Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied, Münster, 08-11-2006

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-09-2007 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,

Hierna te noemen: „de Overeenkomstsluitende Partijen’’,

Zich bewust van hun verplichtingen in het kader van het Noord-Atlantisch Verdrag van 4 april 1949, het Verdrag van Brussel van 17 maart 1948, zoals aangevuld door het Protocol tot wijziging en aanvulling van het Verdrag van Brussel van 23 oktober 1954, het Verdrag betreffende de Europese Unie van 29 juli 1992, het Verdrag van Nice tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 26 februari 2001 alsmede het Handvest van de Verenigde Naties van 1945,

Vastbesloten de thans in de EU Hoofddoelstelling 2010 voor militaire capaciteiten en in het NAVO-initiatief betreffende de defensievermogens vastgelegde Europese militaire capaciteiten te versterken alsmede de verantwoordelijkheid te aanvaarden in het kader van het door de Europese Raad in Laken (december 2001) overeengekomen Europese actieprogramma ter verbetering van de militaire capaciteiten,

In aanmerking nemend het Verdrag inzake de aanwezigheid van buitenlandse strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland van 23 oktober 1954,

In aanmerking nemend het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de stationering van strijdkrachten van de Bondsrepublik Duitsland in het Koninkrijk der Nederlanden van 6 oktober 1997,

Met inachtneming van de Gemeenschappelijke Verklaring van 30 maart 1993 van de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Minister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de oprichting van een multinationaal legerkorps met initiële Nederlandse en Duitse deelname,

Gesterkt door de succesvolle herstructurering van de staf van het 1 (Duits-Nederlandse) Legerkorps tot een voor vredeshandhavingsoperaties onder leiding van de NAVO en de EU beschikbaar High Readiness Forces (Land) Headquarter met inachtneming van de geldende regelingen tussen de NAVO en de EU,

In aanmerking nemend het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens van 18 april 2001,

Vastbesloten voort te bouwen op de intensieve militaire samenwerking tussen de Nederlandse en de Duitse strijdkrachten,

In de overtuiging dat de Europese bondgenoten de effectiviteit en efficiëntie van hun defensie-inspanningen moeten verhogen door de ontwikkeling van innovatieve gemeenschappelijke maatregelen teneinde de versplintering van hun inspanningen te beperken,

Indachtig de regelingen tussen de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Minister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de samenwerking op defensiegebied waarin reeds rekening wordt gehouden met de toenemende kwaliteit van bi- en multinationale samenwerking op defensiegebied,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Doel van de Overeenkomst

In deze Overeenkomst worden de grondbeginselen van de samenwerking bij defensievraagstukken en van verdere integratie van de strijdkrachten van beide Overeenkomstsluitende Partijen vastgelegd.

Artikel 2. Omvang en grondbeginselen van de samenwerking

  • 1 De samenwerking bij defensievraagstukken zal betrekking hebben op gebieden van wederzijds belang en geschieden op basis van effectiviteit, efficiëntie en wederkerigheid.

  • 2 Deze kan onder andere de volgende gebieden omvatten:

    • 1. politieke consultaties tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland, militair-politieke en militaire consultaties tussen het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland,

    • 2. gebruik van opleidingsfaciliteiten en oefenterreinen,

    • 3. samenwerking in het kader van de staf van het 1 (Duits-Nederlandse) Legerkorps,

    • 4. oprichting van gemeenschappelijke bureaus,

    • 5. oefeningen,

    • 6. samenwerking in het kader van operaties,

    • 7. uitwisseling van personeel,

    • 8. opleiding,

    • 9. uitwisseling van informatie,

    • 10. vermindering van de administratieve druk,

    • 11. samenwerking op nieuwe gebieden met het oog op integratie en overleg met betrekking tot de besluitvorming en de grondbeginselen en methoden van bevelvoering en operaties.

  • 3 Op uitnodiging van de Overeenkomstsluitende Partijen staat de samenwerking open voor de deelname door andere staten.

Artikel 3. Uitvoeringsregelingen

De samenwerkingsgebieden worden nader geregeld in uitvoeringsregelingen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen of tussen het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 4. Toepassing van nationaal recht

  • 1 Nationale wetten en voorschriften die buiten de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland vallen, blijven onverlet.

  • 2 Nationale voorschriften die onder de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland vallen, blijven in de regel onverlet. Ter bevordering van de binationale samenwerking en efficiëntie komen de Overeenkomstsluitende Partijen overeen dat het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland aan bepaalde militaire autoriteiten de bevoegdheid kunnen verlenen van deze voorschriften af te wijken.

