De regeringen die partij zijn bij deze overeenkomst,
Zich bewust van de bijzondere betekenis van koffie voor de economie van vele landen
die grotendeels van dit product afhankelijk zijn voor hun inkomsten uit export en,
in verband daarmede, voor de verdere tenuitvoerlegging van hun ontwikkelingsprogramma’s
op sociaal en economisch gebied;
Zich bewust van de betekenis van de koffiesector voor de bestaanszekerheid van miljoenen
mensen, met name in de ontwikkelingslanden, en in het besef dat de productie in vele
van die landen op kleinschalige familiebedrijven plaatsvindt;
Zich bewust van de noodzaak de ontwikkeling van de productiemiddelen en de uitbreiding
en instandhouding van de werkgelegenheid en van de inkomsten in de koffie-industrie
van de landen die lid zijn te bevorderen, teneinde aldus in rechtvaardige lonen, een
hogere levensstandaard en betere arbeidsomstandigheden te voorzien;
Overwegende dat nauwe internationale samenwerking op het gebied van de koffiehandel
de economische diversificatie en ontwikkeling van de koffieproducerende landen bevordert,
bijdraagt tot verbetering van de politieke en economische betrekkingen tussen koffie-exporterende
en koffie-importerende landen, en het koffieverbruik stimuleert;
Zich bewust van de wenselijkheid verstoringen van het evenwicht tussen productie en
verbruik te vermijden, aangezien die kunnen leiden tot sterke prijsschommelingen,
die zowel voor de producenten als voor de verbruikers schadelijk zijn;
Overwegende dat er een verband bestaat tussen de stabiliteit van de koffiehandel en
de stabiliteit van de markten voor industrieproducten;
Gelet op de voordelen van de internationale samenwerking die tot stand is gekomen
als gevolg van de toepassing van de internationale koffieovereenkomsten van 1962,
1968, 1976, 1983 en 1994,
Zijn als volgt overeengekomen: