze Overeenkomst van belang zijnde punten van het Surinaamse beleid inzake de binnenkomst en het verblijf van Nederlandse onderdanen zijn neergelegd in Bijlage 2 bij deze Overeenkomst.

Artikel 8

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen blijft, met inachtneming van bestaande verdragsverplichtingen, autonoom terzake van haar beleid inzake de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van de andere Partij. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen behoudt derhalve het recht om op eigen gezag wijzigingen aan te brengen in de op haar beleid van toepassing zijnde Bijlage.

Artikel 9

Niettegenstaande het bepaalde in artikel 8, doch behoudens gevallen van openbare orde en veiligheid, effectueert elk der Overeenkomstsluitende Partijen wijzigingen eerst, nadat het voornemen daartoe ter kennis is gebracht van de andere Partij en deze laatste niet binnen 21 dagen na notificatie van het voornemen om overleg heeft verzocht in de commissie.

Indien een Overeenkomstsluitende Partij om overleg verzoekt, zal de Commissie bijeenkomen niet later dan 21 dagen, nadat de wens om overleg ter kennis is gebracht van de andere Partij.

Deel III. Remigratie

Artikel 10

In het kader van deze Overeenkomst van belang zijnde gemeenschappelijke punten inzake de remigratie zijn neergelegd in Bijlage 3 bij deze Overeenkomst.

Artikel 11

De bevoegde autoriteiten van elk der Overeenkomstsluitende Partijen stellen in gemeenschappelijk overleg nadere regels vast ter uitvoering van de in artikel 10 bedoelde punten inzake de remigratie.

Deel IV. Slotbepalingen

Artikel 12

Deze Overeenkomst zal vanaf de datum van ondertekening voorlopig worden toegepast. Zij treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de dag waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat in hun onderscheiden landen voldaan is aan de voor inwerkingtreding vereiste formaliteiten.

Artikel 13

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal deze Overeenkomst alleen gelden voor het in Europa gelegen grondgebied van het Koninkrijk.

Artikel 14

Deze Overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Zij kan door elk der Overeenkomstsluitende Partijen worden opgezegd.

Opzegging heeft effect twee maanden, nadat de ene Overeenkomstsluitende Partij de andere daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk door hun Regeringen gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Paramaribo op 23 januari 1981 in tweevoud in de Nederlandse taal.

Voor de Regering van het

Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) A. HELDRING

Voor de Regering van de

Republiek Suriname,

(w.g.) H. H. NAARENDORP

Bijlage 1

In het kader van deze Overeenkomst van belang zijnde punten van het Nederlandse beleid, inzake de binnenkomst en het verblijf van Surinaamse onderdanen, zoals dat vanaf 25 november 1980 zal gelden.

1. Gezinshereniging

Tot de leden van het gezin, die voor gezinshereniging met de Surinaamse onderdaan die zich met toestemming in Nederland heeft gevestigd in aanmerking komen, behoren:

  • - de echtgenoot en de tot het gezin behorende minderjarige kinderen voorzover één der ouders met het wettig gezag over deze kinderen is belast;

  • - andere dan de bovengenoemde gezinsleden indien zij reeds in Suriname feitelijk tot het gezin van de in Nederland gevestigde Surinaamse onderdaan behoorden en van hem afhankelijk waren; in dit verband dient te worden gedacht aan behoeftige ouders; in bijzondere gevallen kunnen nog voor een verruimde vorm van gezinshereniging in aanmerking komen onder meer moeders die weduwe worden of kinderen die wees worden, en voor wie er in Suriname geen enkele opvang mogelijk is.

In alle gevallen dient door de bevoegde autoriteiten, in de zogeheten niet-geliberaliseerde gebieden, een woonvergunning voor het gezin te zijn verleend en in de geliberaliseerde gebieden over woonruimte te worden beschikt welke naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten als passend kan worden aangemerkt.

In geval van inwoning dient de huisvesting aan in redelijkheid te stellen eisen te voldoen.

Indien het een werknemer betreft die toelating beoogt van zijn gezinsleden gelden bovendien als voorwaarden:

  • a. dat de betrokken werknemer tenminste gedurende een aaneengesloten periode van een jaar in Nederland heeft gewerkt en

  • b. dat wordt beschikt over een feitelijk aanbod van werk voor nog tenminste één jaar.

2. Verblijf voor studiedoeleinden

Het verlenen van toestemming tot verblijf voor studiedoeleinden zal betrekking hebben op:

  • a. wetenschappelijk onderwijs

  • b. onderwijs en opleidingen na het Surinaams secundair onderricht, die in Suriname niet bestaan.

3. Medische behandeling

Aan Surinaamse onderdanen die op medische indicatie voor behandeling naar Nederland dienen te reizen, zal een visum worden verstrekt, mits de financiering van deze behandeling deugdelijk geregeld is. Wanneer in Nederland mocht blijken dat een verblijf van langere duur nodig is, zal de verblijfstermijn verlengd worden.

4. Overgangsregeling

Surinaamse onderdanen die vóór 25 november 1980 in Nederland zijn en over een geldig visum beschikken, kunnen gedurende de geldigheid van dat visum, doch uiterlijk tot 25 februari 1981 een vergunning tot verblijf en een tewerkstellingsvergunning aanvragen, indien wordt aangetoond, dat zij kunnen beschikken over voldoende middelen van bestaan op grond van een reële arbeidsplaats in loondienst alsmede over passende huisvesting.

Op gezinshereniging voor deze categorie is van toepassing het gestelde onder paragraaf 1 van deze bijlage, met dien verstande dat tevens voor gezinshereniging in aanmerking kan worden gebracht, degene met wie de betrokken persoon reeds laatstelijk in Suriname een duurzame en exclusieve persoonlijke relatie onderhield in de zin van samenleven als echtgenoten.

5. Faciliteiten tijdens overgangsperiode in geval van illegaal verblijf

Personen, die gedurende de looptijd van de overgangsregeling genoemd in paragraaf 4, op grond van illegaal verblijf worden uitgewezen, komen in aanmerking voor toepassing van de remigratiesubsidieregeling.

Bijlage 2

In het kader van deze Overeenkomst van belang zijnde punten vanhet Surinaamse beleid, inzake de binnenkomst en het verblijf van Nederlandse onderdanen, zoals dat vanaf 25 november 1980 zal gelden.

1. Toelating

Personen die na 25 november 1975 op grond van de Toescheidingsovereenkomst de Surinaamse nationaliteit verkregen hadden en nadien de Nederlandse nationaliteit hebben verworven, zullen te allen tijde met hun gezin toegelaten worden tot de Republiek Suriname en in beginsel als Surinamer worden behandeld.

2. Gezinshereniging

Indien een Nederlandse onderdaan toestemming tot verblijf in Suriname heeft verkregen, zal tevens toestemming tot verblijf verleend worden aan zijn gezinsleden.

Onder gezinsleden zal worden verstaan:

  • a. de echtgenoot;

  • b. degene met wie de betrokkene een duurzame en exclusieve persoonlijke relatie onderhoudt;

  • c. feitelijk tot het gezin van de persoon behorende minderjarige kinderen over wie een van de ouders het gezag uitoefent;

  • d. andere familieleden die feitelijk tot het gezin van de betrokkene behoren en die van hem afhankelijk zijn;

  • e. andere familieleden die alleen zijn komen te staan en van de betrokkene afhankelijk zijn.

In alle gevallen dient over passende huisvesting beschikt te worden.

Bijlage 3

In het kader van deze Overeenkomst is omtrent de volgende punten overeenstemming van inzicht en beleid verkregen.

1. Onderzoek

  • 1.1 Er is behoefte aan om het beleidsgericht onderzoek naar de factoren die de slagingskansen van de individuele remigrant, toegespitst op zijn ontplooiingsmogelijkheden, beïnvloeden, zowel in Suriname als in Nederland voort te zetten.

  • 1.2 Het rapport van een reeds in Suriname uitgevoerd verkennend onderzoek naar de inpassing, zowel in arbeid als in het sociaal milieu, zal Nederland ter bestudering worden aangeboden.

  • 1.3 Het is gewenst zo spoedig mogelijk na bestudering door Nederland van dit rapport overleg te beginnen in de Commissie ter voorbereiding van het voortgezette onderzoek.

  • 1.4 Voorzover de resultaten van het onder 1.2 bedoelde onderzoek zich naar het oordeel van partijen daartoe lenen, zal bij de uitvoering van het remigratiebeleid daarvan gebruik worden gemaakt.

2. Arbeidsbemiddeling

  • 2.1 Vacatures in Suriname zullen worden doorgegeven aan de bij remigratie betrokken instanties in Nederland. Omgekeerd zal Nederland er voor zorgdragen dat het aanbod van de in Nederland beschikbare arbeidskrachten ter kennis wordt gebracht van de in Suriname bij de remigratie betrokken instanties.

3. Scholing

  • 3.1 Suriname zal het curriculum van relevante opleidingen naar Nederland doorsturen, teneinde waar nodig aanpassing van het curriculum van daarvoor in aanmerking komende onderwijsinstellingen in Nederland te doen plaatsvinden.

    Partijen achten het mogelijk dat daartoe mede de in Suriname in gebruik zijnde vaardigheidsprofielkaart wordt gebruikt teneinde de specifieke functie-eisen te beschrijven.

  • 3.2 Aanpassing van het curriculum aan daarvoor in aanmerking komende opleidingen kan geschieden door wijziging van de pakketkeuze dan wel door het doen volgen van applicatiecursussen.

  • 3.3 Eventueel in Nederland te geven applicatiecursussen over typisch Surinaamse omstandigheden dienen te worden verzorgd door deskundigen uit Suriname en zullen op een verscheidenheid van niveaus en gebieden worden verstrekt.

    In dat kader bestaat er een specifieke behoefte aan voorlichting over Surinaamse arbeidsverhoudingen.

  • 3.4 Bij de vakscholing aan potentiële remigranten zal worden uitgegaan van de behoeften in Suriname. Daarbij zal de scholing zich niet enkel beperken tot werklozen, doch zich tevens uitstrekken tot niet-werklozen.

4. Voorlichting

  • 4.1 De partijen zijn van mening dat er voor de voorlichting in Nederland een continue stroom van actuele informatie beschikbaar dient te komen met gebruikmaking van een verscheidenheid van mogelijkheden.

  • 4.2 Om een goede afstemming van remigratievoorlichtingsbeleid in beide landen te garanderen, achten partijen het gewenst dat zij zo volledig mogelijk worden geïnformeerd omtrent de desbetreffende voorlichtingsactiviteiten in beide landen.

  • 4.3 Bij de instituten van het CBB zal voorlichting over verdere beroepsmogelijkheden zodanig dienen te geschieden, dat de cursist in staat wordt gesteld om een verantwoorde keuze te maken tussen Suriname en Nederland als land van vestiging.

  • 4.4 De huidige voorlichting is naar het oordeel van partijen niet altijd in voldoende mate aangepast aan de werkelijke situatie, mede omdat een duidelijk inzicht op het totale probleemveld van de remigratie nog ontbreekt.

  • 4.5 Geconstateerd is dat de besluitvorming over de remigratie negatief wordt beïnvloed door de hoge invoerrechten op nieuwe goederen die remigranten naar Suriname willen meenemen.

5. Begeleiding

  • 5.1 Partijen achten het van belang dat de herintegratie van remigranten in de Surinaamse samenleving optimaal verloopt.

  • 5.2 Partijen zijn van oordeel dat de samenwerking, onder de coördinerende leiding van het Instituut voor Migratiezaken, met het CCK en de Stichting Remigratie op het vlak van de begeleiding van remigranten, moet worden voortgezet.

    De mogelijkheid van participatie van andere particuliere organisaties en van overheidswege dient te worden onderzocht.

  • 5.3 Partijen zijn van mening dat de begeleiding in Suriname zich niet moet beperken tot remigranten die in moeilijkheden zijn geraakt, maar beschikbaar moet zijn voor elke remigrant onmiddellijk na aankomst.

  • 5.4 Ten overvloede achten partijen het voor een verantwoord remigratiebeleid van belang, dat bij het ontwikkelen van interne Surinaamse regelingen geen bepalingen worden opgenomen welke strijdig te achten zijn met de Toescheidingsovereenkomst.

  • 5.5 Kennis werd genomen van het bestaan van een stagecentrum bij het Ministerie van Sociale Zaken te Paramaribo en wel ten behoeve van personen die in Nederland aan Sociale Academies studeren.

    Gegevens zullen beide partijen ter beschikking worden gesteld om te beoordelen in hoeverre dit stagecentrum dienstbaar kan zijn aan de uitvoering van het remigratiebeleid.

  • 5.6 Op korte termijn zal er een overleg plaatsvinden tussen de Surinaamse migratiecommissie en de Nederlandse remigratie-attaché, teneinde de begeleidingsactiviteiten beter uitvoerbaar te maken.

6. Categorieën

  • 6.1 Geconstateerd wordt dat een aantal remigranten, met name maatschappelijk gehandicapten, buiten bemoeienis van de Directie voor de Emigratie van het Ministerie van Sociale Zaken, doch met kennelijke Nederlandse overheidssteun in Suriname arriveert. Partijen zijn het er over eens, dat dit een verantwoord gemeenschappelijk remigratiebeleid doorkruist.

  • 6.2 Beide partijen zijn van mening dat de remigratie van maatschappelijk gehandicapten wel moet worden bevorderd, wanneer zulks in het belang van de betrokken persoon is en wanneer verdere sociale en/of medische begeleiding in Suriname kan geschieden.

7. Financiering

  • 7.1 De Surinaamse migratiecommissie zal met de Nederlandse remigratie-attaché een inventarisatie maken van alsnog benodigde faciliteiten ten behoeve van een verantwoord remigratiebeleid.

    Het is niet verantwoord over te gaan tot operationalisatie van het (gestructureerd) remigratiebeleid dan nadat de gezamenlijke financiering, waaronder die voor opvangfaciliteiten, en de continuïteit zijn verzekerd.

  • 7.2 Partijen zijn van mening, dat in het kader van het Cultureel Akkoord overeengekomen en alsnog overeen te komen onderzoekprojecten inzake de sociaal-economische aspecten van de demografische ontwikkeling van Suriname zoveel mogelijk dienstbaar worden gemaakt aan het onder 1.1 bedoelde onderzoek.

Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake verkregen rechten

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

De Regering van de Republiek Suriname

Bevestigen,

Ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst inzake de binnenkomst en het verblijf van wederzijdse onderdanen en zonder de bedoeling te hebben een uitputtende opsomming te geven,

het volgende:

Artikel 1

Degenen die over een uit hoofde van de op 25 november 1975 te Paramaribo tot stand gekomen Overeenkomst inzake het verblijf en de vestiging van wederzijdse onderdanen afgegeven verblijfstitel beschikken, blijven na 25 november 1980 de uit die Overeenkomst voortvloeiende rechten genieten.

Artikel 2

Degenen die vóór 25 november 1980 een verzoek om vergunning tot verblijf of een machtiging tot voorlopig verblijf hebben ingediend en van wie is vastgesteld, dat zij vóór die datum hebben voldaan aan de vereisten die gelden op grond van de in artikel 1 genoemde Overeenkomst, komen voor een vergunning tot verblijf in aanmerking en genieten de uit genoemde Overeenkomst voortvloeiende rechten.

Artikel 3

Een Surinaamse onderdaan, die op 24 november 1980 in Nederland is en ten aanzien van wie vóór 25 november 1980 een recht op een verblijfstitel is ontstaan, krijgt de gelegenheid om dit recht ook na 24 november 1980 te effectueren, mits hij zijn aanvraag om een vergunning tot verblijf en, indien nodig, een tewerkstellingsvergunning heeft ingediend vóór 25 februari 1981. Hij geniet de rechten die voortvloeien uit de in Artikel 1 genoemde Overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Paramaribo op 23 januari 1981 in tweevoud in de Nederlandse taal.

Voor de Regering van het

Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) A. HELDRING

Voor de Regering van de

Republiek Suriname,

(w.g.) H. H. NAARENDORP

Naar boven