  • 3 Afwijkingen die buiten de gebieden/het kader vallen als omschreven in het tweede lid kunnen door de aangewezen militaire autoriteiten via de in artikel 5 genoemde stuurgroep voor overleg en ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 5. Stuurgroep

  • 1 Alle werkzaamheden van de Ministeries van Defensie in het kader van deze Overeenkomst worden gecoördineerd door een stuurgroep (High Level Steering Group), die de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Minister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland bij alle vraagstukken daaromtrent adviseert.

  • 2 De stuurgroep (High Level Steering Group) wordt gevormd door de beleidsdirecteur van het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en het hoofd van de stafafdeling voor militair beleid (Stabsabteilungsleiter Militärpolitik) van het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland. De stuurgroep wordt zo nodig versterkt met deskundigen van de Ministeries van Defensie van beide Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 6. Rechtspositie van het personeel

  • 1 De rechtspositie van het personeel van de Overeenkomstsluitende Partijen en van hun gezinsleden wordt bepaald door het beginsel van wederkerigheid.

  • 2 Met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van een Overeenkomstsluitende Partij en hun gezinsleden die zich op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij bevinden, komt in het bijzonder de toepassing van een of eventueel meerdere van de volgenden verdragen in aanmerking:

    • 1. Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (NAVO-Statusverdrag) van 19 juni 1951,

    • 2. Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd op 18 maart 1993, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten,

    • 3. Notawisseling van 25 september 1990, zoals gewijzigd op 12 september 1994, juncto het NAVO-Statusverdrag, de sub 2 genoemde Aanvullende Overeenkomst en de desbetreffende regelingen,

    • 4. Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse krijgsmachten van 6 oktober 1997,

    • 5. Protocol bij de Aanvullende Overeenkomst van 6 oktober 1997 bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse krijgsmachten van 6 oktober 1997.

Artikel 7. Wachtdienst

  • 1 Door beide staten gebruikte voorzieningen/faciliteiten of terreinen op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen kunnen door binationale wachtposten worden bewaakt, voor zover de wachtsoldaten van de zendstaat dezelfde bevoegdheden hebben als de wachtsoldaten van de ontvangende staat.

  • 2 Binationale wachtposten staan tijdens de wachtdienst uitsluitend onder het gezag van de meerderen van de wachtposten van de ontvangende staat.

  • 3 Voor binationale wachtposten buiten het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen worden bijzondere regelingen toegepast.

Artikel 8. Financiële grondbeginselen en regelingen

  • 1 De samenwerking in het kader van deze Overeenkomst geschiedt op basis van wederkerigheid en een evenwichtige verdeling van de lasten.

  • 2 Gedetailleerde financiële regelingen dienen te worden vastgelegd in de desbetreffende uitvoeringsregeling voor het specifieke samenwerkingsgebied.

Artikel 9. Openbaarmaking van informatie

De bepalingen van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens van 18 april 2001 zijn van toepassing.

Artikel 10. Beslechting van geschillen

Alle geschillen die voortvloeien uit of verband houden met deze Overeenkomst worden uitsluitend door onderling overleg en onderlinge consultaties tussen de Overeenkomstsluitende Partijen op een zo laag mogelijk niveau beslecht.

Artikel 11. Slotbepalingen

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar hebben medegedeeld dat aan de nationale vereisten voor inwerkingtreding is voldaan. Bepalend is de datum van ontvangst van de laatste mededeling.

  • 2 De Overeenkomst wordt met ingang van de datum van ondertekening voorlopig toegepast met inachtneming van het respectieve nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partijen.

  • 3 Wijzigingen van deze Overeenkomst geschieden in onderling overleg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen. Op de inwerkingtreding ervan is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Deze Overeenkomst kan door elke Overeenkomstsluitende Partij met inachtneming van een termijn van twaalf maanden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Overeenkomstsluitende Partij worden opgezegd. De Overeenkomstsluitende Partijen consulteren elkaar teneinde voor alle partijen acceptabele voorwaarden voor opzegging overeen te komen.

  • 5 Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden geldt deze Overeenkomst uitsluitend voor het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

GEDAAN te Münster op 8 november 2006 in twee originele exemplaren, elk in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

KAMP

Voor de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland

U. BRANDENBURG

CHRISTIAN SCHMIDT

Naar boven