Dit Verdrag is van toepassing op openbare akten die zijn opgemaakt op het grondgebied
van een Verdragsluitende Staat en moeten worden overgelegd op het grondgebied van
een andere Verdragsluitende Staat.
In dit Verdrag wordt onder openbare akten verstaan:
-
a) stukken, afgegeven door een autoriteit of functionaris behorende tot enig rechterlijk
orgaan van de staat, hieronder begrepen stukken, afgegeven door het openbaar ministerie,
een griffier of een gerechtsdeurwaarder;
-
b) administratieve stukken;
-
c) notariële akten;
-
d) op onderhandse stukken geplaatste officiële verklaringen zoals verklaringen omtrent
registratie, het bestaan van een stuk op een bepaalde datum en de echtheid van een
handtekening.
Nochtans is dit Verdrag niet van toepassing:
Iedere Verdragsluitende Staat stelt de stukken waarop dit Verdrag van toepassing is
en die op zijn grondgebied moeten worden overgelegd, vrij van legalisatie. In dit
Verdrag wordt onder legalisatie uitsluitend verstaan de formaliteit waarbij de diplomatieke
of consulaire ambtenaren van het land op welks grondgebied de akte moet worden overgelegd,
een bevestigende verklaring afgeven omtrent de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid
waarin de ondertekenaar van het stuk heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit
van het zegel of het stempel op het stuk.
Ter bevestiging van de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar
van het stuk heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit van het zegel
of het stempel op het stuk, mag geen andere formaliteit worden verlangd dan toevoeging
van de in artikel 4 beschreven apostille, afgegeven door de bevoegde autoriteit van
de staat waaruit het stuk afkomstig is.
De formaliteit genoemd in het vorige lid kan echter niet worden verlangd, indien hetzij
de wetten, reglementen of gewoonten, geldende in de staat waar de akte wordt overgelegd,
hetzij een overeenkomst tussen twee of meer Verdragsluitende Staten deze formaliteit
ter zijde stellen of vereenvoudigen, dan wel het stuk van legalisatie vrijstellen.
De apostille bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt op het stuk zelf of op een verlengstuk
gesteld; zij moet overeenstemmen met het model dat als bijlage aan dit Verdrag is
toegevoegd.
Zij kan echter worden gesteld in de officiële taal van de autoriteit die haar afgeeft.
De in het model voorgeschreven tekst kan ook in een tweede taal worden gesteld. Het
opschrift „Apostille (Convention de La Haye du 5 octobre 1961)” moet in de Franse
taal zijn gesteld.
De apostille wordt afgegeven op verzoek van de ondertekenaar of de houder van het
stuk.
Behoorlijk ingevuld bevestigt zij de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid
waarin de ondertekenaar van het stuk heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit
van het zegel of het stempel op het stuk.
De handtekening, het zegel of het stempel op de apostille behoeven niet voor echt
te worden verklaard.
Iedere Verdragsluitende Staat wijst, de officiële functie vermeldende, de autoriteiten
aan, bevoegd om apostilles als bedoeld in artikel 3, eerste lid, af te geven.
Hij geeft van deze aanwijzing kennis aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van
Nederland op het tijdstip van de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding
of van verklaringen nopens de toepasselijkheid van dit Verdrag. Hij geeft dat Ministerie
eveneens kennis van elke verandering met betrekking tot de aangewezen autoriteiten.
Elke overeenkomstig artikel 6 aangewezen autoriteit houdt een register of een kaartsysteem
aan, waarin van de afgegeven apostilles aantekening wordt gehouden onder vermelding
van:
-
a) het volgnummer en de datum van de apostille,
-
b) de naam van de ondertekenaar van de openbare akte en de hoedanigheid waarin hij heeft
gehandeld of, indien de akte niet is ondertekend, de naam van de autoriteit die het
stuk heeft gezegeld of gestempeld.
Op verzoek van iedere belanghebbende dient de autoriteit die de apostille heeft afgegeven,
na te gaan of de gegevens in de apostille overeenstemmen met die van het register
of het kaartsysteem.
Wanneer er tussen twee of meer Verdragsluitende Staten verdragen, overeenkomsten of
regelingen bestaan, die bepalingen bevatten, welke het voor echt verklaren van de
handtekening, het zegel of het stempel aan zekere formaliteiten onderwerpen, stelt
het onderhavige Verdrag deze bepalingen slechts ter zijde, indien die formaliteiten
stringenter zijn dan die bedoeld in de artikelen 3 en 4.
Iedere Verdragsluitende Staat neemt de nodige maatregelen om te voorkomen, dat zijn
diplomatieke of consulaire ambtenaren tot legalisatie overgaan in de gevallen waarin
dit Verdrag voorziet in vrijstelling van legalisatie.
Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de staten vertegenwoordigd op de Negende
Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, alsmede voor Ierland,
Liechtenstein, Turkije en IJsland.
Het dient te worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij
het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag na de nederlegging van de derde
akte van bekrachtiging bedoeld in artikel 10, tweede lid.
Voor iedere ondertekenende staat die het Verdrag later bekrachtigt, treedt het in
werking op de zestigste dag na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging.
Iedere niet in artikel 10 genoemde staat kan tot dit Verdrag toetreden, nadat het
krachtens artikel 11, eerste lid, in werking is getreden. De akte van toetreding wordt
nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
De toetreding heeft slechts gevolg ten aanzien van de betrekkingen tussen de toetredende
staat en die Verdragsluitende Staten die tegen die toetreding geen bezwaar hebben
gemaakt binnen zes maanden na de ontvangst van de mededeling bedoeld in artikel 15,
onder d. Zodanig bezwaar wordt ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van Nederland.
Het Verdrag treedt tussen de toetredende staat en de staten die daartegen geen bezwaar
hebben gemaakt in werking op de zestigste dag na het verstrijken van de in het vorige
lid genoemde termijn van zes maanden.
Iedere staat kan op het ogenblik van ondertekening, bekrachtiging of toetreding verklaren,
dat dit Verdrag mede van toepassing zal zijn op alle gebieden voor welker internationale
betrekkingen hij verantwoordelijk is, of op een of meer van die gebieden. Deze verklaring
wordt van kracht op het tijdstip waarop het Verdrag voor die staat in werking treedt.
Daarna zal van iedere zodanige toepasselijkverklaring mededeling worden gedaan aan
het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Indien de toepasselijkverklaring wordt gedaan door een staat die het Verdrag heeft
ondertekend en bekrachtigd, treedt het Verdrag voor de betrokken gebieden in werking
overeenkomstig het bepaalde in artikel 11. Wordt die verklaring gedaan door een staat
die tot het Verdrag is toegetreden, dan treedt het Verdrag voor de betrokken gebieden
in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.
Dit Verdrag blijft gedurende vijf jaar van kracht, te rekenen van de datum van zijn
inwerkingtreding overeenkomstig artikel 11, eerste lid, af, zelfs voor de staten die
het later hebben bekrachtigd of ertoe zijn toegetreden.
Het Verdrag wordt, behoudens opzegging, stilzwijgend verlengd, telkens voor vijf jaar.
De opzegging moet ten minste zes maanden voor het einde van de termijn van vijf jaren
ter kennis worden gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Zij kan zich beperken tot een of meer van de gebieden waarop het Verdrag van toepassing
is.
De opzegging wordt slechts van kracht ten opzichte van de staat die haar heeft medegedeeld.
Het Verdrag blijft van kracht voor de andere Verdragsluitende Staten.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland deelt de staten bedoeld in artikel
10, alsmede de staten die zijn toegetreden overeenkomstig het in artikel 12 bepaalde,
het volgende mede:
-
a) de kennisgevingen bedoeld in artikel 6, tweede lid;
-
b) de ondertekeningen en bekrachtigingen bedoeld in artikel 10;
-
c) de datum waarop dit Verdrag krachtens de bepalingen van artikel 11, eerste lid, in
werking treedt;
-
d) de toetredingen en bezwaren bedoeld in artikel 12 en de datum waarop de toetredingen
van kracht worden;
-
e) de toepasselijkverklaringen bedoeld in artikel 13 en de datum waarop zij van kracht
worden;
-
f) de opzeggingen bedoeld in artikel 14, derde lid.