De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, de Regering van de Bondsrepubliek
Duitsland, de Regering van de Franse Republiek, de Regering van het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna te noemen „de Vier Regeringen");
Gelet op de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, de Bondsrepubliek
Duitsland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna
te noemen „de Drie Regeringen") inzake samenwerking bij de ontwikkeling en exploitatie
van het gas-ultracentrifugeprocédé voor de productie van verrijkt uranium van 4 maart
1970 (hierna te noemen „het Verdrag van Almelo");
Gelet op het voornemen van Areva het door Urenco ontwikkelde procédé te gebruiken
voor het produceren van verrijkt uranium ten behoeve van andere doeleinden dan de
productie van voor de vervaardiging van wapens geschikt uranium voor het vervaardigen
van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen;
Gelet op de joint venture die is aangegaan tussen Urenco en Areva met het oog op onderzoek
en ontwikkeling inzake ultracentrifugetechnologie, de vervaardiging van gascentrifuges
en daarmee verwante technologie en activiteiten, Enrichment Technology Company Ltd
geheten, met inbegrip van haar dochtermaatschappijen en de mogelijke rechtsopvolgers
daarvan (hierna te noemen „ETC");
Overwegend dat Areva haar diffusie-installatie zo snel mogelijk wil vervangen;
Gelet op artikel IX van het Verdrag van Almelo en geleid door de wens een intergouvernementeel
kader vast te stellen tussen de Drie Regeringen en de Regering van de Franse Republiek
ten behoeve van samenwerking met betrekking tot ETC inzake alle onderzoek en ontwikkeling
op het gebied van gas-ultracentrifuge, en de vervaardiging van gascentrifuges en daarmee
verwante technologieën van Urenco en Areva;
Erkennend dat de verrijking van uranium een dienst is;
Gelet op het voornemen van Urenco en Areva niettegenstaande de oprichting van ETC
onafhankelijke concurrenten te blijven op het gebied van verrijkingsdiensten;
Overwegend dat de Drie Regeringen internationale verplichtingen zijn aangegaan als
partijen bij het Verdrag van Almelo met betrekking tot het gebruik, de beveiliging
en behandeling van gegevens en uitrusting betreffende ultracentrifugetechnologie alsmede
grondstoffen of speciale splijtstoffen die door middel van dergelijke technologie
worden bewerkt;
Overwegend dat de Vier Regeringen beleidslijnen hebben vastgesteld voor de beveiliging
van gegevens aangaande ultracentrifugetechnologie;
Overwegend dat de Vier Regeringen zijn toegetreden tot het Verdrag inzake de niet-verspreiding
van kernwapens van 1 juli 1968 (hierna te noemen „het NPV"), het Statuut van de Internationale
Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) van 26 oktober 1956, IAEA-document INFCIRC/254/Rev.6/Part1
van 16 mei 2003 en herzieningen daarvan (hierna te noemen „de Richtlijnen voor nucleaire
overdrachten"), en het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal van
3 maart 1980;
Erkennend dat alle Vier Regeringen waarborgovereenkomsten met de IAEA zijn aangegaan;
Voornemens te waarborgen dat alle activiteiten van ETC verenigbaar zijn met de beleidslijnen
van de Vier Regeringen ten aanzien van de niet-verspreiding van kernwapens en met
hun internationale verplichtingen op dat gebied;
Gelet op het feit dat de Vier Regeringen verplicht zijn kernmateriaal te beveiligen
krachtens de voorwaarden van de Verklaring van een gemeenschappelijk beleid van de
Europese Gemeenschap, door de IAEA in april 1985 gepubliceerd in INFCIRC/322;
Overwegend dat de Vier Regeringen partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van de
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van 25 maart 1957 (hierna te noemen „het Euratom-verdrag");
Gezien de doelstelling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen zoals vervat
in haar Groenboek „Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening„
met betrekking tot samenwerking op het gebied van nieuwe technologieën;
Zijn het volgende overeengekomen: