De Staten die partij zijn bij dit Protocol,
Overwegende dat de toepassing van de Overeenkomst betreffende zeelieden-vluchtelingen, ondertekend te 's-Gravenhage op 23 november 1957 (hierna te noemen de Overeenkomst),
nauw verband houdt met de toepassing van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 (hierna te noemen het Verdrag), dat alleen
van toepassing is op personen die vluchteling zijn geworden ten gevolge van gebeurtenissen
welke voor 1 januari 1951 hebben plaatsgevonden,
Overwegende dat sedert de aanvaarding van het Verdrag nieuwe groepen vluchtelingen zijn ontstaan, en dat het wenselijk is dat een zelfde
status geldt voor alle vluchtelingen die vallen onder de begripsomschrijving zoals
die in het Verdrag is opgenomen, ongeacht de grensdatum van 1 januari 1951, en dat
te dien einde op 31 januari 1967 te New York een Protocol betreffende de status van
vluchtelingen voor toetreding werd opengesteld,
Geleid door de wens een soortgelijke regeling te treffen met betrekking tot zeelieden-vluchtelingen,
Zijn als volgt overeengekomen: