TITEL I. De Regionale Bestrijdingscommissie (RBc)
De partijen stellen Regionale Bestrijdingscommissies in en benoemen volledig gekwalificeerde
personen tot lid van de RBc's. De benoemde personen worden vermeld in Titel III en
de partijen verplichten zich ertoe, elkander schriftelijk in kennis te stellen wanneer
zich veranderingen in het lidmaatschap voordoen.
De Voorzitters van de RBc's plegen onderling overleg en besluiten welke maatregelen
moeten worden genomen zodra zij van een specifiek voorval van verontreiniging op de
hoogte zijn gebracht. De besluiten zijn slechts bindend, indien daaromtrent overeenstemming
tussen de betrokken Voorzitters bestaat. Wanneer er tussen de partijen geen overeenstemming
bestaat met betrekking tot de inwerkingstelling van het BRp, treedt elke partij handelend
op in de wateren onder zijn nationale rechtsmacht.
De Voorzitters van de onderscheiden RBc's stellen zich met elkaar in verbinding en
besluiten over de datum en plaats van de eerste bijeenkomst van de drie RBc's. De
RBc's komen bijeen wanneer zulks nodig is. Deze bijeenkomsten kunnen periodiek worden
belegd om voorstellen/strategieën te bespreken; ook kunnen bij besluit van de Voorzitters
spoedzittingen worden belegd.
De RBc is de hoogste leidinggevende en uitvoerende instantie voor alle in BRp bedoelde
besluiten en maatregelen en heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden:
-
a. In stand houden van de communicatie-, meldings- en alarmverbindingen binnen de nationale
rampenplannen op basis van de rapporten van de Ctp van het BRp, ten einde de Ctp op
de hoogte te houden van de gezamenlijke besluiten inzake bestrijding en de beschikbare
middelen om olieverontreiniging te bestrijden.
-
b. Uitoefenen van toezicht op de uitvoering van controles opdat zal worden verzekerd
dat de inzet van mensen en uitrusting via de juiste kanalen geschiedt.
-
c. Evalueren van de door de Ctp genomen maatregelen, bekrachtigen van deze maatregelen
indien nodig en doen van eventueel vereiste aanbevelingen.
-
d. Aanbevelen van noodzakelijke verbeteringen in het BRp door middel van voorstellen
tot herziening van de bepalingen van de Titels.
-
e. In geval van een ernstig voorval van olieverontreiniging, nagaan van de mogelijke
invloed van het voorval op het milieu en aanbevelen van de nodige maatregelen om de
nadelige gevolgen van bedoeld voorval te beperken.
-
f. Coördineren van het zoeken naar en het verwerven en gebruiken van de eventueel benodigde
extra middelen, die beschikbaar kunnen zijn in andere delen van de Nederlandse Antillen,
Aruba en Venezuela of bij derden.
-
g. Verstrekken van officiële informatie aan de media.
-
h. Herzien en goedkeuren van het Technisch-operationele en financiële eindrapport over
het voorval en toezenden daarvan aan de bevoegde autoriteiten.
Ingeval het BRp in werking wordt gesteld, is de partij die verzoekt om bijstand bij
de bestrijding van olieverontreiniging in de wateren onder haar nationale rechtsmacht
de „leidende partij". In deze gevallen wordt de Ctp van die partij beschouwd als de
„Coördinator ter plaatse van het Bilaterale Rampenplan (Ctp BRp)".
Wanneer door een van de partijen een officieel verzoek om bijstand wordt gedaan,
wordt over de omvang van de logistieke bijstand door de militaire instelling van de
bijstand verlenende partijen besloten door de Voorzitter van de RBc van de leidende
party, nadat hij machtiging daartoe heeft verkregen van de nationale autoriteiten,
en wordt daarmede ingestemd door de Voorzitters van de RBc's van de andere partijen.
De partijen bij deze Overeenkomst hebben het recht, indien zij zulks wensen, gebruik
te maken van de diensten van de Clean Caribbean Cooperative of van andere bronnen van internationale bijstand zonder een beroep op elkaar te
doen of het BRp in werking te stellen.
De verzoekende partij kan haar verzoek om bijstand te allen tijde intrekken.
TITEL II. De Coördinator ter plaatse (Ctp)
De partijen benoemen functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de uitoefening
van de deze Titel bedoelde taken in hun onderscheiden gebieden. De Ctp van de partij
die verzoekt om bijstand ingevolge het BRp wordt beschouwd als de „Coördinator ter
plaatse van het Bilaterale Rampenplan (Ctp BRp)" voor dat bepaalde voorval.
De Ctp heeft de onderstaande taken en verantwoordelijkheden:
-
a. coördineren van en bevel voeren over het optreden betreffende de bestrijdings- en
opruimingswerkzaamheden in verband met het voorval.
-
b. Bepalen van de aard, de hoeveelheid en plaats van de olieverontreiniging, de richting
en de vermoedelijke snelheid; van de beschikbare middelen en de middelen benodigd
om de verontreiniging te bestrijden; verkrijgen van voldoende informatie om de vermoedelijke
gevolgen voor de volksgezondheid, het welzijn en de natuurlijke rijkdommen met inbegrip
van vis, andere fauna en hun habitat en andere gebieden die nadelig beïnvloed zouden
kunnen worden te beoordelen.
-
c. Prioriteiten stellen en beslissen over het tijdstip waarop het BRp in werking dient
te treden.
-
d. De Voorzitter van zijn RBc aanbevelen het BRp in werking te stellen.
-
e. Een gedetailleerd overzicht verstrekken van alle aspecten van het voorval, alle voorgestelde
vervolgwerkzaamheden en tussentijdse rapporten uitbrengen aan zijn RBc.
-
f. Via de RBc verzoeken om officiële toestemming voor het gebruik van chemische oplosmiddelen
ter bestrijding van de olieverontreiniging overeenkomstig het onderscheiden nationale
beleid, zolang het gebruik daarvan:
-
i. het gevaar voor leven en volksgezondheid of het gevaar van brand voorkomt of aanmerkelijk
vermindert;
-
ii. een bedreiging voor een groot deel van de bevolking of voor in de zee levende bedreigde
dier- en plantesoorten afwendt of beperkt, of
-
iii. als de meest efficiënte methode voor het beperken van de nadelige gevolgen van olieverontreiniging
wordt beschouwd.
-
g. Aan de RBc de beëindiging van de bestrijding van een bepaald voorval aanbevelen.
-
h. Het technisch-operationele en financiële eindrapport van de werkzaamheden opstellen
en aanbevelingen voorleggen voor het voorkómen van toekomstige voorvallen in het licht
van de opgedane ervaring. Dit rapport en deze aanbevelingen worden voorgelegd aan
de RBc.
Indien bestrijdingsmaatregelen in meer dan een gebied vereist zijn, treden de Ctp's
van de betrokken partijen gezamenlijk op bij het vaststellen van de te nemen maatregelen,
na goedkeuring van de RBc te hebben verkregen.
TITEL IV. Rapporten en verbindingen
4.1. Kennisgevingsprocedure
De Voorzitter van de RBc stelt zijn ambtgenoten per telefoon, later bevestigd per
telex of telefax, ervan in kennis dat zich een voorval van olieverontreiniging heeft
voorgedaan, dat de wateren onder zijn nationale rechtsmacht of kustgebieden van de
andere partijen raakt of bedreigt. Het Formulier voor waarschuwing bij olieverontreiniging
in bijgevoegd Aanhangsel is het hiervoor voorgeschreven formulier.
4.2. Voorstel voor gezamenlijke bestrijdingsmaatregelen
Aankondiging dat een gezamenlijk optreden nodig kan zijn is verplicht, zelfs wanneer
de noodzaak voor zo'n optreden zich niet blijkt voor te doen. Deze aankondiging behoeft
geen aanleiding tot een gezamenlijk optreden te geven, maar vestigt de aandacht van
de partijen op de mogelijkheid dat dit nodig kan zijn.
4.3. Aanvang van gezamenlijke bestrijdingsmaatregelen
Het verzoek om gezamenlijke bestrijdingsmaatregelen door de Voorzitters van de RBc's
wordt gedaan op het Formulier voor Verzoek om gezamenlijke bestrijding, beschreven
in het bijgevoegde Aanhangsel.
Informatie betreffende het verloop van de op de plaats van het voorval van verontreiniging
genomen maatregelen die een gezamenlijke bestrijding zouden kunnen rechtvaardigen,
is onmisbaar voor een doeltreffend beheer en een bevredigend resultaat van een gezamenlijk
optreden.
Deze informatie dient door de Voorzitter van de RBc te worden toegezonden aan zijn
ambtgenoten met gebruikmaking van het Formulier voor tussentijds rapport, beschreven
in het bijgevoegde Aanhangsel. Rapporten inzake de situatie dienen te worden opgesteld
wanneer nodig ten einde een volledige en actuele beschrijving te geven van het probleem,
van de genomen maatregelen, vermoedelijke problemen en het vereiste optreden.
4.5. Verzoeken om bijstand
Verzoeken om bijstand ingevolge het BRp bij de bestrijding van olieverontreiniging
en de daaropvolgende opruimingswerkzaamheden worden gedaan op het Formulier voor verzoek
om gezamenlijke bestrijding zoals beschreven in het bijgevoegde Aanhangsel.
4.6.1 Een voorstel van een betrokken RBc's tot beëindiging van de gezamenlijke bestrijdingsmaatregelen
met betrekking tot en bepaald voorval wordt gedaan op het Formulier voor beëindiging
van gezamenlijk optreden zoals beschreven in het bijgevoegde Aanhangsel. Een besluit
tot beëindiging van de gezamenlijke bestrijdingsmaatregelen wordt genomen door de
Voorzitters van de RBc's na onderling overleg. Van deze beëindiging wordt kennisgeving
gedaan aan de bevoegde autoriteiten.
4.7. Rapporten inzake het voorval
4.7.1 Rapporten van de Ctp aan de RBc, bedoeld in Titel II, paragraaf 2.2, letters
e en h dienen te omvatten:
-
a. Een beschrijving van de oorzaak en de aangetroffen situatie.
-
b. De begrenzing van het getroffen gebied, met een beschrijving van de omvang van de
olieverontreiniging en een aanduiding van de zwaar verontreinigde gebieden. Deze kunnen
worden aangegeven op een kaart of diagram met bijgevoegde foto's.
-
c. Een beknopt relaas van de gebeurtenissen, met inbegrip van een beschrijving van de
in de verschillende gebieden verrichte werkzaamheden en gehanteerde technieken, gelet
op de omstandigheden van het voorval.
-
d. Analytisch of ander bewijsmateriaal dat een verband legt tussen de verontreiniging
en degene die zich daaraan heeft schuldig gemaakt of die verondersteld wordt verantwoordelijk
te zijn, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een chemische analyse, het verkrijgen
van relevante informatie omtrent de wind(richting), het waarnemen van de beweging
van drijvende olie.
-
e. De organisatie van de bestrijdingsmaatregelen en de daarbij betrokken hulpmiddelen.
-
f. De doeltreffendheid van de bestrijding en de opruimingswerkzaamheden door:
-
g. Opmerkingen betreffende het gebruik en de doelmatigheid van bij de bestrijdingsmaatregelen
gebruikte bijzondere uitrusting.
-
h. Ondervonden speciale problemen.
-
i. Aanbevelingen inzake:
-
– De ter vermijding van herhaling te nemen maatregelen,
-
– Verbeteringen van de bestrijdingsmaatregelen, en
-
– Wijzigingen in het BRp.
-
j. Financiële informatie
-
1. Data waarop de werkzaamheden waren voltooid (dagelijkse en wekelijkse kosten).
-
2. Arbeidskosten (aantal en categorie medewerkers, loonkosten, gewerkte uren/dagen,
totale kosten).
-
3. Kosten van gebruikte materialen en uitrusting (oliekerende schermen, olie-afzuigapparatuur,
chemische oplosmiddelen). Totale verliezen of reparatie/herstelkosten moeten worden
aangegeven.
-
4. Vervoerskosten (aantal en type van gebruikte vervoermiddelen, aantal uren/dagen gebruik,
kosten van huur of aankoop, totale kosten).
-
5. Kosten van het zich ontdoen van de verzamelde olie(houdende stoffen).
-
6 Eventuele winst uit de verkoop van verzamelde olie(houdende stoffen).
4.8. Aan opruimingswerkzaamheden verbonden kosten voor vervanging en reparatie
-
i. Omvang van schade aan goederen.
-
ii. Beschrijving van het verloren gegane of beschadigde voorwerp dat moet worden vervangen
of gerepareerd, met inbegrip van een beschrijving van de toestand ervan toen het door
de verontreiniging werd beschadigd. De vervangings- of reparatiekosten moeten worden
aangegeven.
-
iii. ouderdom van het te vervangen voorwerp.
-
iv. Arbeidskosten.
4.9. Met de opruimingskosten samenhangende economische verliezen
-
i. Aard van de verliezen en bewijs dat het verlies is ontstaan ten gevolge van het voorval.
-
ii. Vergelijkende cijfers van inkomsten in voorgaande tijdvakken en in het tijdvak waarin
de schade werd geleden.
-
iii. Methode voor de berekening van het verlies.
4.10. Indiening van eisen tot schadevergoeding
Degene die ingevolge de paragrafen 4.8 en 4.9 hierboven een eis tot schadevergoeding
indient, dient een vordering in te dienen bij de Voorzitter van de RBc van de partij
waar het voorval van verontreiniging zich heeft voorgedaan. Elke vordering moet worden
gestaafd door bewijsmateriaal dat de berekening van de omvang van de geleden schade
vergemakkelijkt. In gevallen waarin inkomsten worden ontvangen uit de verkoop van
verzamelde olie(houdende stoffen), worden deze inkomsten evenwel op het gevorderde
bedrag in mindering gebracht.
TITEL V. Financiële regelingen
De partijen stellen alles in het werk om aan de desbetreffende RBc voldoende gelden
ter beschikking te stellen om de kosten van zowel de bestrijding van de olieverontreiniging
als de opruimingswerkzaamheden te kunnen dekken.
Ingeval zich olieverontreiniging voordoet, stelt de Voorzitter van de RBc van elke
partij een overzicht op waarin een uitvoerige verantwoording van alle bij de bestrijding
en opruiming van de olievlek gemaakte kosten wordt gegeven, opdat de kosten op een
later tijdstip op de verontreiniger(s) kunnen worden verhaald. De definitieve afrekening
van eventueel gemaakte kosten en/of het niet beslechten van een geschil dat kan rijzen
met betrekking tot de toedeling van de verantwoordelijkheid voor de olieverontreiniging
mogen geen belemmering vormen voor redelijke bestrijdings- en opruimingswerkzaamheden.
Wanneer er een officieel verzoek om bijstand wordt gedaan, vergoedt de verzoekende
partij de partij die bijstand verleent of de partijen die bijstand verlenen de kosten
van zijn/hun optreden. Wanneer de verzoekende partij het verzoek intrekt, worden de
door de bijstand verlenende partij of de bijstand verlenende partijen reeds gemaakte
kosten of aangegane verplichtingen door de verzoekende partij vergoed. Indien een
partij op eigen initiatief tot optreden is overgegaan, draagt deze partij de kosten
daarvan. Deze beginselen zijn van toepassing tenzij de betrokken partijen in een bepaald
geval anders overeenkomen. Indien de partij die bijstand verleent of de partijen die
bijstand verlenen, besluit of besluiten de kosten van de bijstand te dragen, wordt
de verzoekende partij vooraf hiervan in kennis gesteld. In dit geval stelt de partij
die bijstand verleent of de partijen die bijstand verlenen de verzoekende partij in
kennis van de bijzonderheden van de bijstand die zij zal verlenen of die zij zullen
verlenen.
Aan het einde van de opruimingswerkzaamheden wordt een technisch-operationeel en
financieel rapport opgesteld door de Voorzitter van de RBc die verantwoordelijk is
voor de bestrijdings- en opruimingswerkzaamheden. Dit rapport vermeldt alle kosten
zoals bepaald in Titel IV.
De Voorzitter van de RBc die verantwoordelijk is voor de bestrijdings- en/of opruimingswerkzaamheden
zendt het in paragraaf 5.4 bedoelde rapport toe aan de Voorzitter van de RBc van de
partij waar de olieverontreiniging is ontstaan. Laatstgenoemde is bevoegd tot terugvordering
van de desbetreffende betalingen van de verontreiniger(s) binnen een redelijke tijd
en maakt deze, indien van toepassing, over aan de Voorzitter van de andere RBc's.
In gevallen waarin de olieverontreiniging afkomstig is uit een bron buiten de wateren
onder nationale rechtsmacht of de grenzen van een van de partijen, gaat elke partij
afzonderlijk over tot het verhalen van zijn eigen kosten op de verontreiniger(s).
De bepalingen van de paragrafen 5.4 en 5.5 zijn echter van toepassing als de ene partij
kosten maakt wanneer zij de andere partij bijstaat bij de bestrijding en opruiming
van een olielozing.
De bepalingen van deze Overeenkomst mogen niet zo worden uitgelegd dat daardoor op
enigerlei wijze de rechten van de partijen worden aangetast om de kosten van optreden
om verontreiniging of de dreiging van verontreiniging tegen te gaan, op derden te
verhalen ingevolge andere toepasselijke bepalingen en regels van het nationale en
het internationale recht.
Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt de andere Overeenkomstsluitende Partij ervan
in kennis dat is voldaan aan de in haar land vereiste formaliteiten voor de goedkeuring
van deze Overeenkomst, die in werking treedt op de datum van ontvangst van de laatste
kennisgeving. Deze Overeenkomst blijft van kracht voor een tijdvak van vijf (5) jaar.
Zij blijft na genoemd tijdvak van kracht tenzij een der Partijen de andere Partij
ten minste zes kalendermaanden van tevoren schriftelijk in kennis stelt van beëindiging.
Niettegenstaande de bovenstaande bepalingen is elke Partij gerechtigd door middel
van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij deze Overeenkomst onmiddellijk
te beëindigen voor het einde van het tijdvak van vijf jaar indien zich te eniger tijd
omstandigheden voordoen die een aanmerkelijke belemmering vormen voor de verlening
van diensten ingevolge genoemd BRp, waardoor het BRp nutteloos wordt.
De twijfels en geschillen die mochten ontstaan bij de toepassing of uitlegging van
deze Overeenkomst zullen langs diplomatieke weg worden opgelost.